“Ik ben rooms katholiek (…) we staan op met winti en gaan naar bed met winti.”
(Verpleegkundige)
“Winti is een way of life(…)” (Beleidsmedewerker)
Winti is altijd en overal aanwezig in Suriname. Het verschilt per individu in welke mate winti een rol speelt in het dagelijkse leven. Winti wordt in de literatuur beschreven als een Afro‐Surinaamse religie, die ten tijde van de slavernij is ontstaan. Het praktiseren van het winti geloof is verboden geweest waardoor de religie, ook al is het verbod opgeheven, nog steeds in taboesferen ligt. Ondanks het eeuwenlange verbod is winti altijd blijven bestaan. Winti is ontstaan vanuit een religieuze ideeënwereld afkomstig uit Afrika. Deze religie is door vele geloofsovertuigingen beïnvloed, en beïnvloedt zelf ook andere geloofsovertuigingen. Zo speelt het christendom een rol in de wintireligie, en de winti een rol in de rooms katholieke kerk in Suriname. Winti is een religie die naast andere geloofsovertuigingen kan bestaan. Veel Afro‐Surinamers leven in een fluctuerend systeem waar op het ene moment het christendom dominant is en op het andere moment winti. Het christendom en winti hebben een complementaire verhouding met elkaar, dat wil zeggen, ze vullen elkaar aan, maar bestrijken elk een eigen terrein, waardoor ze elkaar geen strobreed in de weg liggen. Het christendom wordt in de stad gepraktiseerd, voor winti rituelen gaat men buiten de stad.
Ook cliënten van het PCS gaan voor hun winti rituelen buiten de stad. Voor kleine consultaties gaan ze naar een bonuman in de stad, maar wel buiten het terrein van het PCS. Priesters en Imams zijn welkom op het PCS, maar bonuman doen hun werk buiten het terrein. Men zou kunnen stellen dat de bovengenoemde complementariteit in het PCS in de praktijk wordt gebracht. Het gaat in dit geval niet over winti en het christendom, maar over winti geneeswijzen en biomedische geneeswijzen. Voor sommige cliënten zijn beide geneeswijzen essentieel voor het voldoen aan hun zorgvraag, of zelfs voorwaarde om beter te worden.
De kennis van hulpverleners over verschillende religieuze geneeswijzen, zoals winti, beïnvloedt de biomedische behandeling. Veel respondenten gaven aan dat ze een cliënt die aangeeft last te hebben van winti, anders benaderen dan iemand die bijvoorbeeld een psychose heeft. Winti praktijken zijn verboden op het terrein van het PCS, maar hulpverleners gaven aan dat ze via een bepaalde benadering ook veel kunnen bereiken bij een dergelijke cliënt. Winti aandoeningen worden door het merendeel van mijn respondenten gezien als een serieuze aandoening waar psychiatrische hulp alleen niet volstaat.
De aanwezigheid van winti is bij het PCS als een schaduw. Het is verboden om winti rituelen te praktiseren, maar men weet wel dat cliënten dit doen buiten het PCS. Door een klein aantal individuen worden cliënten soms geholpen bij hun hulpvraag wanneer deze gerelateerd is aan winti. Er is geen geschreven beleid voor de omgang met mensen die bezeten raken door winti, mensen die aangeven last te hebben van winti of familie die overtuigd is dat de cliënt in kwestie een bonuman nodig heeft. De keus om een winti behandeling te gaan doen wordt aan de familie of de cliënt zelf overgelaten. Men is vrij om te doen wat ze willen maar niet in naam van het PCS. Winti praktijken zijn verboden op het terrein van het PCS omdat de bonuman niet geregistreerd staan, waardoor de verantwoordelijkheid niet bij de bonuman ligt. Niet geregistreerde therapeuten zijn niet te controleren op integriteit.
Er zijn ook hulpverleners die niets met winti te maken willen hebben. Zij kunnen volgens participanten van de groepsgesprekken naar collega’s stappen die hier geen problemen mee hebben. In hoeverre dit gedaan wordt heb ik niet kunnen onderzoeken maar een voorwaarde om winti tijdens werk op deze manier aan te pakken lijkt mij dat men tijdens werk over gevallen van winti bij een cliënt praat. Uit de groepsgesprekken kwam echter naar voren dat er zeer weinig werd gesproken over winti tussen collega’s.
Er worden geen stappen ondernomen naar de bonuman in de naam van het PCS. Hiervoor moet de familie van de cliënt tegenadvies tekenen waarmee zij het PCS niet verantwoordelijk verklaren voor wat er kan gebeuren buiten het PCS. Wanneer de familie niet instemt met de wens van een cliënt, wordt er niks ondernomen.
Op de werkvloer heeft men beschikking over enige praktijkkennis. Het is bekend hoe je een cliënt benadert die bezeten is en wat er gedaan moet worden wanneer men iets vermoed. Culturele achtergrond kennis wordt door de meeste hulpverleners die ik heb gesproken gezien als een voorwaarde om je werk goed te doen. Kennis over de etniciteit en culturele achtergrond van cliënten is een kwaliteit waar je als hulpverlener in Suriname trots op kan zijn.
