• No results found

Conclusie straatniveau

Deel 3: Analyse

5 Resultaten straatniveau

5.7 Conclusie straatniveau

De resultaten op straatniveau laten, net als op huisniveau, zowel een bevestiging als een verwerping van de theoretische verwachtingen zien. Op straatniveau zijn echter veel kenmerken niet significant.

5.7.1 CPTED

Er wordt gesteld dat territorialiteit vooral werkt op het niveau van de woning (Taylor, 1988 in Ratcliffe, 2003). Territorialiteit wordt echter weinig onderzocht op straatniveau. Ook in dit onderzoek enkel is gekeken naar het aantal woningen met een hoge afscheiding als kenmerk van territorialiteit. Op straatniveau kan op basis van dit kenmerk geen bewijs gevonden worden voor de invloed van territorialiteit. Territorialiteit zoals het in dit onderzoek is gemeten, is op straatniveau niet van invloed op het inbraakrisico. Dit lijkt logisch omdat de straat publieke ruimte is en iedereen hier vrij doorheen mag lopen. Hierdoor is het op straatniveau niet echt mogelijk om een onderscheid tussen de publieke en private ruimte aan te geven. Aangezien ook op huisniveau een beperkte invloed van territorialiteit werd gevonden, is het mogelijk dat territorialiteit weinig invloed heeft op het inbraakrisico.

Welvaart

Type woning

Welvarenheid

122 Op straatniveau wordt toezicht belangrijk geacht. Buurtpreventie zorgt voor een verlaging van criminaliteit door verminderde gelegenheid en hogere sociale controle (Bennett et al., 2008). De kenmerken op straatniveau bevestigen de invloed van toezichtmogelijkheden op het inbraakrisico van woningen. Hoeveel van de woningen in de straat toezicht kunnen uitoefenen op de buren heeft een significante invloed op inbraak. Hoe beter het zicht, hoe lager de kans op inbraak. Ook een groter aantal voordeuren in de straat en hiermee een groter aantal mensen dat toezicht kan uitoefenen op de woning hangt samen met een lagere kans op inbraak. Parkeergelegenheid bevestigt enerzijds de verwachting: meer parkeergelegenheid op straat hangt samen met een hogere kans op inbraak. In deze straten is het moeilijker om toezicht te houden, omdat er meer mensen rondlopen terwijl tegelijkertijd er mogelijkheden voor de inbreker zijn om op straat te parkeren. Anderzijds verhogen garages de kans op inbraak. De verwachting was dat een garage het moeilijker maakt om te zien of er mensen aanwezig zijn om toezicht uit te oefenen, waardoor er een lagere kans op inbraak zou zijn.

Deze verwachting wordt niet bevestigd. Wellicht bieden garages een gemakkelijke manier om toegang te verkrijgen tot de woning. Ook het resultaat dat het aantal gebouwen in de straat geen significante samenhang met het inbraakrisico laat zien nuanceert de invloed van toezichtmogelijkheden.

Waar toegankelijkheid op huisniveau niet echt ondersteund werd, is dit op straatniveau anders.

Toegankelijkheid op straatniveau kan worden bevestigd. Op huisniveau beïnvloed alleen het type woning de toegankelijkheid, maar heeft de verdeling van de woningtypen op straatniveau heeft geen significante invloed. Waarschijnlijk komt dit omdat het type woning in de straat geen invloed heeft op de toegankelijkheid van de straat. Het type straat is hier wel op van invloed. Woningen waar is ingebroken liggen vaker aan een straat met meer zijstraten of aan bredere straten. Ook straten die meer verkeer verwerken en doorgaande straten hebben een hoger inbraakrisico. Bijna alle kenmerken die van invloed zijn op de toegankelijkheid van de straat laten zien dat een meer toegankelijke straat een hoger inbraakrisico heeft. Dit is in lijn met de verwachtingen. De verwachtingen worden op andere punten niet ondersteund. Zo hebben de breedte van de straat en het aantal voetpaden dat een staat binnenkomt geen significante samenhang met het inbraakrisico. Dat het inbraakrisico hoger is in straten waar alleen lokaal verkeer wordt toegelaten gaat in tegen de verwachtingen. Wellicht spelen hier andere factoren mee die niet zijn geobserveerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat deze straten vooral bijvoorbeeld vooral in de binnenstad liggen. De theoretische verwachtingen van toegankelijkheid blijven tegenstijdig. Onderzoek toont op alle punten aan dat een hogere toegankelijkheid samenhangt met een hogere kans op inbraak. De resultaten van dit onderzoek bevestigen dit.

Van de CPTED kenmerken die zijn meegenomen in dit onderzoek wordt over het algemeen op straatniveau een bevestiging gevonden voor de invloed van toezichtmogelijkheden en toegankelijkheid. Territorialiteit heeft geen significante invloed. Het aantal significante kenmerken is lager dan op huisniveau.

