• No results found

7 SOCIAL MEDIA IN HET TAAL- EN REKENONDERWIJS VAN HET MBO?

7.6 Conclusie deelonderzoek 3

In dit hoofdstuk is geprobeerd antwoord te vinden op de vraag: Kunnen social media het taal- en

rekenonderwijs in het mbo ondersteunen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Ja dit lijkt mogelijk te zijn, maar er moet rekening worden gehouden met een aantal belemmerende factoren en voorwaarden. Wanneer social media ter ondersteuning van het taal- en rekenonderwijs worden geïmplementeerd in het mbo dan moet er voldoende begeleiding en ondersteuning, zowel voor de studenten als docenten, zijn. Het inzetten van extra lesuren taal en rekenen lijken vooralsnog weinig invloed te hebben op het taal- en rekenniveau van de mbo-studenten. Extra ondersteuning van de taal- en rekenlessen op een andere wijze is daarom zeker gewenst. Zowel studenten als docenten moeten wennen aan het idee dat deze ondersteuning mogelijk geboden kan worden door social media, maar zien hier wel kansen in. Met name wanneer er een duidelijke structuur aanwezig is en er sprake is van een social media netwerk speciaal voor school, zoals eerder al uit deelonderzoek 2 is gebleken. Hieronder worden de belangrijkste conclusies van zowel de lesobservaties, de (klassen)gesprekken als van de interviews met taal- en rekendocenten uiteengezet.

7.6.1 Conclusie lesobservaties taal- en rekenlessen

De lessen verliepen minder soepel dan verwacht. Bij de meeste lessen kreeg de docent weinig aandacht van de studenten. De studenten waren meer bezig met de mobiele telefoon en met elkaar dan met de lesstof. Bij slechts één lesobservatie was het duidelijk dat de docent de klas goed onder controle had.

Veel lestijd gaat op deze manier verloren. Het inzetten van extra lesuren taal en rekenen heeft daarom weinig zin wanneer de lessen rommelig (blijven) verlopen en er tijdens de les weinig tijd over blijft voor effectief taal- en rekenonderwijs. Daarnaast zijn er in de huidige lessen weinig overeenkomsten waarneembaar met mogelijkheden die social media zouden kunnen bieden. Wel wordt er in een aantal lessen samengewerkt, maar er wordt bijvoorbeeld geen materiaal met elkaar gedeeld en er wordt nauwelijks input van de studenten uit dagelijkse taal en rekensituaties gebruikt.

7.6.2 Conclusie klassengesprekken

Uit de klassengesprekken is gebleken dat studenten zelf aangeven dat zij worden afgeleid van social media gebruik op school. Ze vinden het leuk om op school te gebruiken, vooral het bekijken van YouTube is populair, maar vinden het niet nuttig voor school. Zij zien school als “serieus” en social media als “vermaak”. Zij moeten daarom erg wennen aan het idee om dit met elkaar te integreren. Opvallend is dat de jongere studenten hier positiever tegenover staan dan de oudere studenten. De grootste belemmeringen die zij noemen voor het gebruik van social media op en voor school zijn enerzijds afleiding en anderzijds onkunde van docenten. De vierdejaars studenten voegen daar aan toe dat zij zelf niet zo veel weten en kunnen met social media. Dit zien zij als een belemmering. Ook onder de jongere studenten zitten studenten die niet zo veel met social media doen en niet weten hoe zij bijvoorbeeld een filmpje moeten uploaden. Wanneer social media ingezet worden in het onderwijs, dan zullen dus niet alleen de docenten voldoende ondersteuning moeten krijgen, maar ook de studenten. Dit is lijn met de conclusies uit het theoretisch kader, waarin beschreven is dat jongeren lang niet zo digitaal vaardig zijn als lange tijd gedacht werd. Dit is een vaardigheid die zij aan moeten leren. Het is niet iets dat zij “van nature” kunnen, omdat zij in een bepaald jaar zijn geboren.

Verder is uit de klassengesprekken gebleken dat een beloningssysteem mogelijk bij kan dragen aan de productiviteit van studenten in een social media omgeving voor taal en rekenen.

7.6.3 Conclusie interviews en vragenlijsten

Het huidige taal- en rekenniveau van mbo-studenten is volgens de ondervraagde docenten (erg) laag. De docenten zijn wel positiever over de huidige beroepsspecifieke kennis en vaardigheden van de studenten. Taal en rekenen spelen volgens de docenten een belangrijke rol in beroepsspecifieke situaties. Daarom zijn zij van mening dat het taal- en rekenniveau van de studenten voldoende moet zijn. De docenten hebben aangegeven dat zij niet de indruk hebben dat de studenten zich bewust zijn van de rol van taal en rekenen in de beroepspraktijk. Mede daarom, maar ook vanwege de grote niveaustappen en de korte periode waarin deze moeten worden gemaakt, betwijfelen de docenten of het haalbaar is om de studenten op tijd op het vereiste taal- en rekenniveau te krijgen. De docenten staan positief tegenover het inzetten van een social media

