• No results found

Andere taalkundige moeilijkheden

6. Observaties binnen de NT2-lessen

6.3. Andere taalkundige moeilijkheden

Behalve taalvariatie, kwamen ook andere taalkundige moeilijkheden aan de oppervlakte tijdens de observaties. Waar de cursisten tijdens de observatieperiode het meeste moeite mee hadden op het vlak van grammatica, was inversie. Veronique corrigeerde de cursisten altijd als ze de inversie niet of fout toepasten (veldnotities LES, p. 4, r. 116-123; p. 12, r. 39- 41; p. 14, r. 140-143; p. 49, r. 12-37; p. 50, r. 42-45; p. 71, r. 297-300) en is van mening dat de inversie op dit niveau niet meer verkeerd mag worden toegepast (ibid. p. 28, r. 17-22). Enkele cursisten gaven aan dat ze het moeilijk vinden om te weten wanneer een klinker kort of lang wordt uitgesproken, ook zinsbouw en scheidbare werkwoorden zijn elementen waarmee de meeste cursisten het moeilijk hebben (cf. Fragment 6-24).

Fragment 6-24 (veldnotities LES dinsdag 14/11/17)

Veronique vraagt de cursisten wat ze moeilijk vinden aan het Nederlands. Ze geven antwoorden als de scheidbare werkwoorden, maar ook de zinsbouw en de structuur. Ze vinden Nederlands gemakkelijker om te schrijven dan om het te spreken. (…) De cursisten geven ook aan dat ze het niet gemakkelijk vinden om te weten wanneer een klinker kort of lang wordt uitgesproken. Er worden voorbeelden aangehaald als wafel vs. kat, man vs.

maan, bom vs. boom.

Ook blijken veel cursisten moeite te hebben met conjuncties, met name ‘opdat’ (veldnotities LES, p. 51, r. 85-92), ‘als’ in tegenstelling tot ‘toen’ (ibid., p. 56, r. 43-63), ‘zodra’ (ibid., pp. 56-57, r. 76-86) en het verschil tussen ‘nu’ als conjunctie en als bijwoord (ibid., p. 66, r. 76-84).

Sommige moedertalen blijken minder bevorderlijk voor het leren van Nederlands dan andere. Zo wijst Wahida erop dat in het Arabisch de klank ‘p’ niet bestaat, waardoor ze moeite heeft met het onderscheid tussen een ‘b’ een ‘p’ (veldnotities LES, p. 4, r. 135-137). Hetzelfde geldt voor tweeklanken als ‘oe’ en ‘ui’ (ibid., p. 39, r. 146-148). Spaanstaligen hebben dan weer meer moeite met het uitspreken van de eind-t, Carlos volgt er zelfs logopedie voor (ibid., p. 71, r. 300-303). Wat betreft de lidwoorden, zijn sprekers van Slavische talen enigszins benadeeld, aangezien zij geen lidwoorden hebben (cf. Fragment 6-25). Daarom laten ze de lidwoorden geregeld weg (ibid.; zie ook veldnotities EX, p. 3, r. 98-99). Veronique geeft echter toe dat ze niet erg streng is op het foute gebruik van lidwoorden.

Fragment 6-25 (veldnotities LES dinsdag 14/11/17)

Een andere moeilijkheid van het Nederlands zijn de bepaalde lidwoorden de en het. Dawid zegt als grapje dat hij daar niet aan meedoet. Veronique moet lachen. De andere cursisten met het Russisch en het Pools als moedertaal leggen uit dat in hun talen lidwoorden niet bestaan. Veronique geeft toe aan de klas dat fouten tegen de bepaalde lidwoorden haar

78

niet echt storen. Eén van de cursisten oppert dat ze ook fouten zullen maken tegen de aanwijzende voornaamwoorden dit en dat als ze de bepaalde lidwoorden niet onder de knie hebben. Veronique geeft toe dat dat klopt, en zegt dat dat ook geldt voor de verbuigings-e bij adjectieven.

