De positie van een kunstenaar in de kunstgeschiedenis wordt niet alleen bepaald door de mate van erkenning van zijn vakmanschap, maar ook door de wijze waarop de betreffende kunstenaar met de diverse
maatschappelijke verschijnselen én de normen en waarden van de kunst in zijn tijd wordt geassocieerd.
In de laatste periode van het leven van Sandro Botticelli ontstonden nieuwe ontwikkelingen en inzichten op het gebied van kunst welke leidend werden voor het maken van voorstellingen/kunstwerken. Een voortrekker op dit gebied was Leonardo da Vinci, wiens grote kennis op het gebied van kunst, observatie vermogen en vernieuwende stijl een sterk contrast vormde met het oeuvre van Botticelli. Hun beider verschillende visies botsten: Leonardo keurde Botticelli’s kunst af.
Leonardo’s kritiek, in combinatie met zijn verworven aanstelling aan het hof van Milaan, doet vermoeden dat deze zijn kennis en positie gebruikte om de hertog zijn voorkeuren, onder andere bij het kiezen van
kunstenaars voor nieuwe opdrachten, zodanig te beïnvloeden dat
Botticelli voor nieuwe opdrachten minder in aanmerking kwam; immers, waar eerst de relatie tussen Milaan en Florence zo was dat Milaan
Florence ‘te vriend wilde houden’ en op basis daarvan Florentijnse kunstenaars inhuurde was de op een gegeven moment zo dat de hertog van Milaan zich de vrijheid kon permitteren dat niet meer kon doen – en als zodanig werd aangestuurd door Leonardo; dit was een eerste
negatieve invloed op de positie van Botticelli in de kunstgeschiedenis. Een tweede negatieve invloed voor de positie van Botticelli kwam voort uit vermeende associaties met andere partijen. Hierbij speelde niet alleen de Medici familie een grote rol, maar ook de vermeende invloed van Girolamo Savonarola, welke begon in de periode vlak voorafgaande
aan zijn dood en gedurende enige tijd erna voortduurde. Als gevolg daarvan ontstonden negatieve uitlatingen, onder andere door
historiografen als Giorgio Vasari, wiens invloedrijke uitspraken later overgenomen werden door nieuwe generaties (kunst)historici. Hierdoor werd Botticelli’s positie in de kunstgeschiedenis nog eens verder
benadeeld waardoor uiteindelijk minder zorgvuldig met de door Botticelli nagelaten kunstwerken werd omgegaan.
Een laatste negatieve invloed tijdens zijn leven komt voort uit het door Sandro zonder duidelijke redenen adopteren van een andere schilderstijl , waardoor hij nog verder van de door Leonardo
gepropageerde idealen af kwam te staan.
Alles bijeen was de kunst van Sandro Botticelli op dat moment iets waar men zich niet mee wilde vereenzelvigen en die stond voor een periode waaraan men niet herinnerd wenste te worden – hierdoor
resulteerde minder zichtbaarheid voor de kunst van Botticelli. Dit effect werd na zijn dood nog eens versterkt door de subjectieve berichtgeving door Vasari.
Veel later golden de negatieve associaties niet meer en werd Botticelli’s werk voornamelijk weer beoordeeld op zijn artistieke kwaliteiten in de context van de betreffende periode. De zaken die daarmee naar voren kwamen, voor het eerst herkend in Engeland, zorgden voor een opleving van de zichtbaarheid van het werk en de persoon van Botticelli.
Bibliografie
Ames-Lewis 2000Ames-Lewis, Francis. The Intellectual Life of the Early Renaissance
Artist. New Haven 2000.
Arasse 2003
Arasse, Daniel. Botticelli. [tent.cat.]. Paris, Musée Luxembourg, 2003- 2004. Milaan 2003.
