• No results found

Conclusies en aanbevelingen o.b.v. effectevaluatie

4. MIJ en MIJ jr.: de onderbouwing, uitvoering en het effect

4.2 Effectevaluatie MIJ (jr.)

4.2.2 Conclusies en aanbevelingen o.b.v. effectevaluatie

De effectevaluatie laat zien dat de MIJ en MIJ jr.-lessen opbrengsten genereren op meerdere doelstellingen van de interventie. De volgende resultaten zijn in de effectevaluatie

vastgesteld:

• Het percentage leerlingen dat kennis heeft van en de betekenis van ‘primaire identiteit’

en 'secundaire identiteit', ‘vooroordelen’ en ‘imago’ kent, is toegenomen als gevolg van het volgen van de MIJ (jr.)-lessen. Bovendien wordt door leerlingen op de open vraag ‘wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd in de MIJ (jr.)-lessen’ het vaakst genoemd dat zij hebben geleerd wat primaire en secundaire identiteit betekenen; en dat ze hebben geleerd over ‘vooroordelen’ en dat ze niet te snel moeten oordelen over anderen en dat ‘iedereen anders mag zijn’.

• Na het volgen van de MIJ (jr.)-lessen is het percentage leerlingen dat het (helemaal) niet erg vindt als iemand wordt gepest vanwege zijn of haar primaire identiteit

(huidskleur, geloof en handicap) gedaald en is het percentage leerlingen dat dit wel erg of heel erg vindt gestegen.

• Reeds bij de afname van de nulmeting van MIJ (jr.) zegt de overgrote meerderheid van de leerlingen het met de voorgelegde stellingen over tolerantie (naar andere religies, andere meningen, seksuele voorkeur en gelijke rechten) (helemaal) eens te zijn. Bij de effectmeting van MIJ jr. hebben we desalniettemin voor één van de vier stellingen een significante positieve verschuiving vastgesteld, namelijk voor de stelling ‘Ik vind dat iedereen in Nederland voor zijn of haar mening mag uitkomen, ook als ik het met die mening niet eens ben’. Bij de effectmeting van de MIJ-lessen constateren we iets grotere verschuivingen tussen de nulmeting en de effectmeting dan bij MIJ jr. Het percentage leerlingen dat bij de nulmeting antwoordt met (helemaal) oneens of neutraal op de vier stellingen is bij de effectmeting afgenomen.

• In de effectmeting na afloop van de MIJ jr.-lessen blijkt een significante stijging van het percentage leerlingen dat het eens of helemaal eens is met de stelling ‘Ik luister naar de mening van anderen uit mijn klas, ook als ik het er niet mee eens ben’. In de effectmeting na afloop van de MIJ jr.-lessen blijkt een significante stijging van het percentage leerlingen dat zegt te luisteren naar ‘de mening met mensen die een andere mening hebben dan zijzelf.’ Op de andere stellingen zijn geen significante

verschuivingen.

• Leerlingen zeggen in de effectmeting van MIJ (jr.) vaker dan in de nulmeting dat ze kennis hebben over hoe beïnvloeding door anderen werkt. Daarnaast blijkt in de effectmeting van MIJ jr. dat het bewustzijn bij leerlingen significant is toegenomen dat

‘ouders’, ‘vrienden’ en ‘reclame’ invloed hebben op welke kleren of muziek zij mooi vinden en op welke sporten ze doen. In de effectmeting van MIJ is dit het geval voor alleen ‘ouders’ en ‘vrienden’.

• De zelfkennis over de eigen identiteit is na de MIJ jr.-lessen alleen significant toegenomen voor ‘Ik weet goed wat anderen niet leuk aan mij vinden’. Op de andere

stellingen is de tendens dat leerlingen in de effectmeting iets vaker aangeven het met de stelling eens te zijn en iets minder vaak ‘oneens’ dan in de nulmeting. Op

individuele vraagstellingen zijn deze resultaten niet significant; indien we echter de zes vragen als een ‘meetschaal’ samennemen dan blijken de geaggregeerde

verschuivingen op de meetschaal tussen de nulmeting en effectmeting wel significant te zijn. De resultaten voor de MIJ-lessen wijken weinig af van de resultaten voor de MIJ-jr. lessen. Ook voor de MIJ-lessen zien we (relatief) beperkte verschuivingen tussen de nulmeting en effectmeting (maar gemiddeld iets groter dan voor MIJ jr.).

Voor drie uitspraken zijn de resultaten significant:

- Ik weet goed hoe anderen over mij denken.

- Ik weet goed wat anderen leuk aan mij vinden.

- Ik weet goed wat anderen niet leuk aan mij vinden.

• Bij de effectmeting van MIJ én MIJ jr. is het percentage leerlingen toegenomen dat het belangrijk vindt om te controleren of de informatie die je leest op het internet waar of nep is.Daarentegen zien we op de gedragsvraag (‘Ik controleer wel eens of de

informatie die ik lees of hoor op internet waar of nep is’) geen toename. Het percentage leerlingen dat zegt het verschil te weten tussen feiten en meningen is (alleen bij MIJ jr.) afgenomen.Mogelijk kan dit worden verklaard uit de aanname dat leerlingen zich in de MIJ jr.-lessen vooral bewuster worden van het feit dat feiten en meningen soms moeilijk zijn te onderscheiden. Voor het leren van vaardigheden om feiten en meningen ook daadwerkelijk van elkaar te scheiden is echter meer nodig. Tot slot constateren we dat het percentage leerlingen (zowel bij MIJ als MIJ jr.) dat het oneens is met de stelling dat informatie op internet meestal waar is, is gestegen.

Klaarblijkelijk zijn leerlingen kritischer geworden over het waarheidsgehalte van informatie op het internet.

• Alleen aan de leerlingen die lessen van MIJ hebben gevolgd zijn enkele stellingen voorgelegd over het gebruik van geweld. Uit de resultaten is duidelijk geworden dat op twee van de drie stellingen een effect kan worden vastgesteld. Het aantal leerlingen dat het oneens is met de stelling ‘als iemand een ideaal nastreeft, kan geweld soms nodig zijn’ is gestegen. En op de stelling ‘Ik vind het fout als mensen geweld gebruiken, ook al is dat voor een goed doel’ is het percentage leerlingen dat met de stelling instemt bij de effectmeting toegenomen.

• De MIJ en MIJ jr.-lessen worden door de meeste leerlingen positief beoordeeld op indicatoren als ‘leuk om te krijgen’, ‘interessant’, ‘leerzaam’, ‘goed te begrijpen’, ‘de docent gaf goed les’ en de lessen zijn belangrijk om te krijgen’.

We constateren op een aantal thema’s een groter effect van de MIJ-lessen bij po-leerlingen dan bij vo-leerlingen evenals een groter effect bij pro-leerlingen dan bij havo/vwo leerlingen.

De vermoedelijke reden hiervoor is het feit dat op de nulmeting bij po- en pro-leerlingen de startwaarde (kennis of positieve houding) lager ligt dan voor vo-leerlingen, waardoor een grotere toename mogelijk is.

Onze conclusie is dat het volgen van MIJ en MIJ jr.-lessen daadwerkelijk bijdraagt aan meer kennis/bewustzijn- en een opener houding op thema’s die in de lessen worden behandeld. De gerapporteerde effecten manifesteren zich echter vooral op kennis/bewustzijn en deels ook de

houding van leerlingen, echter minder op gedragsintentie en gedrag. Om hierop resultaten te kunnen genereren is het een randvoorwaarde dat meerdere lessen worden gevolgd over een langere periode.