• No results found

Dit onderzoek heeft gepoogd om de invoering van de integrale bekostiging binnen de medisch specialistische zorg in kaart te brengen. Daarbij is eerst de driehoeksrelatie, zoals die vóór 2015 bestond, tussen de medisch specialist, het ziekenhuis en de patiënt geanalyseerd. Vervolgens is het Nederlandse civiele aansprakelijkheidsrecht onderzocht. Uiteindelijk zijn de organisatiemodellen, die zijn opgesteld om de integrale bekostiging vorm te geven, uitvoerig beschreven, waarna de gevolgen voor de rechtsverhouding van de medisch specialist zijn beschreven. Ten slotte is een vergelijking met het Belgische civiele aansprakelijkheidsrecht getrokken, zodat eventueel leerstukken konden worden overgenomen. Telkens heeft de volgende vraag centraal gestaan: Wat zijn de gevolgen voor de rechtsverhouding van de medisch specialist en zijn aansprakelijkheid, als gevolg van de invoering van de integrale bekostiging in 2015?

Begin 2015 werd binnen de ziekenhuisbekostiging overgestapt van deelregulering naar integrale bekostiging. De medisch specialist kan, na januari 2015, zijn honorarium niet meer zelfstandig bij de zorgverzekeraar declareren, maar dient dat bij het ziekenhuis te doen. Hiermee heeft de medisch specialist ook zijn bevoorrechte positie als fiscaal ondernemer verloren. Om een duidelijk beeld te schetsen van de veranderingen die zijn opgetreden, is eerst een overzicht gegeven van de rechtspositie van de medisch specialist, zoals die vóór 2015 gold (hoofdstuk 2). Het werd duidelijk dat de medisch specialist de keuze had om zich in loondienst bij het ziekenhuis te vestigen, of om als vrij werknemer te handelen. In de laatste situatie handelde de medisch specialist binnen de muren van het ziekenhuis op basis van een toelatingsovereenkomst. Tevens had de medisch specialist dan de mogelijkheid om zich, samen met andere specialisten, te voegen in een stafmaatschap.

De geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt gesloten op basis van artikel 7:446 eerste lid BW, waarbij het de hulpverlener handelingen dient te verrichten die in uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf zijn. De medisch specialist wordt echter alleen als hulpverlener gezien, indien hij als zelfstandige de praktijk uitoefent. Indien dat niet het geval is zal de overeenkomst worden gesloten met het ziekenhuis, waarbij de specialist in dienst is. Het ziekenhuis treedt dan op als hulpverlener.

De verantwoordelijkheid van kwalitatieve zorg, bij de uitvoering van de geneeskundige behandeling, ligt bij zowel het ziekenhuis als de medisch specialist. De medisch specialist heeft op basis van zijn werkzaamheden een primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg. De verantwoordingsplicht van het ziekenhuis wordt voldaan indien hij een effectief systeem kan creëren, waarbij sprake is van de uitvoering en bewaking, van voldoende kwalitatieve zorg.

Indien geen sprake is van voldoende kwalitatieve zorg, kan de zorggerelateerde schade die is ontstaan, worden vergoed via het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het civiele aansprakelijkheidsrecht kent de contractuele aansprakelijkheid en de buitencontractuele aansprakelijkheid. Binnen het contractuele aansprakelijkheidsrecht kan de patiënt zijn schade vergoeden via de tekortkoming uit artikel 6:74 BW. Hierbij

wordt de norm voor het handelen van de hulpverlener gesteld op hoe een maatman in dezelfde situatie zou handelen. Deze norm is ingevuld via artikel 7:453 BW. Daaruit blijkt dat de hulpverlener als goed hulpverlener en volgens de geldende professionele standaard dient te handelen. Binnen het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is de patiënt aangewezen op de onrechtmatige daad uit artikel 6:162 BW. De norm waaraan wordt getoetst bij de onrechtmatige daad is wat een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden had gedaan. De norm die beoordeelt of de gedraging van de hulpverlener onrechtmatig is of niet, is daarmee gelijk aan de norm binnen de contractuele aansprakelijkheid.