Bambach 1999
Bambach Cappel, Carmen. Drawing and Painting in the Italian
Renaissance Workshop. Cambridge 1999. Barocchi 2006
R. Bettarini en P. Barocchi. ‘Le Vite 1568 Edizione Giuntina’
Memofonte.it. Laatste update Maart 2006. Bezocht op 22 maart 2017 <
http://www.memofonte.it/home/files/pdf/vasari_vite_giuntina.pdf>
Bertram 1950
Bertram, Anthony. ‘The English Discovery of Botticelli.’ Journal of the
Royal Society of Arts, vol. 98, no. 4819, 1950, pp. 468–484. Bettarini 2006
R. Bettarini en P. Barocchi. ‘Le Vite 1550 Edizione Torrentiniana’
Memofonte.it. Laatste update Maart 2006. Bezocht op 22 maart 2017
<http://www.memofonte.it/home/files/pdf/vasari_vite_torrentiniana.pdf>
Cartwright 1903
Cartwright, Julia. Isabella d’Este, Marchioness of Mantua, 1474-1539. A
Study of the Renaissance. Londen 1903.
Cecchi 2005
Cecchi, Alessandro. Sandro Botticelli, Milaan 2005.
Cleugh 1976
Cleugh, James. The Medici : A Tale of Fifteen Generations. Londen 1976.
Davies 1961
Davies, Martin. National Gallery Catalogues. The Earlier Italian Schools
by Martin Davies. Tweede herziene editie. 1961 pp 96-97.
Dempsey 1992
Dempsey, Charles. The Portrayal of Love: Botticelli’s Primavera and
Humanist Culture at the Time of Lorenzo the Magnificent, Princeton
1992.
Caroline Elam, ‘Herbert Horne: ‘A Kind of Posteritorious Distinction:’, in Hatfield 2009, pp. 169-226.
Francini 2009
Antonella Francini, ‘Herbert Horne and an English “Fable” for Botticelli’, in Hatfield 2009, pp. 227-50.
Frankfurt 2009-10
Andreas Schumacher (ed.) Botticelli, Likeness, Myth, Devotion, exh. Cat., Städel Museum, Frankfurt am Main 2009-2010.
Fry 1926
Roger Fry, ‘Sandro Botticelli’, The Burlington Magazine, vil. XLVIII, no 277 (April 1926), pp. 196-200.
Hatfield 2009
Hatfield, Rab (ed.), Sandro Botticelli and Herbert Horne: New Research, Florence 2009.
Horne 1908,
Horne, Herbert P. Alessandro Filipepi, Commonly Called Sandro
Botticelli, Painter of Florence, Londen 1908.
Howard 1999
Jeremy Howard. ‘Renaissance Florence: Inventing the 1470s in the Britain of the 1870s.’ The British Art Journal, vol. 1, no. 1, 1999, pp. 75– 77.
Kemp 2006
Kemp, Martin. Leonardo Da Vinci. Experience, Experiment and Design. Londen 2006.
Kemp 1981
Kemp, Martin. Leonardo Da Vinci. The Marvellous Works of Nature and
Man. Londen 1981.
Körner 2006
Körner, Hans. Botticelli, Cologne 2006.
Levey 1960
Levey, Michael. ‘Botticelli and Nineteenth-Century England’, Journal of
the Warburg and Courtauld Institutes, vol. 23, no ¾ (July-December
1960), pp. 291-306.
Lightbown 1978
Lightbown, Ronald. Sandro Botticelli, Londen 1978.
Lippi 1997
Lippi, Filippino, George R. Goldner, Carmen Bambach, en Alessandro Cecchi. The Drawings of Filippino Lippi and His Circle. New York: Metropolitan Museum of Art 1997.
London 2016
Mark Evans and Stefan Weppelmann (ed.) Botticelli Reimagined, exh. cat., Victoria and Albert Museum, Londen 2016.
Macey 1992
Macey, Patrick. ‘The Lauda and the Cult of Savonarola.’ Renaissance
Quarterly, vol. 45, no. 3, 1992, pp. 439–483.
Mariani, Irene, editor, and Sman, Gert Jan van der, editor. Sandro
Botticelli (1445-1510): Artist and Entrepreneur in Renaissance Florence. Proceedings of the International Conference Held at the Dutch University Institute for Art History, Florence, 20-21 June 2014. Florence 2015.
McMahon 1956
McMahon, Philip. Treatise on Painting [Codex Urbinas Latinus 1270] By
Leonardo da Vinci, Princeton 1956.