93

netwerk voor taal en rekenen. Maar zijn ook kritisch. Een van de ondervraagde docenten denkt dat het lastig is om de studenten te motiveren om gebruik te maken van social media toepassingen voor taal en rekenen. Twee docenten hebben aangegeven dat studenten vaak onzeker zijn en vragen zich af of zij informatie durven te delen. En een van hen lijkt het daarnaast lastig om het gebruik van social media voor school “in de hand te houden” en om hier controle op uit te oefenen. De vraag is echter of dit een probleem is. De kans bestaat dat studenten een dergelijk social media platform voor taal en rekenen niet alleen gebruiken om taal en rekenen te bespreken. Afgevraagd kan worden of dit erg is. Taal en rekenen zijn immers overal in het dagelijks leven, onderwerpen die in eerste instantie misschien weinig te maken lijken te hebben met taal en/of rekenen kunnen hier vaak toch al snel naar worden teruggeleid. Het is aan de docent om deze link te leggen en de studenten hiermee te confronteren, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen of een concrete taal- en/of rekenopdracht aan te koppelen. Wanneer studenten het bijvoorbeeld hebben over “dat gave concert van afgelopen weekend, maar wat eigenlijk veel te duur was” dan zou je daar als docent goed op in kunnen spelen door te vragen hoeveel bezoekers er zijn geweest, hoe duur de kaartjes waren en hoeveel de artiest er aan kan hebben verdiend. Wie als eerste reageert krijgt bijvoorbeeld extra punten. Het behalen van punten wordt, zoals in deelonderzoek 2 al aan bod kwam, door de docenten gezien als een goede stimulans om studenten aan de slag te krijgen. Gedurende de (klassen)gesprekken (paragraaf 7.4 en 7.6.2) is hier tevens positief op gereageerd door de studenten.

Om een voorbeeld te geven van een gestructureerde online omgeving voor taal- en rekenen is de docenten een situatieschets getoond. Het uitgangspunt van de schets is dat deze zoveel mogelijk is gebaseerd op het ‘echte leven’. De social media omgeving is alleen het middel, het gaat er daarbij om wat je er mee doet en niet om de media toepassing zelf. In een online ‘speelplaats’ kan taal en rekenmateriaal (uit dagelijkse situaties) worden uitgewisseld, vervolgens kunnen studenten dit gebruiken om een persoonlijk portfolio mee te vullen. Een voor- en nameting maken inzichtelijk of er in de tussentijd een stijging in taal- en/of rekenniveau plaatsvindt. De docenten hebben positief gereageerd op de situatieschets. Met name het inzetten van een taal- en rekenportfolio zien zij als een nuttig instrument voor het taal- en rekenonderwijs. Wel zullen daar concrete opdrachten voor gemaakt moeten worden, zodat de studenten precies kan worden verteld wat de bedoeling is. Ook denken zij dat het inzetten van de “speelplaats” studenten kan motiveren om (op een andere wijze dan alleen via taal- en rekenoefeningen) met taal en rekenen bezig te zijn.

Tot slot blijkt ook uit de vragenlijsten die zijn afgenomen onder mbo docenten, dat zij het taal- en rekenniveau van de mbo-studenten laag inschatten. De beroepsspecifieke kennis en vaardigheden van de studenten wordt ook door deze docenten hoger ingeschat dan de taal- en rekenkennis en vaardigheden van de studenten. Driekwart van de docenten verwacht dat social media een positieve bijdrage kunnen leveren aan beroepsspecifieke kennis en vaardigheden van de studenten, bijvoorbeeld door het uitwisselen van beeldmateriaal en informatie over de beroepspraktijk. Acht van de twaalf docenten verwachten dat social media ook kunnen ondersteunen in het taal- en rekenonderwijs, onder andere omdat op die manier ook buiten de lessen aandacht kan worden besteed aan taal en rekenen en dat het gebruik van social media aansluit bij de doelgroep. De docenten verwachten wel dat het gebruik van social media ter ondersteuning van hun lessen meer tijd zal kosten dan wanneer ze dit niet gebruiken. Een kwart van de docenten verwacht dat het juist een efficiënte en effectieve tijdsinvestering zal zijn om studenten te motiveren om met taal en rekenen bezig te zijn en zo de kans te vergroten om hen op het vereiste niveau te krijgen.

De meerderheid van de docenten vond het lastig om zich een voorstelling te maken van een online omgeving waar materiaal kan worden gedeeld. Er kan worden geconcludeerd dat er eerst een ontwerp, dan wel prototype, nodig is om de docenten een beter beeld te geven van de mogelijkheden. Zodat zij beter in staat zullen zijn om hun mening en advies te geven over de kansen en belemmeringen van een dergelijke online omgeving.

95