Dat was ook te merken tijdens de lessen. Er deden zich veel situaties voor waarin een cursist het verkeerde bepaalde lidwoord gebruikte en niet gecorrigeerd werd (veldnotities LES, p. 14, r. 140-143; p. 19, r. 49-53; p. 21, r. 116-118; p. 22, r. 172-176). Eén keer corrigeerde Veronique het lidwoord wel impliciet door het op de juiste manier te herhalen, zonder de cursiste (Farideh) er expliciet op te wijzen (ibid., p. 44, r. 333-335). Tijdens het retrospectieve interview bevestigde Veronique dat ze minder belang hecht aan een juist gebruik van de bepaalde lidwoorden, omdat ze erkent dat het moeilijke materie is voor de cursisten [25 01 18 – INT Veronique; 295-328]. Voor haar is een juiste zinsconstructie belangrijker. Bij hoogfrequente woorden die al in de lagere niveaus vaak aan bod komen, vindt Veronique het wel storend als het foute lidwoord wordt gebruikt.

Daarnaast kwam er een struikelblok naar voren op het vlak van taalreceptie, meer bepaald een te hoog spreektempo bij moedertaalsprekers (veldnotities LES, p. 2, r. 48-55). Ook uit de vragenlijsten bleek dat communicatiemoeilijkheden vaak te wijten zijn aan een te hoog spreektempo, vaak in combinatie met andere oorzaken zoals substandaard taalgebruik en/of een slechte articulatie. In mindere mate kwam het gebruik van onbekende woordenschat naar voren als oorzaak voor communicatiemoeilijkheden. Wanneer we Veronique erover bevragen, denkt ze dat het tempo vooral een probleem vormt tijdens telefoongesprekken, omdat de Nederlandstalige gesprekspartner minder snel beseft dat hij niet begrepen wordt omdat hij zijn anderstalige gesprekspartner niet kan zien (cf. Fragment 6-26). Volgens wat Veronique van cursisten heeft gehoord, hebben ze meer moeite met substandaard taalgebruik dan met het spreektempo, wat in lijn ligt met de resultaten uit de enquête van Begine (2017).

Fragment 6-26 [25 01 18 – INT Veronique; 167-174]

1 EVH: In welke mate denk je dat die tussentaal of die dialecten bij Vlamingen het probleem zijn… Denk je dat ze… Als ze [de cursisten, EVH] dus moeilijkheden hebben om mensen te begrijpen op straat, denk je dat het dan vooral aan die tussentaal ligt? Of denk je dat bijvoorbeeld spreektempo misschien een groter of even groot probleem zou kunnen zijn? (…) Heb je daar een zicht op of spreken studenten daarover met jou? 2 V: Ik denk… Zij zeggen zelf wel altijd dat ze meer problemen hebben met dialect dan

met het tempo.

3 EVH: Oké. En wordt dat ook wel gezegd dat ze daar last mee hebben? Of minder vaak? 4 V: Ik denk dat in face-to-face-communicatie dat tempo minder een probleem is. Ik kan

5 EVH: Ah ja, oké.

6 V: Vaak zeggen ze dat dan als we telefoongesprekken doen, “Het gaat zo snel en je ziet dat…”, ja.

7 EVH: Je ziet de andere natuurlijk niet.

8 V: Als je de andere ziet, dan hebben mensen ook wel… “Ja, begrijpt die het nu of niet?” en dan gaat dat tempo misschien wel iets sneller aangepast worden dan… Aan de telefoon is dat een groter probleem. Dat vinden ze vaak wel moeilijk.

We kunnen concluderen dat inversie het grammaticale kenmerk bij uitstek is waar de cursisten mee worstelen. Daarnaast vormen ook andere elementen die betrekking hebben op de zinsstructuur, zoals scheidbare werkwoorden en conjuncties, een struikelblok. Verder kan interferentie van de moedertaal optreden en blijken lidwoorden voor alle cursisten een moeilijkheid, hoewel Veronique fouten daartegen niet vaak corrigeert. Qua taalreceptie blijkt spreektempo, naast substandaard taalgebruik, er ook voor te zorgen dat de cursisten moeite hebben met het begrijpen van moedertaalsprekers.