Melius 2010
Jeremy Melius, Art History and the Invention of Botticelli, PhD Thesis, University of California, Berkeley, 2010,
https://escholarship.org/uc/item/98r1qomq.
Najemy 2006
Najemy, John M. A History of Florence, 1200-1575. Malden 2006.
Nelson 2015
Jonathan Nelson, “Botticelli’s Virile Air”: Reconsidering the Milan Memo of 1493’, in Mariani en van der Sman 2015, pp. 167-181.
O’ Malley 2007
O’Malley, Michelle. ‘Quality, Demand, and the Pressures of Reputation: Rethinking Perugino.’ The Art Bulletin 89.4 (2007): 674-93.
O’ Malley 2010
O’ Malley, Michelle. ‘Finding Fame: Painting and the Making of Careers in Renaissance Italy.’ Renaissance Studies 24.1 (2010): 9-32.
O’ Malley 2013
O’Malley, Michelle. Painting Under Pressure: Fame, Reputation and
O’ Malley 2014
O’ Malley, Michelle. ‘Quality Choices in the Production of Renaissance Art: Botticelli and Demand’, Renaissance Studies 28.1 (2014): 4-32.
O’Malley 2015
O’Malley, Michelle. ‘Responding to Changing Taste and Demand: Botticelli after 1490.’ in Mariani en van der Sman 2015, pp. 110-121.
Panofsky 1960
Panofsky, Erwin. Renaissance and Renascences in Western Art, Stockholm 1960.
Paris 2003-4
Daniel Arasse et al., Botticelli: From Lorenzo the Magnificent to
Savonarola/Botticelli. De Laurent le Magnifique à Savonarola, [tent. cat.],
Palais du Luxembourg, Parijs 2003-4.
Pater 1870
Walter Pater, ‘A Fragment on Sandro Botticelli’, Fortnightly Review, vol. III (August 1870), pp. 155-60.
Pater 1873
Walter Pater, Studies in the History of the Renaissance, Londen 1873.
Pater 1986
Walter Pater, ‘Sandro Botticelli’, in The Renaissance: Studies in Art and
Poetry (1870) ed. Adam Philips, 4th ed., Oxford 1986.
Rehm 2009
Rehm, Ulrich. Botticelli. Der Maler und die Medici. Eine Biographie, Stuttgart 2009.
Rubin 1995
Rubin, Patricia Lee. Giorgio Vasari: Art and History. Ed. Giorgio Vasari. New Haven 1995.
Syson 2011
Syson, Luke. Leonardo Da Vinci. Painter at the Court of Milan. Londen 2011.
Swinburne 1868
Charles Swinburne, ‘Notes on Designs of the Old Masters at Florence’,
Fortnightly Review, vol. IV (July – December 1868), pp 16-40.
Waldman 2009
Louis A. Waldman, ‘Botticelli and his Patrons: The Arte del Cambio, the Vespucci and the Compagnia dello Spirito Santo in Montelupo’ in Hatfield 2009, pp. 105-35.
Weinberg 1987
Gail S. Weinberg, ‘Rushkin, Pater and the Rediscovery of Botticelli’, The
Burlington Magazine, vol. CXXIX, no 1006 (January 1987), pp. 25-7.
Weinstein 2011
Weinstein, Donald. Savonarola: The Rise and Fall of a Renaissance
Prophet. New Haven 2011.
Vasari 2008
Vasari, Giorgio. Redactie Julia Conaway Bondanella en Peter E. Bondanella. The Lives of the Artists. Oxford 2008.
