De Schaduw van de winti
Een onderzoek naar de houding en omgang van
hulpverleners werkzaam bij het Psychiatrisch Centrum van Suriname met winti tijdens hun werk.
MA Scriptie
Medische Antropologie en Sociologie Universiteit van Amsterdam Supervisor: Dr. Chris de Beet Rosalie van der Meulen 0463809
November 2008
Inhoudsopgave
Samenvatting 34
Voorwoord 5
Woord van Dank 67
Hoofdstuk 1: Inleiding 812
1.1 Doel van het onderzoek 8‐10
1.2 Methoden 10‐11
1.3 Setting 12
1.4 Geografie Suriname 12
Hoofdstuk 2: Suriname; een multiculturele samenleving 1319
2.1 De ‘Surinamer’ 13‐14
2.2 Suriname; een plurale samenleving? 14‐15
2.3 Religie 15‐16
2.4 Winti & het christendom 16‐19
Hoofdstuk 3: Winti 2027
3.1 Beschrijving en definitie 20‐21
3.2 De winti leer 21‐22
3.3 Winti, ziekte en gezondheid 22‐24
3.4 De bonuman 24‐26
3.5 De winti behandeling 26‐27
Hoofdstuk 4: Winti in relatie tot de westerse gezondheidszorg 2831 4.1 De biomedische gezondheidszorg en psychiatrie 28‐29 4.2 Alternatieve geneeswijzen en psychiatrie 29‐30 4.3 De biomedische gezondheidszorg, psychiatrie en winti 30‐31
Hoofdstuk 5: Psychiatrie en winti in Suriname 3238
Hoofdstuk 6: Hulpverleners en winti in Suriname 3959 6.1 De behandeling in het PCS 39‐40 6.2 Verpleegkundigen, ziekenverzorgers en winti 40‐43
6.3 De houding van verpleegkundigen en ziekenverzorgers 43‐49 ten opzichte van winti
6.4 Hiërarchie 49‐51
6.5 Psychiaters, artsen, psychologen en winti 51‐59
Hoofdstuk 7: Conclusie; de schaduw van de winti 6064
Bijlagen 1 en 2 6567
Noten 6873
Literatuurlijst 7478
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop hulpverleners werkzaam bij het Psychiatrisch Centrum van Suriname (PCS) omgaan met winti tijdens hun werk. Het is voor hulpverleners van belang om kennis te hebben over de culturele achtergrond van hun cliënten om communicatieproblemen en verkeerde diagnoses te vermijden.
Hulpverleners in Suriname worden op hun werk, maar ook in het dagelijks leven geconfronteerd met verschillende culturen en geloofsovertuigingen. De meeste hulpverleners die in dit onderzoek aan het woord zijn gekomen hebben ervaring met winti tijdens hun werk.
Winti is een Afro‐Surinaamse religie waarbij het geloof in bovennatuurlijke krachten centraal staat. Deze krachten kunnen mensen op verschillende manieren dwars zitten. Uitingen van zulke gevoelens van onbehagen kunnen lijken op psychiatrische aandoeningen. Daarnaast speelt winti in meerdere en mindere mate een rol in het leven van veel Surinamers.
Psychiatrische cliënten kunnen een psychiatrische aandoening verwarren met een winti probleem, maar dit kan ook andersom gebeuren.
Kennis over de etnische achtergrond en een tolerante houding met betrekking tot geloofsovertuiging spelen een essentiële rol in de benadering bij een behandeling van een cliënt. Winti praktijken worden niet toegestaan op het terrein van het PCS. Wanneer een cliënt of familie van de cliënt aangeeft dat de klachten en/of problemen met winti te maken hebben, speelt in de regel de familie een doorslaggevende rol bij de beslissing om een cliënt een alternatieve behandeling te laten ondergaan. De familie of de cliënt tekent tegenadvies zodat de hulpverleners van het PCS niet verantwoordelijk zijn voor wat er buiten hun bereik gebeurt. De houding van psychiaters, psychologen en artsen van het PCS ten opzichte van winti verschillen van elkaar. Toch komt de behandeling overeen, ondanks het feit dat hier geen geschreven beleid voor is. Het blijkt dat men op de afdelingen over voldoende kennis beschikt, van zichzelf of via ervaring en praktijkkennis van collega’s. Er wordt echter weinig gedaan met deze kennis. Voor sommige cliënten is zowel de biomedische behandeling als een winti behandeling essentieel voor hun genezing. Tot mijn spijt wordt er weinig
gepraat over winti of andere alternatieve therapieën tijdens werk. Communicatie betreffende geloofsovertuiging, oorzaak van de ziekte en voorgaande behandelingen, bij wie dan ook, is van groot belang en zou meer aandacht moeten krijgen. Het PCS zou haar voordeel kunnen doen met de kwaliteiten van haar medewerkers. Het is een uitdaging om de kwaliteiten diversiteit en flexibiliteit bij een multicultureel cliëntenbestand te benutten zodat deze bij kunnen dragen aan een meer transculturele benadering binnen de biomedische instelling die het PCS is.
