• No results found

De onderzoeksvraag van dit onderzoek was: In hoeverre, en van wie, ontvangen alleenstaande moeders met een klein budget binnen de participatiesamenleving hulp en wat betekent het ontvangen van (geen) hulp voor hen? Door middel van interviews met acht alleenstaande moeders met weinig financiële middelen heb ik geprobeerd me te verplaatsen in de leefwereld van deze vrouwen om tot een antwoord te komen op deze vraag.

Vrijwel alle vrouwen die ik heb gesproken krijgen financiële steun van de overheid in de vorm van toeslagen. Zij ontvangen geen andere hulp van de rijksoverheid en gemeenten. Alle alleenstaande moeders hebben een sociaal netwerk waar ze om hulp kunnen vragen. Het merendeel van de vrouwen krijgt consequent hulp van familie in de vorm van financiële steun of oppassen. Geen enkele alleenstaande moeder krijgt op regelmatige basis hulp van vrienden. Ze kunnen wel allemaal zo nu en dan hulp krijgen van vrienden of familieleden met

huishoudelijke of praktische taken.

Het lijkt er dus op dat binnen de participatiesamenleving de overheid inderdaad minder hulp biedt aan alleenstaande moeders en dat zij op hun sociale netwerk zijn aangewezen. Door het ontbreken van overheidshulp, naast de subsidies, moeten alleenstaande moeders hulp krijgen van hun familie. Er komt hierbij een grote druk te liggen op de familieleden, omdat de vrouwen voornamelijk hulp ontvangen van hen. In grote mate hulp ontvangen van vrienden willen de alleenstaande moeders liever niet, omdat ze vinden dat de persoonlijke relatie dan negatief wordt beïnvloed door een scheve afhankelijkheidsverhouding. Sommige vrouwen ervaren negatieve gevolgen van het ontvangen van hulp van hun familie. Familieleden bemoeien zich met financiële keuzes en de opvoeding van de kinderen. Wanneer de persoonlijke relatie wordt verstoord door een conflict kan de hulp plotseling wegvallen. Dit in tegenstelling tot professionele hulp, waarbij er geen sprake is van een persoonlijke band met de hulpverlener. Familie en vrienden kunnen ook hulp bieden op een manier dat professioneel niet mogelijk is. Dit is emotionele steun. Door de steun die zij krijgen van familieleden voelen ze zich begrepen, gewaardeerd en weten ze op welke mensen ze kunnen bouwen. Dit levert positieve gevoelens als blijdschap en dankbaarheid op.

Toch komen er ook negatieve gevoelens kijken bij de hulpbehoevendheid van

alleenstaande moeders. Wanneer zij om hulp vragen bij de (lokale) overheid worden zij niet geholpen en de manier van communiceren ervaren de vrouwen als onprettig. Dit werkt

de overheid er voor hen is. Ook leidt het vragen om hulp in het eigen netwerk tot schaamte. Met name omdat de vrouwen dan niet voldoen aan hun eigen ideaal van zelfstandigheid. De paradox is dat zij dezelfde taal gebruiken als de overheid doet in haar beleid rondom de Participatiewet, maar dat hierin wordt gedoeld op onafhankelijkheid van de overheid terwijl de alleenstaande moeders onafhankelijk willen zijn van hun familie en vrienden. Zelfstandig moeten zijn ten opzichte van de overheid maakt alleenstaande moeders onzelfstandig ten opzichte van hun sociale netwerk.

De vrouwen hebben, ondanks de wens om zelfstandig te zijn, geen andere keuze dan aan te kloppen bij hun familie. Om zo veel mogelijk hun zelfstandigheid te behouden doen de vrouwen zo veel mogelijk zelf en vragen ze niet gauw om hulp. Dit leidt ertoe dat zij zelf niet altijd worden voorzien in hun behoeften, omdat ze alleen om hulp vragen voor hun kinderen. Alleenstaande moeders met weinig financiële middelen zitten in een kwetsbare positie. Wanneer zij geen sociaal netwerk hebben dat hen kan en wil helpen is er volgens de moeders geen vangnet. Het sociale vangnet is geen mooie bijkomstigheid in de

participatiesamenleving, maar voor alleenstaande moeders met een klein budget pure noodzaak.

Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om te kijken naar de rol van instanties. Uit de verhalen van de vrouwen die ik heb gesproken blijkt dat zij hiervan weinig hulp

ontvangen. Het is het onderzoeken waard om erachter te komen of meerdere alleenstaande moeders weinig steun krijgen van hulporganisaties en welke redenen hieraan ten grondslag liggen. Meer hulp vanuit instanties voor alleenstaande moeders met een klein budget kan de afhankelijkheid van de familie verminderen.

Bibliografie

Blaauw, E. S. (2011). ‘Alleenstaand, maar niet moederziel alleen’. Een onderzoek naar de invloed van informele sociale steun op de mate van opvoedstress van alleenstaande moeders (Masterthese). Universiteit Utrecht, Utrecht.

CBS. (2017, 8 februari). Meer huishoudens langdurig onder lage-inkomensgrens in 2015. Geraadpleegd op 28 februari 2018, van https://www.cbs.nl/nl-

nl/nieuws/2017/06/meer-huishoudens-langdurig-onder-lage-inkomensgrens-in-2015 CBS. (2018). Armoede en sociale uitsluiting. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. Chase, E., & Walker, R. (2013). The co-construction of shame in the context of poverty:

beyond a threat to the social bond. Sociology, 47(4), 739-754.