Zöllner 2005
Bijlage 1
1
5
00
1
4
90
1
4
8
0
1
4
70
1
51
0
14 69 L o re nz o il M ag ni fi co a an d e m ac ht 14 82 s ta rt p re ke n S av o na ro la 14 87 S av o na ro la v er la at F lo re nc e 14 90 S av o na ro la t er ug in F lo re nc e 14 92 t er rif ic a pr ae di ct io 8 ap ril 1 49 2 d o o d v an L o re nz o 14 94 in va si e d o o r K ar el V III 14 94 B rie f P au s A le xa nd er V I 14 97 B o nf ire o f th e va ni tie s 14 98 S av o na ro la v an t o ne el 15 10 O ve rli jd en B o tt ic el li 14 33 D e’ M ed ic i v er b an ne n 14 34 D e’ M ed ic i t er ug in F lo re nc e1
4
3
5
14 67 B o tt ic el li st ar t e ig en s tu d io 14 70 B eg in p re st ig ie uz e o p d ra ch te n 14 80 g ez ie n al s éé n va n d e b es te v an z ijn t ijd 14 83 w er kp la at s o p v o lle to er en 14 80 L o re nz o a an t o p v an z ijn m ac htBijlage 2
In deze bijlage wordt oppervlakkig op de verschillen tussen de twee beschrijvingen van Vasari over Botticelli ingegaan. Achtergrondkleuren worden gebruikt om in de twee versies overeenkomende punten in de tekst weer te geven, waarbij verschillende kleuren worden gebruikt voor de identificatie van de overeenkomente punten. Redactionele
Le Vite 1550 (Edizione
Torrentiniana) –
PDF pubblicato marzo 2006146
SANDRO BOTTICELLO Pittor Fiorentino
Sforzasi la natura a molti dare la virtu, et in contrario gli mette la trascurataggine per rovescio, perche non pensando al fine della vita loro, ornano spesso lo spedale della lor morte come con l’opre in vita onorarono il mondo. Questi nel colmo delle felicita loro sono dei beni della fortuna troppo carichi, e ne’ bisogni ne son tanto digiuni, che gli aiuti umani da la bestialita del lor poco governo talmente si fuggono che col fine della morte loro vituperano tutto l’onore e la gloria della propria vita. Onde non sarebbe poca prudenzia ad ogni virtuoso, e particularmen te agli artefici nostri, quando la sorte gli concede i beni della fortuna
salvarne per la vecchiezza e per gli incomodi una parte, acciò il
bisogno che ognora nasce non lo percuota, come stranamente
Le Vite 1568 (Edizione Giuntina) –
PDF pubblicato marzo 2006 147
VITA DI SANDRO BOTTICELLO Pittor Fiorentino
Ne’ medesimi tempi del magnifico Lorenzo Vecchio de’ Medici, che fu veramente per le persone
d’ingegno un secol d’oro, fiorì ancora Alessandro, chiamato a l’uso nostro Sandro, e detto di Botticello per la cagione che apresso vedremo [[Dit wordt
opgehangen aan de 'Gouden eeuw' die door Lorenzo werd geschapen en aldus de
mogelijkheden tot bloei van Sandro bood ]]. Costui fu
figliuolo di Mariano Filipepi cittadino fiorentino, dal quale diligentemente allevato e fatto instruire in tutte quelle cose che usanza è di insegnarsi a’ fanciulli in quella età prima che e’ si
ponghino a le botteghe, ancora che agevolmente apprendesse tutto quello che e’ voleva, era
nientedimanco inquieto sempre, né si contentava di scuola alcuna, di
146 Bettarini 2006
percosse Sandro Botticello, che così si chiamò ordinariamente per la cagione che appresso vedremo.
[[Deze introductie lijkt meer over Sandro Botticelli zélf te gaan.]]
