• No results found

Tot slot bekijk ik in hoe verre ik antwoorden op mijn vragen heb verkregen:

o Wat zijn de uitgangspunten waarop het samenwerkingsverband ‘de brede school’ is gestoeld en hoe wordt dit gerealiseerd?

De brede school is ontstaan uit een behoefte om, vanwege een veranderende samenleving, kinderen meer dan alleen cognitieve vaardigheden mee te geven. Er wordt belang aan gehecht meer vormend te werken ook aan de sociale, creatieve ontwikkeling van kinderen. Kinderen moeten opgroeien als volwaardige burgers en hun verschillende talenten en vaardigheden ontdekken en leren in zetten. Tegelijkertijd lijkt de bemoeienis vanuit thuis op de ontwikkeling terug te nemen. Enerzijds door ander culturele benaderingen, door en groter arbeidsparticipatie van de ouders, of zelfs door het terug lopen van het aanbod vanuit de samenleving (denk bijvoorbeeld aan dorpskernen waar allerlei voorzieningen verdwijnen). Een logische stap lijkt het om meer activiteiten bij de scholen samen te brengen en het zo mogelijk te maken er alle kinderen mee te bereiken.

o Vertalen deze uitgangspunten zich dit terug in een werkwijze of methodiek en zo ja, op welke manier?

o Wat is de inbreng van de diverse partners die zich in het brede schoolverband onderscheiden?

Vooral de inbreng van de welzijnsinstellingen geeft een richting aan de benaderingswijze van de brede school. Zij lijken een katalysator te zijn om tot de vernieuwing te komen waar in de maatschappij behoefte aan bestaat: samenwerking vanuit diverse partners met verschillende invalshoeken op het leerproces van kinderen. Daarnaast is er een tendens naar een specifieke leerstijl: het levensechte leren. Leersituaties die meer uit gaan van een werkelijkheids nabije situatie. Na inventarisatie van de activiteiten in de brede scholen komen drie categorieën van activiteiten naar voren: activiteiten die meer inzetten op maatschappelijke participatie, of op oriëntatie en ontmoeting of juist het stimuleren van specifieke competenties na streven. Het gaat hier niet om een hele strikt onderscheid. Een opmerkelijke ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij de samenwerking met bibliotheken (Grinten, Studulski, 2007). Bij een quick-scan door het onderzoeksbureau, Sardes, kwam naar voren dat hoewel er tussen de onderzoeksmomenten in 2003 en 2006, meer brede scholen waren ontstaan en er ook meer kennis was over van wat een brede school beoogd, de samenwerking tussen bibliotheken en brede scholen was gestagneerd en vooral de uitvoering van nieuwe plannen was verminderd. Echter een uit financiële nood geboren idee waarbij kinderen zelf het beheer van de bibliotheek in hun brede school op zich namen, werd met succes uitgevoerd. Dit sluit nauw aan bij het idee een meer authentieke manier van leren.

o Wat is kenmerkend voor de activiteiten in kunst en cultuur in de brede school?

Het is moeilijk om uit de onderzoeken tot een overkoepelend kenmerk te komen. Het kan gaan om en kennismaking, maar ook om een lange leerlijn. Hierbij moet natuurlijk wel in ogenschouw worden gehouden dat we over onderwijs binnen-schools spreken, naschools zal er niet snel sprake zijn van een lange leerlijn, maar eerder van korte introductie cursussen: het kunstmenu.

Het betrekken van ouders en de buurt komt in deze onderzoeken niet naar voren, het wordt een keer als verbeter punt aangehaald.

o Wat is kenmerkend voor de werkwijzen in kunst en cultuuronderwijs in de brede school?

Alle brede scholen in de vergelijking willen graag gebruik maken van de speciale eigenschappen kunst en kunstonderwijs: kennis maken met andere invalshoeken, mensen en mogelijkheden, het ontwikkelen van vaardigheden als waarnemen, samenwerken ontwikkelen van creativiteit en scheppen. Nieuw is dit te doen door middel van een ‘echte’ kunstenaar in de school te halen, die zijn eigen intuïtieve en kunsteigen werkwijze meebrengt. Juist deze authentieke werkwijze van de kunstenaar lijkt interessant. Vandaar dat er in sommige gevallen kunstateliers in de scholen worden ingericht waar de leerlingen op onderzoek kunnen gaan en contact maken en raad vragen aan de kunstenaars. Er lijkt een onderscheid te zijn tussen de kunstenaar en de kunstdocent. Het laatste is meer gericht op het stapsgewijs aanbieden van vaardigheden. Daar staat tegenover dat de zowel de kunstenaar als de kunstdocent op een voor hun ongebruikelijke plaats en situatie aan de slag gaan: in een school met vaak relatief grote groepen. In de pinnenschoolse projecten wordt er dan ook bewust voor gekozen de groepsleerkracht aanwezig te laten zijn om orde problemen te ondervangen. Maar dan nog ontbreekt het de kunstenaar/ kunstdocent in de ogen van de

groepsleerkrachten vaak aan voldoende pedagogische en didactisch inzicht. De leerkrachten kunnen, als ze aanwezig blijven hun leerlingen wel zien in aan andere situatie, waarbij andere kwaliteiten van de leerling worden aangesproken.