Engbersen, G. (1991). Moderne armoede: feit en fictie. Sociologische Gids, 38(1), 7-23. Grootegoed, E., Bröer, C., & Duyvendak, J. W. (2013). Too ashamed to complain: cuts to

publicly financed care and clients’ waiving of their right to appeal. Social Policy and Society, 12(3), 475-486.

Nederlands Jeugdinstituut. (2015). Opgroeien en opvoeden in armoede. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Nelson, M. (2000). Single mothers and social support: The commitment to, and retreat from, reciprocity. Qualitative Sociology, 23(3), 291-317.

Rijksoverheid. (z.j.). Participatiewet. Verkregen op 19 februari 2018, via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/participatiewet

SCP. (2016). Armoede in Kaart. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

SCP. (2017). De sociale staat van Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Seidman, I. (2006). Interviewing as Qualitative Research: A Guide for Researchers in

Education and the Social Sciences. New York: Teachers College Press.

Vrooman, J. C., & Wildeboer Schut, J. M. (2013). Het karige bestaan: Een kwart eeuw armoede in Nederland. TPEdigitaal, 7(1), 27-55.

Tonkens, E. (2009). Actief en activerend: Waarom actief burgerschap? In E. Tonkens, Tussen onderschatten en overvragen. Haarlem: Trancity.

Tonkens, E. (2014). Herover de participatiesamenleving. S & D, 71(1), 85-95.

Tonkens, E. (2015). Vijf misverstanden over de participatiesamenleving. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 93(1), 1-3.

Turner III, D. W. (2010). Qualitative interview design: A practical guide for novice investigators. The qualitative report, 15(3), 754.

Valgaeren, E., & Van Aerschot, M. (2007). De determinanten van het werk-privé en privé werk conflict. In J. Pickery (Red.), Vlaanderen gepeild! Brussel: Josée Lemaître. Van der Hoek, T. (2005). Through children’s eyes. An initial study of children’s personal

experiences and coping strategies growing up poor in an affluent Netherlands. Florence: UNICEF Innocenti Research Centre.

Verhoeven, I., Verplanke, L., & Kampen, T. (2013). Affectief burgerschap in de

verzorgingsstaat: over de nieuwe publieke moraal. In T. Kampen, I. Verhoeven & L. Verplanke (Red.), De affectieve burger: hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Amsterdam: Van Gennep.

Vuijsje, H., & Groen, A. (2017). Eindeloos ouderschap. Zorgen voor je kinderen houdt nooit meer op. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Ypeij, A. (2004). Gender, armoede en de overheid. De casus van alleenstaande moeders in Amsterdam. Amsterdams sociologisch tijdschrift, 31(3), 378-403.

Ypeij, A. (2009). Single motherhood and poverty: The case of the Netherlands. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Appendix

Topiclijst

Topics Voorbeeldvragen

Rol als moeder Wat geef je, je kinderen mee?

Wat vind je belangrijk in de opvoeding? Wat wil je, je kinderen bieden?

‘Arm’/’Armoede’ Hoe zou je jouw financiële situatie omschrijven? Ongemak: beperkte

middelen

Welke dingen kun je, je niet veroorloven maar wens je wel? Wat zijn dingen waar je tegenaan loopt financieel gezien? Ongemak: bemoeienis van

anderen

Maken anderen weleens (positieve of negatieve) opmerkingen over jouw financiële situatie?

Maken anderen weleens (positieve of negatieve) opmerkingen over jouw rol als moeder?

Levensstandaard kinderen Wat vind je belangrijke materiële dingen waarover jouw kinderen moeten beschikken?

Welke uitgaven voor de kinderen gaan altijd voor? Levensstandaard voor

zichzelf

Wat vind je belangrijke materiële dingen waarover jij zelf moet beschikken?

Welke uitgaven voor jezelf gaan altijd voor?

Hulp overheid/gemeente Heb je weleens hulp ontvangen vanuit de overheid, gemeente of organisaties?

Heb je toen zelf om die hulp gevraagd, of werd die aangeboden?

Wat vond en vind je daarvan?

Hulp voor de kinderen Ben je bereid hulp te ontvangen voor je kinderen? (In de vorm van financiële of materiële hulp)

Ben je bereid hulp te vragen voor je kinderen? Hulp voor zichzelf Ben je bereid hulp te ontvangen voor jezelf?

Ben je bereid hulp te vragen voor jezelf?

Hulp eigen netwerk Heb je weleens hulp ontvangen van familie, vrienden of kennissen?

Heb je toen zelf om die hulp gevraagd, of werd die aangeboden?

Wat vond en vind je daarvan?

Toen je hulp ontving wat kreeg je toen?

Hadden jullie afgesproken dat je iets terug moest doen in ruil voor die hulp?

Had je het idee dat er wat van je werd verwacht in ruil voor die hulp?

Hoe heb je het ervaren om hulp te krijgen?

Trots Wat vind je ervan als anderen om (financiële) hulp vragen? Waar ben je trots op?