Costui fu figliuolo di Mariano Filipepi cittadino fiorentino, dal quale diligentemente allevato e fatto instruire in tutte quelle cose che usanza è di insegnarsi a’ fanciulli in quella città prima che e’ si ponghino a le botteghe, ancora che agevolmente
apprendesse tutto quello che e’ voleva, era nientedimanco inquieto sempre, né si contentava di scuola alcuna, di leggere, di scrivere o di abbaco; di maniera che il padre, infastidito di questo cervello sì stravagante, per disperato lo pose a lo orefice con un suo compare chiamato Botticello, assai
competente maestro allora in quella arte. Era in quella età una dimestichezza grandissima e quasiché una continova pratica tra gli orefici et i pittori; per la quale Sandro, che era desta persona e si era volto tutto al disegno,
invaghitosi della pittura si dispose volgersi a quella. Per il che
aprendo liberamente l’animo suo
leggere, di scrivere o di abbaco; di maniera che il padre, infastidito di questo cervello sì stravagante, per disperato lo pose a lo orefice con un suo compare chiamato
Botticello, assai competente
maestro allora in quell’arte. Era in quella età una dimestichezza
grandissima e quasiché una
continova pratica tra gli orefici et i pittori; per la quale Sandro, che era dèstra persona e si era vòlto tutto al disegno, invaghitosi della pittura si dispose volgersi a quella. Per il che aprendo liberamente l’animo suo al padre, da lui, che conobbe la inchinazione di quel cervello, fu condotto a fra’ Filippo del Carmine, eccellentissimo pittore allora, et acconcio seco a imparare come Sandro stesso desiderava. Datosi dunque tutto a quell’arte, seguitò et imitò sì fattamente il maestro suo che fra’ Filippo gli pose amore, et
insegnolli di maniera che e’ pervenne tosto ad un grado che nessuno lo arebbe stimato.
Dipinse essendo giovanetto nella Mercatanzia di Fiorenza una Fortezza fra le tavole delle Virtù che Antonio e Piero del Pollaiuolo lavorarono. In S. Spirito di
al padre, da lui, che conobbe la inchinazione di quel cervello, fu condotto a fra’ Filippo del
Carmine, eccellentissimo pittore allora, et acconciato seco a imparare come Sandro stesso desiderava. Datosi dunque tutto a quella arte, seguitò et imitò sì fattamente il maestro suo che fra’ Filippo gli pose amore, et
insegnolli di maniera che e’ pervenne tosto ad un grado che nessuno lo arebbe stimato.
[[ vanaf hier een opsomming van zijn werk ]]Dipinse essendo
giovanetto nella Mercatantia di Fiorenza una Fortezza fra le tavole delle Virtù che Antonio e Piero del Pollaiuolo lavorarono. In S. Spirito di Fiorenza fece una tavola alla cappella de’ Bardi, la quale è con diligenza lavorata et a buon fin condotta, dove sono alcune olive e palme lavorate con sommo amore. Lavorò nelle Convertite una tavola a quelle monache, et a quelle di San Barnaba similmente un’altra. In Ognisanti dipinse a fresco nel tramezzo, alla porta che va in coro, per i Vespucci un Santo Agostino, nel quale cercando egli allora di passare tutti coloro ch’al suo tempo dipinsero, [[ in de andere
Fiorenza fece una tavola alla cappella de’ Bardi, la quale è con diligenza lavorata et a buon fin condotta, dove sono alcune olive e palme lavorate con sommo amore. Lavorò nelle Convertite una tavola a quelle monache, et a quelle di S. Barnaba similmente un’altra. In Ognisanti dipinse a fresco nel tramezzo, alla porta che va in coro, per i Vespucci un S. Agostino, nel quale cercando egli allora di passare tutti coloro ch’al suo tempo dipinsero ma
particolarmente Domenico Ghirlandaio che aveva fatto
dall’altra banda un S. Girolamo -, molto s’affaticò; la qual opera riuscì lodatissima per avere egli dimostrato nella testa di quel Santo quella profonda cogitazione et acutissima sottigliezza che suole essere nelle persone sensate et astratte continuamente nella investigazione di cose altissime e molto difficili. Questa
pittura, come si è detto nella Vita del Ghirlandaio, questo anno 1564 è stata mutata dal luogo suo salva et intera. Per il che venuto in credito et in riputazione, dall’Arte di Porta Santa Maria gli fu fatto fare in S. Marco una incoronazione
versie zit hier een vergelijking met Ghirlandaio tussen ]] molto