Tevens geldt voor het ziekenhuis een centrale aansprakelijkheid via artikel 7:462 BW. Het ziekenhuis wordt als (fictieve) contractspartij bij de behandelingsovereenkomst gezien, indien deze binnen de muren van het ziekenhuis wordt verricht. Daarmee kan de patiënt naar het ziekenhuis stappen waarin hij is behandeld, indien hij zijn schade vergoed wil hebben.

In hoofdstuk 3 is de invoering van de integrale bekostiging beschreven. De vormgeving van de integrale bekostiging ging gepaard met drie organisatiemodellen, zodat de vrijgevestigd medisch specialist zijn voordeel als fiscaal ondernemer kan blijven behouden. Deze modellen zijn het samenwerkings-, het participatie- en het loondienstmodel. Het is gebleken dat de integrale bekostiging voor een verbetering van het zorgstelsel diende te zorgen. Doelmatige productie, selectieve inkoop van de zorg, gelijkgerichtheid en een gelijk speelveld waren hierbij de uitgangspunten.

Het samenwerkingsmodel wordt gekenmerkt door een samenwerkingsverband dat wordt aangegaan door het ziekenhuis en het MSB. Dit kan door middel van een transparante rechtsvorm, via een specialistenmaatschap, of via een niet-transparante rechtsvorm in de vorm van een coöperatie. Het participatiemodel onderscheidt zich door het feit dat de specialist een financieel belang in het ziekenhuis krijgt. De medisch specialisten zullen, met tussenkomst van een MSB, een aandeel krijgen in de zorginstelling, waardoor zij inspraak krijgen en een financieel belang hebben bij de uitvoering van het bedrijf. Het participatiemodel is, evenals het samenwerkingsmodel, te verdelen in een juridisch transparant model en een juridisch niet-transparant model. Bij een niet-transparant model voegen de specialisten zich in een coöperatie, welke vervolgens een participatie aangaat met het ziekenhuis in een ziekenhuis-B.V.

In dit onderzoek is duidelijk geworden dat de invoering van integrale tarieven voor een verandering in de rechtsverhouding tussen de medisch specialist en het ziekenhuis heeft gezorgd en dat dit in eerste instantie niet de bedoeling is geweest van de integrale tarieven (zie hoofdstuk 4). De vraag is daarom hoe men in de praktijk met de vernieuwde situatie om zal gaan. Eerder werden echter al verschillende situaties als gelijke behandeld. De ruling voor medisch specialisten in een B.V. is een voorbeeld van een situatie waarin de wettekst niet aansloot op de uitvoering in praktijk. Strikte uitvoering van de wet is dus niet altijd leidend in de praktijk.

In het samenwerkingsmodel is de medisch specialist, via het MSB, door middel van een samenwerkingsovereenkomst aan het ziekenhuis gekoppeld. De keuze voor het type

samenwerkingsverband (transparant of niet-transparant) heeft invloed op de onderlinge rechtsverhouding en daarmee ook op de contractspartijen bij de behandelingsovereenkomst. Indien het transparante model is gekozen, zal de medisch specialist als hulpverlener kunnen optreden en een behandelingsovereenkomst met de patiënt kunnen sluiten. Indien voor het niet-transparante model wordt gekozen, zal mijns inziens het MSB als hulpverlener optreden. De medisch specialist treedt dan op als vertegenwoordiger van het MSB, aangezien hij in loondienst bij dit bedrijf is. De eventuele tussenkomst van een PHBV zal ervoor zorgen dat laatstgenoemde onderdeel wordt van de behandelingsovereenkomst en niet het MSB. Dit heeft als gevolg dat de medisch specialist niet langer contractspartij is bij de behandelingsovereenkomst. Het is hierbij van belang hoe de civiele rechter de verhouding tussen de medisch specialist en het MSB (eventueel PHBV) zal beoordelen. Indien de rechter ook van oordeel is dat de specialist in loondienst handelt, zal hij niet als hulpverlener op kunnen treden bij de behandelingsovereenkomst.

Indien voor het transparante participatiemodel wordt gekozen, zal de medisch specialist als hulpverlener de behandelingsovereenkomst kunnen sluiten. De opgestelde ziekenhuis-VOF heeft namelijk geen rechtspersoonlijkheid. Ook het MSB, in de vorm van een maatschap, kan niet optreden als hulpverlener bij de behandelingsovereenkomst. Indien gekozen is voor het niet-transparante participatiemodel zal de medisch specialist in loondienst staan bij het MSB (of eventueel bij zijn eigen PHBV). Gevolg is dat het MSB (of eventueel de PHBV) optreedt als hulpverlener. De medisch specialist zal niet langer onderdeel van de behandelingsovereenkomst zijn.