De gebruikelijke wijze in het kunstonderwijs is de activiteiten als volgt te benoemen: receptief, productief en reflectief (toelichten).

Deze invalshoek brengt niet veel onderscheid aan het licht, omdat ieder het zegt na te streven.

Wel meen ik onderscheid te herkennen in hoeverre deze kwalificaties zijn vermengd en tegelijkertijd worden gebruikt: juist omdat het werkproces van een actieve kunstenaar een samengaan is van reflectie- receptie en productie.

Daar staat tegenover dat voor vooral kunstvormen als muziek en in mindere mate dans, de behoefte wordt gevoeld eerst voor genoeg bagage te zorgen, voor de kinderen zelf aan de slag kunnen. Deze vormen worden dan ook liefst in een meer continu programma aan geboden.

o Welke rol kunnen centra voor kunst en cultuur hierin vervullen?

Er bestaat vanuit de brede scholen een grote behoefte kunst en cultuur onderwijs in te zetten in de brede school. De ervaringswereld van de kinderen wordt vergroot en dat komt ten goede aan hun algemene en culturele ontwikkeling. Ook kunnen kunst en cultuur worden ingezet om aan sociale en communicatieve vaardigheden te werken. Zij bieden immers aan kinderen andere dan talige manieren om zich te uiten (drama, muziek, beeldende vorming), waardoor kinderen verschillende competenties kunnen ontwikkelen. Ten slotte kan een sterke sociale en culturele rol van een brede school de sociale cohesie en leefbaarheid in de wijk vergroten, bijvoorbeeld door gezamenlijk een kunstwerk in de wijk te realiseren of door kunstenaars in de wijk te betrekken bij de brede school. Grinten, M. van der, e.a.(2007). Centra voor de kunsten kunnen dat heel goed aan bieden. Ze zouden daarbij hun eigen kwaliteiten beter zichtbaar moeten maken: Kunstdocenten die aan een centrum voor kunst en cultuur werken zijn veelal ook nog actief als uitvoerend kunstenaar. Daarnaast hebben deze docenten veel ervaring in het overdragen van kunstzinnige vaardigheden. Werken in een school vraagt echter meer vaardigheden op het pedagogische en didactische gebied. De centra voor de kunsten zouden hun docenten, meer dan gebruikelijk kunnen aan spreken op hun scheppende activiteiten en er meer waarde aan toe kennen. Ze zouden een vorm kunnen zoeken deze kwaliteiten van hun docenten in te zetten en tegelijkertijd zorgen voor een aanvullende scholing om goed te kunnen functioneren in een schoolsituatie. Daarnaast zouden zij hun aanbod beter kunnen onderbouwen en omschrijven in termen zoals bij welzijnsinstanties gebruikelijk, bijvoorbeeld: maatschappelijke participatie, oriëntatie en ontmoeting, stimuleren van specifieke competenties. Voor brede scholen is het dan makkelijker een beeld te krijgen waar het aanbod op gericht is. Aan de andere kant blijkt uit de diversiteit bij deze activiteiten en uit het feit dat leerlijnen (zelfs waarbij uitgegaan wordt van hetzelfde concept) toch niet zomaar overplaatsbaar zijn, dat veel aanbod ook schoolspecifiek is. Ook de experts uit het onderzoek naar de randvoorwaarden menen dat het aanbod nog vraag gerichter zou moeten zijn en materiaal meer in samenwerking met de betreffende brede school ontwikkeld zou moeten worden.

Ik vind het interessant te bestuderen hoe een meer authentieke invulling aan het kunstonderwijs in het algemeen en aan het kunstonderwijs in brede school meer bijzonder zou kunnen worden gegeven. Dit

zou een richting kunnen zijn voor het vervolg onderzoek. Maar ook het vergelijken van het profiel van een brede school en de keuze voor welk kunst en cultuuraanbod dan gemaakt wordt. Heeft dit wel of geen merkbare invloed?