5.7.2 Patroontheorie

‘Gebruik van de ruimte’ is het volgende kenmerk dat op straatniveau is geanalyseerd. De PT gaat er vanuit dat meer knooppunten in een gebied samenhangen met een hogere kans op inbraak (Brantingham & Brantingham, 1981b, 2008). Over het algemeen wordt deze verwachting bevestigt door eerder onderzoek. Recent onderzoek is hier een uitzondering op (Weisburd et al., 2012). Het idee achter de verwachting was dat meer mensen op straat het moeilijker maken voor omwonenden om toezicht te houden. Hierdoor is er een positieve samenhang met inbraak. Aan de andere kant zou volgens Hillier (2008) en Jacobs (1961) een groot aantal mensen op straat op alle tijdstippen van de dag het toezicht door voorbijgangers moeten versterken. Een groter aantal faciliteiten zou daarom samenhangen met een lagere kans op inbraak.

De resultaten dit onderzoek laten geen eenduidig antwoord zien. In overeenstemming met andere onderzoeken wordt gevonden dat faciliteiten de kans op inbraak vergroten. Er is een verhoogd

123 inbraakrisico bij kantoren en sportfaciliteiten. Als er industrie in een straat is, is de kans op inbraak kleiner. Denk hierbij aan fabrieken, maar ook aan autogarages. Het is aannemelijk om faciliteiten in verschillende categorieën op te delen op basis van het aantal mensen dat wordt aangetrokken door de faciliteiten en op welke tijdstippen. Dit kan van invloed zijn op de inbraakkans, wanneer wordt uitgegaan van het idee van toezichtmogelijkheden.

Op dit moment kan op straatniveau geen onderbouwing worden gevonden voor de verwachting dat faciliteiten in de straat samenhangen met een hoger inbraakrisico. Het lijkt aannemelijk dat een spreiding van de aanwezigheid van mensen op straat zorgt voor constant toezicht en daardoor een lagere inbraakkans. Aan de andere kant was op huisniveau duidelijk te zien dat woningen waar geen faciliteiten naast zaten een lagere kans op inbraak hadden. Verder onderzoek hiernaar is interessant, waarbij ook het aantal faciliteiten in de straat wordt meegenomen. Wellicht kan hierdoor meer inzicht gekregen worden in de manier waarop faciliteiten samenhangen met het inbraakrisico.

5.7.3 Broken windowtheorie

Net als op huisniveau is de verwachting dat verval en verloedering samenhangen met een hogere kans op inbraak. De resultaten bieden ondersteuning voor de verwachting dat er meer wordt ingebroken in een slechter onderhouden straat. Zowel groot als klein afval en klein graffiti bevestigen de verwachting dat meer verval samenhangt met een grotere kans op inbraak. Ongeacht de hoeveelheid afval of graffiti in een straat, hebben woningen met meer afval of graffiti een hogere kans op inbraak.

Ook het onderhoud van de woningen en de tuinen bevestigt dat beter onderhoud verbonden is met een lager inbraakrisico. Hierbij moet echter een kanttekening geplaatst worden. Alleen in straten waar alle woningen goed onderhouden zijn, hebben de zeer goed onderhouden woningen een significant lagere inbraakkans. Verder is wanneer naar de woningen in de straten wordt gekeken de invloed niet significant. Ook een groter aantal verlaten gebouwen hangt samen met een hoger inbraakrisico. Dit bevestigt de verwachtingen.

De kenmerken van de verval en onderhoud laten een vrij sterk effect zien op het inbraakrisico. Over het algemeen kan de BWT op basis van de meegenomen kenmerken op straatniveau worden bevestigd.

5.7.4 Rationele keuzetheorie

De verwachting is dat een hogere welvarendheid samenhangt met een hogere kans op inbraak, hoewel niet ieder onderzoek hier bewijs voor vindt (Mawby, 2001; Millie, 2008; Bernasco, 2009). De RKT wordt op straatniveau getoetst door te kijken naar de hoeveelheid vrijstaande woningen en de hoeveelheid welvarende woningen in de straat. Welvarendheid op huisniveau ging in tegen de theoretische verwachtingen. Op straatniveau kan geen eenduidige bevestiging worden gegeven van de verwachtingen.

De verwachting was dat een hogere welvarendheid verbonden zou zijn met een hoger inbraakrisico, omdat er meer buit te halen is. De resultaten op straatniveau zijn niet significant en bevestigen niet dat een hogere welvarendheid van de woningen in de straat samenhangt met een hoger inbraakrisico.

Wanneer naar de woningen in straten gekeken wordt, blijkt dat ongeacht de welvarendheid van de woningen in de straat, in alle straten woningen die er welvarender uitzien een lager inbraakrisico te hebben. De gemiddeld of boven gemiddeld welvarende woningen in iedere straat hebben de laagste inbraakkans.

Hoewel er op straatniveau veel resultaten niet significant zijn, laten de resultaten over het algemeen een bevestiging zien van de verwachtingen van toezichtmogelijkheden en de broken windowtheorie.

Ook de kenmerken van toegankelijkheid worden bevestigd. Voor de meeste kenmerken geldt echter dat de effecten klein zijn.

124

125