Voorwoord
Al sinds de jaren zeventig wordt er veel geschreven over de Afro‐Surinaamse religie; winti. Een groot deel van de literatuur heeft zich gericht op winti als geneeswijze en/of als verklaringsmodel. Men kan spreken van een ‘cultureel verschijnsel’ dat door het biomedische handboek voor psychiatrische diagnoses en verschijnselen, de DSM‐IV‐TR (2000), een ‘cultuurgebonden syndroom’ wordt genoemd. Dit impliceert dat winti verbonden is met cultuur ‐ de cultuur van Suriname.
Suriname is een multicultureel land. Er leven veel verschillende etnische groepen met en naast elkaar. Winti is een Afro‐Surinaamse religie, maar wordt, vooral door Nederlanders, geassocieerd met alle Surinamers. In deze scriptie zal ik ingaan op het fenomeen van culturele diversiteit, en op de plaats en betekenis die winti inneemt tijdens het werk van hulpverleners in een psychiatrische kliniek in Suriname.
De titel “De schaduw van de winti” verwijst naar de aanwezigheid van winti in de Surinaamse samenleving, en ook in het psychiatrisch ziekenhuis. De schaduw kenmerkt winti als iets ongrijpbaars, waarvan men weet dat het er is.
Hoewel veel mensen in Suriname een leven leiden waarin winti nauwelijks voorkomt, blijken ze, zodra het er op aankomt, toch over kennis te beschikken van deze religie. Winti kan beschouwd worden als een schaduw van de geschiedenis. Een religie die is ontstaan door het samensmelten van bestaande religies en uit West‐Afrika naar de Cariben geïmporteerde tradities. Eeuwenlang is de wintireligie verboden geweest waardoor de zich ontwikkelende religie het karakter kreeg van een schaduw, zichtbaar maar niet tastbaar. Een schaduw kan opkomen en verdwijnen en draait mee met de zon. Zo flexibel als een schaduw, pasten de rituelen en de tradities zich aan. De omgeving, het tijdstip en de plaats waar de winti rituelen werden gepraktiseerd beïnvloedden het uiterlijke vertoon en de inhoud van deze rituelen. Tot op de dag van vandaag is de wintireligie een dynamische religie.
Woord van Dank
Er zijn veel mensen die tijdens het onderzoek naar ‘De schaduw van de winti’
met mij hun inzichten en ervaringen wilden delen. Hun kennis en ervaring zijn voor mij van onschatbare waarde geweest.
In de eerste plaats ben ik de hulpverleners van het Psychiatrisch Centrum Suriname – en in het bijzonder Broeder Jintie en Zuster Plein – veel dank verschuldigd. Als zij hun vensters niet voor mij hadden opengezet was mijn uitzicht niet zo indringend geweest. Zo heb ik veel verpleegkundigen en ziekenverzorgers kunnen spreken en hebben psychiaters, de zaalartsen en de psychologen tijd vrijgemaakt om door mij te worden geïnterviewd. Ik wil dr.
Ezechiels in het bijzonder bedanken, zijn diepgaande inzichten over winti en psychiatrie zijn voor mij van groot belang geweest. De steun en het vertrouwen van maatschappelijk werkster en winti specialist, mevrouw Meye in de voortgang van mijn onderzoek hebben mij goed gedaan, dat geldt evenzeer voor de gesprekken die ik mocht hebben met dr. Elliot.
