• No results found

5. Conclusies en discussie

5.1. Conclusies en hypotheses voor toekomstig onderzoek

De vraag die in dit onderzoek centraal stond luidde:

-

In hoeverre bestaat er een verschil in kennis van verschillende talen en opvattingen over talen en meertaligheid tussen basisschoolleerlingen van 9 tot 12 jaar die lessen talensensibilisering hebben gehad, leerlingen die geen lessen talensensibilisering hebben gehad, en leerlingen die op een meertalige school zitten?

In dit hoofdstuk zal worden besproken welke conclusies getrokken kunnen worden uit de in hoofdstuk 4 omschreven resultaten en welke hypotheses hieraan kunnen worden verbonden voor toekomstig onderzoek.

5.1.1.Conclusies en hypotheses over kennis

De leerlingen van de controlegroepen scharen zichzelf in zekere mate al met een beetje kennis van andere talen onder de noemer meertalig. Dit is in contrast met de beoogde meertaligheid in het rapport Verkenning Talen voor Nederland (2017) waarin Nederlanders vreemde talen zouden moeten spreken op ’een niveau waarmee zij zich in de praktijk in uiteenlopende situaties kunnen redden’. Het lijkt erop dat de experimentele groep een ander, meer accuraat, beeld heeft over wat het betekent om meertalig te zijn. Meerdere leerlingen uit deze groep (4 van de 13, 30%) noemen zichzelf niet meertalig ondanks dat zij wel aangeven kennis van meerdere talen te hebben. Dit terwijl uit de andere groepen veel leerlingen zich met een beetje kennis van andere talen toch meertalig noemen (27 van de 45, 60%) en slechts vier leerlingen die aangeven kennis te hebben van meerdere talen aangeven dat zij vinden niet meertalig zijn (9%). Hier moet wel bij gezegd worden dat de andere leerlingen aangaven in zekere mate meertalig te zijn. Het kan zijn dat de leerlingen uit de experimentele groep zich ondanks kennis van andere talen niet als meertalig zien, omdat zij filmpjes bekeken hebben over mensen die meertalig zijn en het niveau gezien hebben waarop deze mensen de andere talen spreken.

Op een aantal vlakken bezitten de experimentele leerlingen meer kennis dan de andere leerlingen. Zo weten zij bijvoorbeeld meer onderdelen van taal te noemen (28 antwoorden tegenover 14, 12 en 9), meer verschillende talen te benoemen (43 unieke talen, tegenover 30, 27 en 27), meer

verschillende woorden uit meer unieke talen en hebben zij duidelijk een beter idee van hoeveel talen er op de wereld zijn. Dit kan een direct gevolg zijn van de lessenreeks waarin zij deze dingen geleerd hebben en bezig zijn geweest na te denken over verschillende onderdelen van taal. Op andere vlakken bezitten de leerlingen uit de meertalige groep meer kennis. Dit viel te verwachten gezien de meertalige omgeving waarin zij les krijgen. Ook kwamen de leerlingen uit controlegroep 1 soms met evenveel antwoorden als de experimentele groep. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Zo zou het te maken kunnen hebben met een gelijk niveau van intelligentie, sociaal economische achtergrond of de gelijke vorm van onderwijs, of een combinatie van deze factoren. Controlegroep 2 scoort duidelijk minder op de meeste kennisvlakken. Dit zou kunnen komen vanwege sociaal economische achtergrond en/of intelligentie. Toch is het duidelijk dat andere talen en het gebruik ervan wel leven onder deze leerlingen. Zo weten zij op de vraag wanneer ze denken dat meertalige leerlingen welke taal spreken en met wie, meer antwoorden te geven dan de andere groepen. Er is dus veel meertaligheid aanwezig in de school waar de leerlingen zich goed bewust van zijn, maar vanuit de school wordt dit wellicht niet als belangrijk gezien.