Uit de individuele gesprekken is gebleken dat de meeste psychiaters, psychologen en artsen redelijk tot veel theoretische kennis over winti bezitten.
Winti wordt door de meerderheid gezien als een verklaringsmodel. Hier wordt tijdens een behandeling rekening mee gehouden. De psychiaters, de artsen en de psychologen hebben ervaring met cliënten of familie van cliënten die aangeven dat de aandoening ‘niet van de dokterszijde’ is. Een cliënt kan het PCS verlaten om iets tegen deze bovennatuurlijke aandoening te gaan doen wanneer hij of zij, of de familie tegenadvies heeft getekend. Omdat hier geen geschreven beleid voor is kan iedereen zijn eigen invulling daaraan geven. Onder welke voorwaarden een cliënt kan gaan verschilt per persoon. Om deze beslissing te maken moeten de psychiaters, psychologen en de zaalartsen beschikken over kennis van de culturele achtergrond van de cliënt, maar ook kennis over het fenomeen winti op zich. Het komt erop neer dat psychiaters en zaalartsen hun cliënt alleen maar laten gaan wanneer deze geen gevaar meer is voor zichzelf of voor de samenleving.
De psychiaters, psychologen en zaalartsen verschillen onderling in houding en kennis over winti, maar de behandeling komt overeen. Allen zijn bereid een cliënt of zijn familie ‘tegenadvies’ te laten tekenen. De voorwaarden dat ze een cliënt laten gaan verschilt per psychiater. Een psychiater, psycholoog of zaalarts heeft tijdens het werk met veel verschillende culturen te maken. Dit is van invloed op de manier waarop zij hun werk doen, en de manier waarop zij hun werk zien.
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop hulpverleners in de psychiatrie van Suriname omgaan met winti. In de literatuur over interculturele zorgverlening in Nederland wordt verondersteld dat kennis over de culturele achtergrond van psychiatrische patiënten een voorwaarde is
voor een geslaagde interculturele therapie. Culturele achtergrond kennis draagt bij aan het verbeteren van een gezondheidszorg die aansluit bij de zorgvraag van cliënten van verschillende etnische afkomst. Het PCS is een biomedische instelling. De achtergrondkennis van de medewerkers maken het PCS in sommige opzichten een transculturele instelling. De instelling staat open voor andere benaderingen, de hulpverleners zijn van verschillende etnische afkomst en hebben verschillende culturele achtergronden die overeenkomen met die van hun cliënten. Dit is van waarde voor de behandeling van de cliënten. Toch is het PCS geen transculturele instelling te noemen. Zelfs het beschikken over transculturele behandeling gaat te ver. In het PCS wordt er biomedisch gehandeld. Een cliënt die behoefte heeft aan een alternatieve therapie mag hier buiten het terrein van het PCS aan voldoen. Op een aantal kleine uitzonderingen na zijn er geen hulpverleners die de cliënt buiten het terrein van het PCS in de gaten houdt of nagaat welke therapie deze gaat volgen. Er is nauwelijks contact tussen alternatieve genezers en biomedisch opgeleide psychiaters.
De stelling dat specifieke elementen uit de achtergrond van een hulpverlener, zij het cultureel, zij het uit ervaring, helpen bij de (h)erkenning van de ander wordt door dit onderzoek ondersteund. Nederlandse hulpverleners kunnen een voorbeeld nemen aan de flexibele houding van de hulpverleners werkzaam in het PCS. Een flexibele houding is volgens de meerderheid van mijn respondenten essentieel wanneer men te maken krijgt met psychiatrische aandoeningen die cultureel gekleurd zijn en met aandoeningen die cultureel gebonden zijn. De houding van de hulpverleners kan onderling enorm verschillen.
Geloofsovertuiging en regelgeving weerhouden het bestuur van het PCS er (nog) van om zich meer bezig te houden met alternatieve therapie. Momenteel is er een psychiater die een alternatieve therapie toepast, een therapie die ook winti problematiek een plek kan geven. Er is een psycholoog die veel kennis en ideeën heeft over winti in de psychiatrie. En er is een maatschappelijk werkster die cliënten begeleid tijdens een winti behandeling. Dit is bekend bij het PCS alleen draagt de instelling hier geen verantwoording voor. Meer aandacht voor winti, maar ook voor Hindoestaanse en Javaanse problematiek zou niet alleen welkom zijn bij het PCS, het kan ook deuren openen naar een transparanter doorstroom
beleid van cliënten. Er zou communicatie moeten plaatsvinden tussen de behandelend psychiater/arts/psycholoog en de alternatieve therapeut. Omdat er heel veel verschillende alternatieve therapeuten zijn, die doorgaans door de familie worden benaderd kan ik me voorstellen dat een lid uit de familie hier een rol in krijgt en bijvoorbeeld als tussenpersoon fungeert. Veel hulpverleners beschikken over kennis die eigen is aan hun etnische of religieuze achtergrond.