De veranderde rechtsverhouding bij de behandelingsovereenkomst heeft ook gevolgen voor de aansprakelijkheid van de medisch specialist. Bij zowel het transparante samenwerkingsmodel als bij het transparante participatiemodel treden echter geen bijzondere veranderingen op. De specialisten voegen zich in een MSB, in de vorm van een maatschap. In beginsel geldt gezamenlijke aansprakelijkheid voor de maten van een maatschap. Indien de overeenkomst echter is gesloten met het oog op de medisch specialist zelf, zal alleen de hulpverlener aansprakelijk zijn. De patiënt kan de medisch specialist dan nog steeds op grond van de contractuele tekortkoming aansprakelijk stellen.

Bij het niet-transparante samenwerkingsmodel en het niet-transparante participatiemodel, zal het MSB de behandelingsovereenkomst sluiten (of eventueel de PHBV, indien deze is opgericht). Gevolg hiervan is dat de patiënt de medisch specialist niet meer via het contractuele aansprakelijkheidsrecht kan aanspreken. Hij is daarom op het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht aangewezen. Het MSB kan wel op grond van de contractuele aansprakelijkheid worden aangesproken. Daarbij zullen alle vennoten voor het deel dat zij hebben ingebracht, aansprakelijk zijn. Zij kunnen echter niet in hun privévermogen worden geraakt. Indien de medisch specialist voor zijn eigen PHBV een behandelingsovereenkomst sluit, zal hij uiteindelijk toch aangesproken kunnen worden, nu hij als bestuurder verantwoordelijk is voor het handelen van het bedrijf.

Daarbij ontstaat mogelijk een probleem indien de patiënt gebruik wil maken van de centrale aansprakelijkheid van het ziekenhuis via artikel 7:462 BW. Deze regeling is opgesteld met het doel om de patiënt een extra aanspreekpunt te bieden bij het vergoeden van de zorggerelateerde schade. Ten tijde van het opstellen van de regeling voorzag de wetgever echter alleen op de situatie waarbij de vrijgevestigd medisch specialist via een toelatingsovereenkomst binnen de muren van het ziekenhuis handelde. Met de invoering van de integrale bekostiging zal de medisch specialist steeds vaker optreden in dienst van een PHBV of een MSB. De vraag is dan of de rechter in dergelijke gevallen een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis toelaat. Indien dit niet het geval is, ligt een wetswijziging voor de hand, nu de patiënt een extra obstakel heeft gekregen bij het vergoeden van de zorggerelateerde schade. Om de patiënt te hulp te schieten dient het ziekenhuis ook als (fictieve) partij te worden gerekend in de gevallen dat een PHBV of een MSB als hulpverlener bij de behandelingsovereenkomst optreedt. Dan zal de patiënt van buitenaf niet veel merken van de veranderde rechtsverhouding.

In dit onderzoek is ook een externe rechtsvergelijking gemaakt met het Belgische civiele aansprakelijkheidsrecht (zie hoofdstuk 5). Het systeem van het foutaansprakelijkheidsrecht in België is jarenlang onderwerp van discussie geweest. Uiteindelijk werd in 2010 voor een twee-sporensysteem gekozen in de vorm van de Wet Medische Ongevallen. De patiënt krijgt via deze wet de keuze om zijn zorggerelateerde schade te vergoeden via de civiele rechter, óf via het Fonds Medische Ongevallen. Daarbij is het uitganspunt dat de schade wordt vergoed, ongeacht of sprake is van een fout aan de kant van de hulpverlener of niet. De patiënt dient slechts aan te tonen dat sprake is van causaal verband tussen de schade en de verleende zorg. Men spreekt daarom ook wel van een no fault systeem.

Dit laat een ander beeld zien dan bij het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht. Daar staat het handelen van de hulpverlener centraal. Met de invoering van de integrale bekostiging kunnen diverse ingewikkelde rechtsverhouding optreden, waardoor het onduidelijk is wie contractspartij bij de behandelingsovereenkomst is. Een invoering van een no fault systeem kan dit obstakel omzeilen, nu slechts het causaal verband tussen de schade en de medische behandeling dient te worden aangetoond.