Jeanien Galle is onmisbaar geweest voor haar support en steun tijdens de groepsinterviews ‐ en voor de gezellige momenten op en buiten het terrein van het PCS in Paramaribo.
Van groot belang waren voorts de contacten die ik had met mijn informanten in de wereld van de winti. Deze cultuurkenners, zoals zij zichzelf noemen, wezen mij in eerste instantie de weg. Dhr. Picorni en dhr. Oosterwolde wil ik daarvoor dank zeggen. Via een hulpverlener van het PCS ontmoette ik Glenn de Bonuman, die mij heeft laten zien, horen en voelen hoe het is wanneer er geesten worden opgeroepen en hoe deze worden gebruikt om een diagnose te stellen. Linda, schoonmaakster bij het PCS, heeft me meegenomen naar een winti pré om kennis van winti in de praktijk op te doen. Ik bewonder haar gastvrijheid en overtuiging.
Huib van Dis was voor mij belangrijk met zijn nuttige en soms opbeurende adviezen tijdens mijn veldwerk. Mijn begeleider, Dr. Chris de Beet gaf mij richting en houvast in de berg informatie die ik vanuit Suriname heb meegnomen naar hier. Dank daarvoor.
Ik wil het Amsterdams Instituut voor Maatschappijwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam bedanken voor haar financiële tegemoetkoming voor mijn veldwerk.
Van de mensen die dicht bij mij staan wil ik Erik, mijn ouders Ap en Loes en mijn tweelingzusje Elize danken. Vooral haar praktische steun en haar gezelschap tijdens het grondige verkenningsonderzoek en voorwerk in Suriname had ik voor geen goud willen missen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
“Vaak weten ze het niet, ze geven het niet aan, je ziet het wel. Als je een persoon ziet met poeder, een soort talkpoeder, dat krijgt elke patiënt tegen het zweten. Het lijkt op pimba. Als die echt abnormaal veel poeder zet op zijn gezicht...in onze cultuur noemen we dat een Apuku, dat is een geest. (...) Als je dat ziet bij een patiënt dan weet je, dat speelt, dan moet je wat gaan doen, met winti cultuur.” (verpleegkundige PCS)
Voor mijn BA scriptie heb ik onderzoek gedaan naar winti in de Nederlandse gezondheidszorg. De uitkomst van dat onderzoek zette mij aan het denken. Winti bleek, vooral in de geestelijke gezondheidszorg, alom aanwezig, vooral bij Surinaamse cliënten. Hulpverleners gaven vaak aan niets of heel weinig te weten over winti. In verschillende artikelen en boeken die zijn geschreven over de
‘interculturalisatie’ van de zorg kwam naar voren dat kennis over de culturele achtergrond van een cliënt voordelig kan werken in het begrijpen en behandelen van deze cliënt. Bij mij rees de vraag hoe de hulpverleners met winti omgaan in de biotoop van deze religie. Als winti in de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg vooral voorkomt bij Surinamers, hoe is de situatie dan in Suriname? Komt winti juist veel voor of bijna niet?
Bovenstaande vragen hielden mij bezig na het schrijven van mijn BA scriptie. Ik besloot om mijn Master te doen in het teken van deze vragen. Voor het beantwoorden van bovenstaande vragen verbleef ik in het voorjaar van 2008 vier maanden in Suriname. Ik heb twee maanden een onderzoeksstage gelopen bij het Psychiatrisch Centrum van Suriname (PCS), om inzicht te krijgen in de omgang van de hulpverleners met hun cliënten. Ik heb mij ook verdiept in de winticultuur.
1.1 De doelstelling
Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de wijze waarop hulpverleners in de psychiatrie van Suriname omgaan met winti. Winti speelt een rol in het leven van veel Surinamers. Ze is van invloed op het mentale welbevinden. In Nederland worden Surinaamse cliënten vaak onjuist of te laat gediagnosticeerd.
In de literatuur over interculturele zorgverlening wordt er van uitgegaan dat
kennis over de culturele achtergrond van psychiatrische patiënten een voorwaarde is voor geslaagde interculturele therapie.
Tot 1971 waren winti rituelen in Suriname bij de wet verboden. Winti wordt door veel mensen nog steeds gezien als bijgeloof, dit is van invloed op de manier waarop en met wie men over winti praat.
