• No results found

Verbeteringen van de eerste modelversie

2 Vergroten van de verklaringskracht

2.10 Conclusies; hoe verder? Conclusies

In een poging om een aantal onderdelen van de eerste versie van PMJ-CB te verbeteren, hebben we ons gericht op negen zaakstypen die om een of andere reden een niet-bevredigende modelspecificatie te zien gaven. Het gaat daarbij alleen om het beroep op de rechter in eerste aanleg. De verbetering van delen van het model die betrekking hebben op zaken in hoger beroep of cassatie zal in 2007 ter hand worden genomen.

De hier uitgevoerde pogingen tot verbetering waren gedeeltelijk succesvol. In vier van de negen gevallen werd een duidelijke verbetering bereikt, dankzij het opnemen van meer specifieke, beter bij het betreffende type zaak passende verklarende variabelen. Het gaat om dagvaardingen en verzoekschriften in huurzaken, kort gedingen en belastingzaken. In twee andere gevallen konden enige verbeteringen worden aangebracht, zonder verandering van de

specificatie. Dat betreft sociale verzekeringszaken en ex-AROB-zaken. De verbeteringen hebben hier betrekking op aanpassing en correctie van de in de analyse gebruikte instroomreeksen. In de andere drie gevallen, namelijk bij dagvaardingen in arbeidszaken, (overige) familiezaken en ambtenarenzaken, kon geen verbetering worden gevonden.

Waar brengt dit resultaat ons nu, wanneer we het tevens bezien in combinatie met het resultaat van de eerste versie van het PMJ-CB-model? Hoe kunnen we de bereikte resultaten duiden, en hoe dienen we met de ontwikkeling en toepassing van dit model verder te gaan? Ofwel: waar staan we en kunnen we anders?

De voornaamste doelstelling bij de ontwikkeling van PMJ-CB was te komen tot zo betrouwbaar mogelijke voorspellingen. We kunnen vaststellen dat de via het verklaringsmodel verkregen inzichten meerwaarde opleveren ten opzichte van de methode van extrapolatie. Dat bleek al bij de ‘in-sample’-prognoses met de eerste versie van het model in Leertouwer et al. (2005). Het blijkt opnieuw uit de resultaten van de evaluatie van PMJ-CB door SEO Economisch Onderzoek (2006).

SEO Economisch Onderzoek constateert dat PMJ-CB in het algemeen kleinere voorspelfouten kent dan de extrapolatiemethode en dit is een belangrijk argument om te adviseren het huidige model voor de voorbereiding van de begroting te gebruiken. Een tweede doelstelling bij de ontwikkeling van PMJ-CB was om inzicht te verkrijgen in de achtergronden van ontwikkelingen in het beroep op de civielrechtelijke en bestuursrechtelijke ketens. Ook hierin is enig succes geboekt. Zo hebben we nu een beter zicht op het kwantitatieve belang van economische en demografische ontwikkelingen voor het beroep op de rechter. SEO Economisch Onderzoek constateert dat de gehanteerde methode om verbanden te schatten valide is.

Het is echter ook duidelijk dat de inzichten die PMJ-CB tot nu toe heeft opgeleverd flinke beperkingen kennen. Zo zijn voorspelfouten met het model soms ook nu nog groot. Dit is deels het gevolg van de noodzaak om bij voorspellingen gebruik te maken van externe prognoses van verklarende

variabelen waar ook onzekerheden aan kleven. We gaan hier uitgebreider op in in hoofdstuk 3.

Een andere oorzaak van soms grote voorspelfouten in het model komt voort uit de bevinding dat de mate waarin het model in staat is de variatie in de groei van de instroom bij de rechter in het verleden te verklaren, beperkt is. De gevallen waarin het model in staat is meer dan de helft van deze variatie (op het niveau van individuele gerechten) te verklaren, zijn zeldzaam. Vaak is de

verklaringskracht aanzienlijk minder groot. Ook om andere redenen is een deel van de specificaties niet bevredigend, en pogingen om dit te verhelpen leveren slechts in een beperkt aantal gevallen rendement. Kortom: er blijven nog altijd onverklaarde ontwikkelingen over, en de vraag is op welke manier het zicht op deze ontwikkelingen, en daarmee PMJ-CB, verder kan worden verbeterd. Hoe verder?

In sommige gevallen zijn de beschikbare gegevens over verklarende variabelen (op regionaal niveau) nog te beperkt om betrouwbare relaties te kunnen schatten. Deze situatie kan over enige jaren verbeterd zijn, hetgeen nieuwe mogelijkheden tot schatting oplevert.

Daarnaast kan dan de opneming van enkele andere verklarende variabelen die tot nu toe nog niet beschikbaar waren, tot vergroting van het inzicht bijdragen. Een kandidaat in dit opzicht vormt de doorlooptijd van zaken. Deze speelt mogelijk een rol bij de afweging van rechtzoekenden om wel of niet naar de rechter te stappen. Een eerste verkenning van de mogelijkheden om deze variabele op te nemen in PMJ-CB wordt beschreven in hoofdstuk 5 van dit rapport. Aan de opname van doorlooptijden in het model zal in 2007 verder worden gewerkt.