Deze kennis wordt maar minimaal benut. Het zou mooi zijn als men deze kennis kan en mag delen met elkaar. Dit kan leiden tot een transparanter doorstroombeleid. Dit kan ook helpen bij een heldere heteroanamnese, welke belangrijk is bij het stellen van de uiteindelijke diagnose.
Ik hoop dat het Psychiatrisch Centrum van Suriname haar voordeel kan doen met de resultaten van dit onderzoek, en dat deze scriptie bijdraagt aan een completer beeld over de hulpverleners werkzaam in het PCS. De hulpverleners van het PCS beschikken over een waardevolle kwaliteit, die van diversiteit en flexibiliteit. Het is een uitdaging om deze kwaliteiten ten volle te benutten zodat het PCS naast een biomedische instelling, ook transculturele kwaliteiten kan gaan ontwikkelen.
Bijlagen
Bijlage 1: De bonuman
Deze opmerkingen heb ik opgeschreven naar aanleiding van een interview en een participatie in een luku die ik heb mogen bijwonen bij een bonuman.
Wanneer is iemand ziek als gevolg van winti?
“Als er één pionnetje verzwakt is dient deze opgevijzeld te worden door middel van een kruidenbad, een sieraad of eten en drinken. Wanneer een pion te zwak is, kunnen kwade geesten makkelijk binnendringen en de kra aantasten. Als dit gebeurt gaan alle pionnen slechter en zo gaat het van kwaad tot erger, totdat de slechte geest de kra heeft verstoten van de kroon en zijn plek heeft ingenomen. (....)
Als één of meerdere pionnen zwak zijn, dan is het makkelijk voor mensen die jaloers zijn bijvoorbeeld om je te pakken, hij heeft dan namelijk een ingang, een gaatje. Als je kra is aangetast wordt je ziek. Dit kan zich uiten in heel veel verschillende vormen, bijvoorbeeld extreem hoge bloeddruk, of extreem hoge suiker. Ook je nieren kunnen aangetast worden, of andere ingewanden.
Als doktoren geen oorzaak vinden van pijn of iets dergelijks, dan moet men de oorzaak buiten gaan zoeken. Als men dan niets doet, ben je zo dood. De aandoening kan ook geestelijk zijn. Het gaat erom dat de geest die je aantast zorgt voor een onevenwichtige situatie. Het kan dan niet goed gaan met werk, je hebt slapeloze nachten, nachtmerries etcetera. (...)
Je kunt aangevallen worden, met opzet, door iemand, die een wisi voor je heeft gezet.
Die heeft dan een slechte geest op je afgestuurd. Als je winti’s niet allemaal even sterk zijn en een gaatje vertonen, dan wordt je hierdoor ziek.
Deze slechte geesten kunnen een yorka zijn. Dat is een ziel die blijft na de dood. Er zijn goede yorka’s maar de meeste zijn slecht, ze blijven niet voor niets op aarde. Dan heb je nog de bakru’s, deze kunnen ook heel slecht zijn, worden gebruikt ter verrijking van iemand, maar de bakru wil uiteindelijk bloed voor geld. Koop nooit een bakru, er is een winkeltje in de stad waar je een bakru kunt kopen. Ga daar niet heen zei hij. Als je eenmaal een bakru koopt is het van jou. Hij zal blijven ronddwalen in de familie. Je kunt hem en een yorka ook, trouwens, dus ook op iemand sturen om kwaad te doen.
Verder kan je ook ziek worden door overerfelijke geesten, bijvoorbeeld die yorka van een vooroudergeest, of een bakru van een voorouder, die nooit iemand heeft verteld dat hij een bakru heeft gekocht. Als deze persoon sterft, dan blijft de bakru, maar de familie weet t niet, de bakru wordt dan boos. Als je hier niks van weet kan je zelfs dood gaan (bloed voor geld). Als je er wel wat van weet kan je wat doen, je kunt de bakru oproepen, en hem vragen wat er aan de hand is. Je kunt hem dan maken tot een goede geest, een mek duman kamma. Dat is een gemaakte dumankamma, er bestaat ook een originele. Er moet dan een feest worden gegeven voor de bakru, waar de bakru een eed komt dan op jou. Je moet dan geholpen worden door een bonuman, dan wordt je beschermengel ook geholpen.
Verder heb je nog bosbakru’s, deze zijn de sterkste bakru’s. Een bosbakru is een uitgedreven geest, maar niet gevangen of vernietigd, gewoon losgelaten. Als je eenmaal
‘gevangen’ bent door zo en bakru dan kun je gehandicapt worden. Ze worden namelijk steeds claimender terwijl de mensen om je heen niet weten tegen wie je praat, dus je steeds meer afsluiten. De bakru wordt dan boos, en mishandelt je zo dat je gehandicapt kan worden.”