In Nederland en Suriname, groeide de behoefte bij de Creoolse groep om winti als een aspect van eigen identiteit te benadrukken. Een van de manieren hiervoor was om erkenning te zoeken voor de therapeutische mogelijkheden van winti in de gezondheidszorg. Er is veel geschreven over winti en de therapeutische waarde daarvan. De werken van bijvoorbeeld Wooding (1972, 1981, 1984) en Stephen (1995, 1998, 2006) geven voorlichting over winti1. Kennis over winti en andere therapieën die niet opgenomen zijn in de reguliere gezondheidszorg is van belang omdat veel migranten, maar ook Nederlanders gebruik maken van deze therapieën. Spruit (1987) concludeert, dat wanneer de diagnose ‘cultureel verschil’ is, het recept culturele kennis is (In: Van Dijk 1989:
245). Spruit doelt met cultureel verschil op de knowledge gap die tussen hulpverleners en zorgvragers bestaat. Het culturele verschil zoals het behoren tot een andere culturele groep, het geloof in magie en geesten bij de zorgvrager en een deviante kijk op de psyche maken deel uit van de verklaringen die hulpverleners geven voor hun falen om adequate hulp te bieden aan migranten (Van Dijk 1989:245). Culturele achtergrond kennis fungeert als een soort brug over de knowledge gap, waardoor er beter aan de zorgvraag van een cliënt kan worden voldaan.
In Suriname, het land waar de winticultuur zich heeft ontwikkeld en waar veel mensen deze religie meedragen in hun hoofd, lichaam, bewustzijn of onderbewustzijn, is de benadering van hulpverleners naar hun cliënten toe verschillend van de benadering in Nederland. De knowledge gap tussen cliënt en hulpverlener is in Suriname een stuk kleiner. Men is in Suriname niet alleen bekend met winti, maar ook met Javaanse en Hindoestaanse gewoontes2 omtrent ziekte en gezondheid. Tijdens het veldwerk heb ik gekeken of de zorgvraag van de cliënt voldoende wordt beantwoord en of een gedeelde culturele achtergrond of kennis hierop van invloed is.
Mijn hoofdvraag luidt als volgt:
Wat is de houding van hulpverleners werkzaam in het Psychiatrisch Centrum van Suriname ten opzichte van winti, en hoe is deze houding van invloed op de benadering van mensen met psychiatrische klachten.
Het onderzoek moet inzicht geven in de omgang van hulpverleners in het PCS met winti bij hun cliënten. Onderzoek naar de huidige situatie in Suriname en de ervaringen van de hulpverleners is van belang omdat het onderzoek kan bijdragen aan de kennis over winti in de psychiatrie. Dit onderzoek kan van nut zijn voor het PCS omdat het inzicht geeft in wat de medewerkers denken en hoe zij tegenover zaken staan zoals winti. Het PCS houdt zich bezig met culturele verschillen omdat zowel de hulpvragers als hulpverleners uit verschillende etnische groepen komen. Kennis over de omgang van hulpverleners in het PCS met winti bij hun patiënten kan bijdragen aan de huidige kennis over winti en psychiatrie in de praktijk, zowel in Suriname als in Nederland. Ik streef ernaar dat de resultaten van dit onderzoek ook bekend worden bij hulpverleners in Nederland omdat deze resultaten kunnen bijdragen tot verbetering van de Nederlandse gezondheidszorg ten aanzien van cliënten met een Surinaamse achtergrond. Achtergrondkennis is van belang om communicatieproblemen en verkeerde diagnoses te vermijden.
1.2 Methoden
Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden heb ik twee en een halve maand stage gelopen in het Psychiatrisch Centrum van Suriname (PCS). Ik heb geobserveerd, interviews afgenomen, met cliënten en medewerkers gepraat, ik ben mee geweest op een uitje voor het personeel van het PCS naar Galibi en ik heb een lezing mogen geven tijdens de thema‐avond ‘culturele benadering in een psychiatrische behandeling’. Dit laatste bevestigt de interesse van het PCS in mijn bevindingen en in een culturele benadering in het algemeen. Informele gesprekken, observaties en semi gestructureerde interviews hebben bijgedragen aan mijn gegevens. Ik heb twee “cultuurkenners” 3 ontmoet en twee winti helers;
een bonuman en een dresiman. Ik heb ook een winti pré4 en een kulturu begi5 mogen bijwonen.