Het is overigens te verwachten dat ook na toevoeging van dergelijke variabelen ons inzicht in de achtergronden van ontwikkelingen in het beroep op de rechter beperkt blijft. Dit verschijnsel doet zich ook voor bij het in een verder stadium van ontwikkeling zijnde model van de veiligheidsketen (PMJ-V).

Op minstens drie punten lopen we tegen beperkingen van de huidige wijze van modellering aan. Deze punten kunnen impliciet betekenen dat via de huidige wijze van modellering slechts een beperkte verklaringskracht kan worden bereikt en dat sommige verbanden ‘verborgen’ blijven.

1. Zowel bij sommige civiele zaken als bij bestuursrechtelijke zaken, kan de invloed van het beleid van repeat players op het beroep op de rechter heel groot zijn. Zo kan het incassobeleid van grote bedrijven van invloed zijn op het aantal handelszaken bij de kantonrechter, en het beleid van de UWV op het aantal sociale verzekeringszaken dat voor de bestuursrechter komt. Van Erp en Klein Haarhuis (2006) laten zien dat de selectieve werking van procedures in het voorportaal van de rechter (bezwaarcommissies

bestuurszaken, geschillencommissies consumentenzaken, huurcommissies) groot is. Daarmee is ook de mogelijke invloed van veranderingen op dit

gebied groot. Dit geldt voor analyses van ontwikkelingen in het verleden, en voor te verwachten ontwikkelingen in de toekomst. Weliswaar hebben we in een aantal gevallen al enig zicht op de rol van deze voorportalen in het verleden, maar daarmee is deze rol nog niet systematisch in PMJ-CB verwerkt. Gebruik van informatie van het beleid van deze repeat players bij de opstelling van prognoses kan het inzicht in achtergronden van het beroep op de rechter en de kwaliteit van voorspellingen op dat gebied verbeteren.

2. Er is slechts een beperkte rol weggelegd voor theoretische onderbouwing van de gekozen modelspecificaties. Deze rol beperkt zich tot de selectie van mogelijk relevante groepen variabelen op basis van theoretische noties uit rechtssociologie en rechtseconomie. Problemen zijn dat de theoretische noties vaak slechts globaal zijn en slechts beperkt te operationaliseren Verder spelen beslissingsprocessen in werkelijkheid primair op het

microniveau van individuele rechtzoekenden. De vertaling naar relaties op het macroniveau (het totale beroep op de rechter) kan dan slechts een globale benadering vormen, die mogelijk te grof is. Verklarende variabelen hebben in dit kader vaak het kenmerk van gemiddelden, waarbij

verdelingskenmerken buiten beschouwing blijven.

De mogelijkheden om via een sterkere theoretische onderbouwing het model te verbeteren, verdienen nadere verkenning. Daarbij is een poging tot een empirische invulling van een micro-economisch theoretisch model van de determinanten van het beroep op de rechter de moeite waard, zie bijvoorbeeld Kamphorst en Van Velthoven (2006).

3. Een factor die bij de instroom van sommige typen zaken een belangrijke rol kan spelen, is de doorwerking van nieuwe wet- en regelgeving en, daaraan gekoppeld, de rol van jurisprudentie. Tot nu toe is in PMJ-CB alleen

gekeken of bepaalde geïnventariseerde veranderingen in wet- of regelgeving een abrupt effect op de instroom hebben gehad. Daarnaast wordt bij de beleidsneutrale prognoses van PMJ-CB uitgegaan van ongewijzigde wet- en regelgeving. De afzonderlijk geschatte gevolgen van eventuele

veranderingen in wet- en regelgeving voor het beroep op de rechter kunnen daarop worden ‘gesuperponeerd’.

Het effect van nieuwe wet- en regelgeving op het beroep op de rechter kan echter gecompliceerder liggen, en daarbij is met name de doorwerking van het effect van jurisprudentie van belang. Dari-Mattiacci en Deffains (2006) laten in een gestileerd model zien dat het effect van nieuwe wet- of regelgeving

aanvankelijk kan betekenen dat, als gevolg van onzekerheid over de interpretatie, meer zaken voor de rechter komen. De vervolgens door rechterlijke uitspraken toenemende zekerheid over de interpretatie, kan

vervolgens weer voor een daling zorgen. De vraag is of aan deze notie praktische invulling kan worden gegeven. Te verwachten is dat het belang van

jurisprudentie bij verandering van wet- of regelgeving van geval tot geval kan verschillen. In bepaalde incidentele gevallen is de invloed van jurisprudentie wel duidelijk aanwijsbaar. Een inventarisatie van die gevallen en de wijze van