Voor de patiënt maakt het echter niet veel uit of hij zijn schade krijgt vergoed via het ziekenhuis of de medisch specialist. Het doel van het civiele aansprakelijkheidsrecht is het vergoeden van de opgelopen schade. Zolang de patiënt geen problemen ondervindt bij het correct aanwijzen van de aansprakelijke, zal deze niets merken van de veranderde rechtsverhouding. Indien de patiënt het handelen van de medisch specialist wil sanctioneren, is hij aangewezen op het tuchtrecht. Het handelen van de medisch specialist kan daar op basis van de verantwoordingsplicht worden gesanctioneerd. Een dergelijke verandering van het civiele aansprakelijkheidsrecht heeft daarom op deze grond weinig zin. In het licht van de integrale bekostiging kan daarom worden vastgesteld dat het twee-sporensysteem voor- en nadelen heeft.

Bibliografie

Asser, W., 2004. Bewijslastverdeling. Deventer: Kluwer 2004.

Brief niet-transparante besturingsmodel. Documentatie integrale bekostiging 2015.

[Online] Available at: https://www.integralebekostiging2015.nl/wp-

content/uploads/2014/12/brief-niet-transparant-model-2.pdf [Laatst geraadpleegd op 5

april 2015].

Brief Y van Rooy & J. de Jonge aan T. Poolen, 17 december 2013, ref. nr. 10008350/kn.hp. Capaciteitsorgaan, 2013. ‘Capaciteitsplan 2013, deelrapport 1 (bijlage bij het Integrale Capaciteitsplan 2013 voor medische tandheelkundige, klinisch technologische en aanverwante (vervolg)opleidingen.’, Utrecht.

Dam, C. van, 2000. Aansprakelijkheidsrecht: een grensoverschrijdend handboek. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Daniëls, M., Oosterhout, F. van, Boo, M. de, Müller, M., Kerkkamp, H., Taphoorn, M., Vroegindeweij, G., Kitslaar, P., Hendriks, A., Fossen, J., Otters, S., Huizer, J., Witjes, S., Kremer, J. 2013. Optimaal functioneren van medisch specialisten, Utrecht: OMS. (a) Dijl, M. van, Schraverus, J., Linders, H., Bochove, K., Moors, M., Crijns, R., 2013. ‘Hoofdrapportage: Naar een duurzame relatie tussen het ziekenhuis en medisch specialist’, PWC i.o.v. NVZ.

(b) Dijl, M. van, Schraverus, J., Linders, H., Bochove, K., Moors, M., Crijns, R., 2013. Deelrapportage 1: Onderzoek naar de gevolgen voor het ziekenhuis en specialist van de veranderingen in de fiscaliteit per 1 januari 2015, PWC i.o.v. NVZ.

Dute, J., Faure, M. & Koziol, H., 2002. Onderzoek no-fault compensatiesysteem. Den Haag: ZonMw.

Engelhard, E. & van Maanen, G., 2008. Aansprakelijkheid voor schade: contractueel en buitencontractueel. In: I. Giesen, et al. red. Monografieën BW (serie). Deventer: Wolters Kluwer.

Gelpke, M., 2007. 'De vrijgevestigd specialist BV', Medisch Contact, 62(44), pp. 1808-1811. Giard, R., 2005. Aansprakelijkheid van artsen. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hartlief, T. et al., 2010. Medische aansprakelijkheid. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Hartlief, T., 2011. 'Wat is de norm in het medisch aansprakelijkheidsrecht?', Ars Aequi, AA 60(7/8), pp. 504-5011.

Hartkamp, A.S. & Sieburgh, C.H., Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel IV*. De verbintenis uit de wet, Deventer: Kluwer 2011.

Hendriks, K., 2014. Documentatie integrale bekostiging 2015. [Online] Available at: https://www.integralebekostiging2015.nl/wp-content/uploads/2014/04/140331-factsheet- Toepassing-AMS.pdf [Laatst geraadpleegd op 5 april 2015].