Voor mijn vertrek naar Suriname had ik via internet contact met de verpleegkundig directeur van het PCS. Hij heeft mij toestemming gegeven om mijn onderzoek daar uit te voeren. Mijn voorstel was aanvankelijk dat ik aanwezig wilde zijn op de werkvloer, door bijvoorbeeld als ‘stagiaire’ of
‘assistent begeleider’ aan het werk te gaan. Dit bleek niet mogelijk vanwege de privacy van de cliënten. Ik heb geen opleiding voor verpleegkunde of ziekenverzorging gedaan, en nooit een eed afgelegd die de privacy van de cliënten waarborgt. Deze eis is vastgelegd in de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)6. De wet beschermt hiermee patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners. Vanwege deze privacy redenen moest ik via de hoofdzuster een afspraak maken bij de afdelingen. Ik werd door haar persoonlijk naar de afdeling gebracht. Dit had het voordeel dat ik in de meeste gevallen meerdere hulpverleners tegelijk te spreken kreeg, omdat de hoofdzuster alle hulpverleners aanwezig op de afdelingen instrueerde mij te woord te staan. Deze interviews vonden plaats in de vorm van Focus Groep Discussies7. In totaal heb ik vierenvijftig hulpverleners werkzaam op verschillende afdelingen gesproken. Ik heb al deze groepsinterviews opgenomen op een digitale recorder. Tijdens de laatste vier groepsinterviews had ik een secondant, die me bijstond in de gesprekken.
De contacten met de psychologen en psychiaters heb ik zelf gelegd, via de mail, de polikliniek of door ze aan te spreken. De zusters werkzaam bij de polikliniek hebben mij hierbij geholpen. Ze regelden een ‘spreekuurtje’ voor me zodat ik de tijd had om met de psychiaters in gesprek te gaan. Deze gesprekken heb ik allemaal opgenomen en uitgeschreven.
Contacten buiten het PCS heb ik opgedaan tijdens mijn verblijf in Paramaribo.
Belangstelling hoort thuis in een bepaald denkklimaat. Dorst naar kennis is niet universeel (Van Wetering 1988:17). Kennis wordt in Afro-Surinaamse groepen gezien als een schaars goed, waarvoor men in geestelijke en materiële zin moet betalen. Het gaat om ondrofeni, met schade en schande verworven levenswijsheid.
“Ik heb jou eerst moeten gaan vertrouwen toch, eerst zei ik niets, nu neem ik je mee (…).”
(Informeel contact)
Informatie over winti heb ik verkregen door een band op te bouwen met een aantal mensen die bereid waren mij mee te nemen in de wereld van winti.
1.3 Setting
Het PCS is gevestigd in de hoofdstad Paramaribo en is het enige instituut in Suriname waar mensen met psychiatrische klachten kunnen worden opgenomen om er behandeld te worden. De officiële voertaal in het PCS is Nederlands, maar onderling praten de hulpverleners vaak Surinaams8. Ook met cliënten wordt veel in het Surinaams gecommuniceerd. In 1891 werd door het koloniaal gezag in Suriname besloten om Wolfenbuttel, een plaats gelegen in Suriname, te kopen en er een “bewaarplaats”voor de geesteszieken te vestigen9. Tot op heden is deze locatie het adres waar het PCS is gevestigd. Missies van het PCS zijn onder andere ‘ontwikkeling en implementatie van moderne hulp en zorgmethodieken, toepassing van professionele hulp, en effectieve, efficiënte samenwerking tussen de medewerkers en overige hulp‐ en zorgaanbieders’. Deze missies geven aan dat de psychiatrische instelling biomedisch is georiënteerd omdat het verwijst naar moderne zorgmethodieken en dat het open staat voor andere zorgaanbieders10. Er bestaat echter bijna geen formeel contact tussen medewerkers van het PCS en andere zorgaanbieders11.
1.4 Geografie Suriname
Suriname maakt deel uit van Guyanaschild in het noordoosten van Zuid Amerika.
Suriname behoort tot de Cariben en Zuid Amerika. Het land grenst in het noordoosten aan de Atlantische Oceaan, in het oosten aan Frans Guyana, in het zuiden aan Brazilië en in het westen aan Guyana (voormalig Brits Guyana).