s’affaticò; la quale opera riuscì lodatissima per avere egli dimostrato nella testa di quel Santo quella profonda cogitazione et acutissima sottigliezza che suole essere nelle persone sensate et astratte continovamente nella investigazione di cose altissime e molto difficili.[[ In de andere
versie is hier een zin extra om te vertellen dat in 1564 van plek is veranderd ]]Per il che
venuto in credito et in riputazione, dall’Arte di Porta Santa Maria gli fu fatto fare in San Marco una incoronazione di Nostra Donna in una tavola et un coro d’Angeli, la quale fu molto ben disegnata e condotta da lui. In casa Medici a Lorenzo Vecchio lavorò molte cose, e massimamente una Pallade su una impresa di bronconi che buttavano fuoco, la quale dipinse grande quanto il vivo; et ancora un S. Sebastiano in Santa Maria Maggior di Fiorenza. Per la città in diverse case fece tondi di sua mano, e femmine ignude assai, delle quali oggi ancora a Castello, luogo del duca Cosimo [fuor] di Fiorenza, sono due quadri figurati
di Nostra Donna in una tavola et un coro d’Angeli, la quale fu molto ben disegnata e condotta da lui. In casa Medici a Lorenzo Vecchio lavorò molte cose, e
massimamente una Pallade su una impresa di bronconi che buttavano fuoco, la quale dipinse grande quanto il vivo; et ancora un S. Sebastiano in S. Maria Maggior di Fiorenza, e una Pietà con figure piccole allato alla cappella d’i Panciatichi molto bella. Per la città in diverse case fece tondi di sua mano, e femmine ignude assai, delle quali oggi ancora a Castello, villa del duca Cosimo, sono due quadri figurati l’uno Venere che nasce, e quelle aure e venti che la fanno venire in terra con gli Amori, e così un’altra Venere che le
Grazie la fioriscono, dinotando la Primavera, le quali da lui con grazia si veggono espresse. Nella via de’ Servi in casa Giovanni Vespucci - oggi di Piero Salviati - fece intorno a una camera molti quadri, chiusi da ornamenti di noce per ricignimento e spalliera, con molte figure e vivissime e belle. Similmente in casa Pucci fece di figure piccole la novella del Boccaccio di Nastagio degl’Onesti,
l’uno Venere che nasce, e quelle aure e venti che la fanno venire in terra con gli Amori, e così un’altra Venere che le Grazie la fioriscono, dinotando la Primavera, le quali da lui con grazia si veggono espresse. Nella via de’ Servi in casa
Giovanni Vespucci - oggi di Piero Salviati - fece intorno una camera molti quadri, chiusi da ornamenti di noce per ricignimento e
spalliera, con molte figure e vivissime e belle. Ne’ Monaci di Cestello a una cappella fece una tavola d’una Annunziata. In San Pietro Maggiore, alla porta del fianco fece una tavola per Matteo Palmieri con infinito numero di figure: la assunzione di Nostra Donna con le zone de’ cieli come son figurate, i Patriarchi, i Profeti, gli Apostoli, gli Evangelisti, i
Martiri, i Confessori, i Dottori, le Vergini e le Gerarchie, disegno datogli da Matteo ch’era litterato; la quale opra egli con maestria e finitissima diligenza dipinse. Evvi ritratto appie Matteo inginocchioni e la sua moglie ancora. Ma con tutto che questa opera sia bellissima e che ella dovesse vincere la invidia, furono però alcuni malivoli e detrattori che,
in quattro quadri, di pittura molto vaga e bella, et in un tondo
l’Epifania. Ne’ Monaci di Cestello a una cappella fece una tavola d’una Annunziata. In S. Pietro Maggiore, alla porta del fianco fece una tavola per Matteo Palmieri con infinito numero di figure, cioè la assunzione di Nostra Donna con le zone de’ cieli come son figurate, i Patriarchi, i Profeti, gl’Apostoli, gli Evangelisti, i
Martiri, i Confessori, i Dottori, le Vergini e le Gerarchie, e tutto col disegno da togli da Matteo, ch’era litterato e valent’uomo; la quale opera egli con maestria e
finitissima diligenza dipinse. Èvvi ritratto appiè Matteo inginocchioni e la sua moglie ancora. Ma con tutto che questa opera sia bellissima e ch’ella dovesse vincere la invidia, furono però alcuni malivoli e detrattori che, non potendo dannarla in altro, dissero che e Matteo e Sandro gravemente vi avevano peccato in eresia; il che, se è vero o non vero,