Hermans, H. & Goemans, L., 2010. 'Financiering ziekenhuiszorg', Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 2010(01), pp. 2-16.

Hilders, C. et al., 2012. De Medisch Specialist 2015, Rotterdam: Ijzersterk.

Holland, J., 2006. 'Het einde van de toelatingsovereenkomst', Medisch contact, oktober, 2006(nr. 41), pp. 1628-1630.

Hubben, J. & Meulemans, E., 1999. 'De integratiewet Gewijzigde verhouding ziekenhuis- specialist-patiënt-verzekeraar', Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, juni, 23(6), pp. 114-123. Ijsendoorn, S. van & Laat, I. de, 2014. 'De bijzondere positie van de medisch specialist; 5 jaar later', Arbeidsrecht , 2014(8/9), pp. 11-15.

Jonge, J. de & Grave, F. de, 2014. Positionering 2015, Rotterdam: Ijzersterk.

Kahn, P., 2001. ‘De juridische relatie ziekenhuis - medisch specialist en kwaliteit van zorg’, Lelystad: Koninklijke Vermande.

Kezel, E. de, 2009. Medische aansprakelijkheid in België: van fault via no fault tot een tweesporensysteem. In: T. Hartlief & W. Kastelein, red. Medische aansprakelijkheid: actuele en toekomstige ontwikkelingen. Den Haag: Sdu Uitgevers, pp. 191-218.

Knotnerus, I., Berndsen, L. & Jager, G., 2014. ‘Struikelpunten en kansen voor specialist en ziekenhuis’. Medisch Contact (Thema), 2014(37), pp. 17-19.

Koelewijn, W. T., 2013.’ Doctors in business (diss. Enschede)’, Enschede.

Kwant, L. de, 2014. 'Specialisten kiezen voor samenwerkingsmodel', Medisch contact, 7 november.

Leenen, H., Dute, J., Gevers, J., Legemaate, J., Groot, G. de, Gelpke, M., Jong, E. de 2014. Handboek Gezondheidsrecht. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Legemaate, J., 1997. Verantwoordingsplicht en aansprakelijkheid in de gezondheidszorg (serie studiepockets privaatrecht). Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink.

Lint, A. van, 2014. 'De Wet inkomstenbelasting 2001', Fiscale Geschriften, Issue 01. Mark, R. van der, 2010. De Zorgbrede Governancecode 2010 in vogelvlucht. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 20(5), pp. 372-378.

Mei, van der & Linde, van der, 2014. 'Positie vrijgevesigde medisch specialisten wijzigt in 2015'. Sibbing Wateler c.s. Samen wijzer (speciale editie), 2014.

Meurs, P., Bontje, M., Borstlap, H. & Legemaate, J., (Commissie Inkomens Medisch Specialisten), Gezond belonen, 2012.

Michiels van Kessenich-Hoogendam, I., 1995. Beroepsfouten (studiepockets privaatrecht). Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink.

NVZ, 2012. Arbeidsvoorwaarden Medisch Specialisten (Bijlage II het professioneel statuut). Utrecht: NVZ.

NVZ, 2013. Passend model: over de relatie tussen ziekenhuizen en medisch specialisten na 2015, Utrecht: NVZ.

NVZ, LAD, OMS, 2014. Arbeidsvoorwaardenregeling medisch specialisten AMS 2015, Breda.

NZa, 2013. Advies Integrale tarieven medisch specialistische zorg 2015, kenmerk 46735/59682, Utrecht.

NZa, 2014, 'Monitor integrale bekostiging medisch specialistische zorg', Utrecht. (a) OMS, 2014. Het witte boek deel V, modellen 2015, Rotterdam: Ijzersterk. (b) OMS, 2014. Integrale bekostiging 2015 - Documentatie. [Online] Available at:

https://www.integralebekostiging2015.nl/informatiemateriaal/.

OMS, NVZ, Minister VWS, 31 mei 2011. Convenant: Bekostiging vrij gevestigd medisch specialisten transitie 2012-2014, Den Haag.

Rambocus, D., 1999. ‘Medisch-Juridische causaliteit (diss. Utrecht)’, Utrecht.

Roosmalen, M. van, 2014. De persoonlijke aansprakelijkheid van medisch specialisten. Amersfoort: Celsus juridische uitgeverij.