Vooralsnog kan er gezegd worden dat de leerlingen uit de experimentele groep iets meer kennis tentoonspreidde dan de controlegroepen, hoewel niet meer of minder dan de meertalige groep. Uitgaande van toekomstig onderzoek zonder een meertalige groep, luidt de hypothese over kennis dan als volgt:

-

Leerlingen die een lessenreeks talensensibilisering hebben gehad, bezitten meer kennis over meer verschillende talen dan leerlingen die deze lessenreeks niet hebben gehad.

In hoofdstuk 2 is uitgelegd dat bij ander onderzoek effecten uitbleven vanwege een gering aantal activiteiten (Armand, Sirois & Ababou, 2008, zoals omschreven in Van Gorp et al. 2011). Mogelijk wanneer zij een uitgebreidere lessenreeks genieten, zullen de experimentele leerlingen ook meer kennis bezitten dan de leerlingen op een meertalige school. In dat geval luidt een mogelijke hypothese:

-

Leerlingen die op lange termijn een lessenreeks talensensibilisering hebben gehad, bezitten meer kennis over meer verschillende talen dan leerlingen die geen lessenreeks talensensibilisering gehad hebben of leerlingen die op een meertalige school zitten.

5.1.2. Conclusies en hypotheses over opvattingen en houdingen

De leerlingen uit de experimentele groep drukken in vergelijking met de controlegroepen een grotere algemene interesse uit in taal en het leren van andere talen. Ook zijn zij meer geïnteresseerd in meer verschillende talen en tonen zij ook meer interesse vanwege affectieve, niet praktische redenen (‘gewoon leuk, vet, cool, mooi, grappig’). Dit kan het gevolg zijn van de lessenreeks. Mogelijk neemt deze interesse verder toe met een langere, uitgebreidere lessenreeks. Voor toekomstig onderzoek kan de volgende hypothese geformuleerd worden:

-

Leerlingen die op lange termijn een lessenreeks talensensibilisering gehad hebben zijn geïnteresseerder in meer verschillende talen dan leerlingen die geen lessenreeks talensensibilisering gehad hebben en leerlingen van een meertalige school.

Om te zeggen dat de leerlingen in de experimentele groep ook positievere antwoorden geven wat betreft hun verdere houdingen tegenover talen en meertaligheid dan de leerlingen in de andere groepen is een moeilijke opgave. De meertalige groep is duidelijk het minst negatief, maar de experimentele groep is voor de helft van de vragen in ieder geval niet de meest negatieve. Het is denkbaar dat wanneer de lessenreeks langer duurt en de lessen uitgebreider zijn met meer ruimte voor open discussie over de verschillende talen en wat de leerlingen ervan vinden, dat zij op lange termijn een positievere houding ontwikkelen die net zo positief of nog wel positiever is dan die van leerlingen op een meertalige school. Een mogelijke hypothese zou dan zijn:

-

Leerlingen die op lange termijn een lessenreeks talensensibilisering gehad hebben, hebben een positievere houding tegenover andere talen en meertaligheid dan leerlingen die geen lessenreeks talensensibilisering gehad hebben of leerlingen die op een meertalige school zitten.

Het lijkt erop dat de experimentele groep over het algemeen wel meer antwoorden geeft dan de andere groepen. Er zijn uit elf gestelde vragen (twee tellen niet mee, want die zijn gelijk over alle

groepen) vijf waarop de experimentele groep de meeste antwoorden geeft, in drie gevallen delen zij de meeste antwoorden met één of twee andere groepen. De andere groepen hebben allemaal maar één vraag waarop zij de meeste antwoorden geven en een paar keer gedeeld de meeste antwoorden. Een voorzichtige conclusie zou dus kunnen zijn dat de leerlingen van de experimentele groep in het algemeen zich beter een mening kunnen vormen over verschillende talen en taalleren. Omdat zij er meer aan zijn blootgesteld, hebben zij de kans gehad om zich zowel een positiever als een

negatiever beeld te vormen. Een mogelijke hypothese voor toekomstig onderzoek luidt dus:

-

Leerlingen die een lessenreeks talensensibilisering hebben gehad zijn beter in staat zich een mening te vormen over verschillende talen en taal leren dan leerlingen die geen lessenreeks talensensibilisering hebben gehad of leerlingen die op een meertalige school zitten.