Rutte, M., Samsom, D., 2012. Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD – PVDA, 29 oktober 2012. (Regeerakkoord periode 2012 – 2015), Den Haag.

RVZ, 2010. ‘De relatie medisch specialist en ziekenhuis in het licht van de kwaliteit van zorg’, Den Haag.

Sijmons, J., Ende, T. van den, Ploeg, T. van der, 2008. Maatschappelijk ondernemen in het bijzonder in de zorg. Rotterdam: Wolters Kluwer.

Sijmons, J., Ende, T. van den & Kastelein, W., 2014. 'Nieuwe bestuursstructuur door integrale tarieven 2015?'. Medisch Contact (Thema), 11 september , 2014, pp. 8-10.

Sluyters, B., 1984, De aansprakelijkheid van arts en ziekenhuis. Nederlandse Vereniging voor Rechtsvergelijking, no. 34. Deventer: Kluwer.

Sluyters, B. & Biesaart, M., 2005. De geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deventer: Kluwer.

Tjong Tjin Tai, T.F.E., Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 7. Bijzondere overeenkomsten. Deel IV. Opdracht, inclusief

geneeskundige behandelingsovereenkomst en de reisovereenkomst, Deventer: Kluwer 2009.

Vansweevelt, T., 1994. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering van artsen en ziekenhuizen: een vergelijkende analyse. Gent: Mys & Breesch.

Vansweevelt, T., 2013. Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid in België. In: Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid. Preadvies 2013. Den Haag: Sdu Uitgevers, pp. 89-153.

Velink, C. & Meersma, K., 2014, 'Het lot van de geneeskundige

behandelingsovereenkomst'. Medisch contact (Thema), 2014(37), p. 20-22.

Wijne, R., 2013. ‘Aansprakelijkheid voor zorggerelateerde schade’. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Wijne, R., 2013. ‘Een nieuwe blik op no fault systemen ter verhaal van zorggerelateerde schade’, Letsel & Schade, 2013(nr. 3), pp. 6-20.

Officiële bekendmakingen

Officiële bekendmakingen zijn digitaal te raadplegen via de website www.officiëlebekendmakingen.nl

Stcrt. 2014, 21275. Stcrt, 2014, 14914

Overzicht geraadpleegde Jurisprudentie

Jurisprudentie is digitaal te raadplegen via de website www.uitspraken.rechtspraak.nl HR 31 mei 1968, NJ 1986/323 (Nuboer).

HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener). HR 21 februari 1997, NJ 1999, 145 (Wrongful Birth I). HR 26 april 2000, LJN BNB 2000/263.

HR 2 maart 2001, NJ 2001, 649 (Protocol-I).

HR 9 augustus 2002, NJ 2010, 61 (Wrongful Birth II). HR 19 maart 2004, NJ 2004, 307, (Seresta).

HR 1 april 2005, NJ 2006, 377 (Protocol-II). HR 18 maart 2015, NJ 2006, 606 (Wrongful life).

RTG Den Haag, 28 oktober 2014, ECLI:NL:TGZRSGR:2013-308a. RTG Den Haag, 28 oktober 2014, ECLI:NL:TGZRSGR:2013-308b. RTG Den Haag, 28 oktober 2014, ECLI:NL:TGZRSGR:2013-308c. RTG Zwolle, 10 januari 2014, ECLI:NL:TGZRZWO:2014:2. RTG Zwolle, 10 januari 2014, ECLI:NL:TGZRZWO:2014:3. ECLI:NL:HR:2013:BY7840.

ECLI:NL:PHR:2008:BB0449.

Hof van Cassatie 7 december 1973, R.W., 1973-1974, nr. 1597 (België).

Overzicht geraadpleegde kamerstukken

Kamerstukken zijn digitaal te raadplegen via de website www.legalintelligence.com Kamerstukken I, 2013/14, 33168, A.

Kamerstukken II, 1989/90, 21561, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II, 2009/10, 32222, nr. 11. Kamerstukken II, 2012/13, 10008350, kn.hp. Kamerstukken II, 2013/14, 32620, nr. 139.

Bijlagen

Samenwerkingsmodel:

1 Transparant samenwerkingsmodel

Participatiemodel:

3 Transparant participatiemodel

4 Niet-transparant participatiemodel