De enige stad van Suriname is Paramaribo. De rest van de bevolking is verdeeld over dorpen die variëren in grootte. Paramaribo accentueerde het ontstaan van Suriname als plantage kolonie en was het belangrijkste centrum dat economische en andere relaties onderhield met het buitenland (Wooding 1984:
28). De stad heeft altijd een aantrekkingskracht uitgeoefend op andere delen van het land. In sociologisch opzicht ontstond hier een samenlevingsvorm die in grote trekken verschilt van de stam‐ en dorpsgemeenschappen in de rest van het land (ibid).
Hoofdstuk 2 Suriname: een multiculturele samenleving 2.1 De ‘Surinamer’.
De republiek Suriname is vier keer zo groot als Nederland en heeft een oppervlakte van 163.265 vierkante kilometer. Uit de meest recente volkstelling in 2004 blijkt dat er ongeveer 490.000 inwoners in Suriname wonen waarvan meer dan de helft in Paramaribo woonachtig zijn. De bevolkingssamenstelling van Suriname is heel divers. 27,4% van de bevolking is Hindoestaans, 17,7% zijn Creools en worden ook wel de stadscreolen genoemd. 14,7% van de bevolking zijn Marrons, ook wel boslandcreolen genoemd12. De Javanen maken voor 14,6%
deel uit van de bevolking. Dan is er nog een groot deel van gemengde afkomst;
12,5%. Andere bevolkingsgroepen zoals Chinezen en Nederlanders maken voor 6,5% deel uit van de Surinaamse bevolking en van 6,6% zijn er geen gegevens13. Suriname is een gesegmenteerde en heterogene samenleving. Ook de Surinaamse identiteit is door de verschillende historische achtergrond meervoudig en ‘multicultureel’. De eerste kolonisatie vond plaats omstreeks 1650 door de Britten. In 1674 werd Suriname officieel van Nederland. In 1650 werden er slaven uit de kustgebieden van centraal Afrika gehaald om te werken in de plantages. De Afrikaanse slaven kwamen in contact met de al aanwezige slaven op de plantages; de inheemse bevolking van Suriname (Van Dijk 2003:267). De inheemse bevolking is grotendeels verjaagd en vermoord door de kolonisten.
De slavernij werd in 1863 afgeschaft. Dit werd gevolgd door laag betaald contractarbeid. De Javanen vonden vanaf 1890 een plaats op de suikerplantages van Mariënburg en in het Commewijne‐district als contractarbeiders (Van Wengen & Derveld 1977: 226). Ook de Hindoestanen en Chinezen kwamen na het jaar 1863 als contractarbeiders naar Suriname, in eerste instantie via regeringswegen, daarna op particulier initiatief. Boeroes zijn Surinamers waarvan hun voorouders Nederlandse immigranten zijn die zich in de periode tussen 1845 tot 1853 in Suriname hadden gevestigd om daar als zelfstandige landbouwer te gaan werken14.
Op 25 november 1975 werd Suriname onafhankelijk. Sindsdien is de officiële benaming Republiek Suriname.
De sociale structuur bestond in de 17e eeuw uit slechts twee klassen, namelijk een dunne bovenlaag van blanken en een brede onderlaag van negerslaven. Geleidelijk aan ontstond er een middenklasse met mulatten en vrije slaven, welke met de afschaffing van de slavernij en de komst van contactarbeiders een snelle uitbreiding heeft ondergaan(Wooding 1984: 29). De confrontatie tussen de blanken en de middenklasse was in Paramaribo het grootst omdat zij dicht bij elkaar leefden. In de plantages leefden deze twee groepen meer gescheiden en had men meer ruimte.
2.2 Suriname; een plurale samenleving?
In zijn sociaal historische studie van Suriname schetst Van Lier in 1977 Suriname als een plurale samenleving, waar verschillende bevolkingsgroepen naast elkaar leven. Tegenwoordig blijkt Suriname minder pluraal te zijn dan Van Lier aangaf.
Vermenging van bevolkingsgroepen komt tegenwoordig steeds meer voor. Een kind van een gemengd huwelijk wordt een moksi genoemd. Moksi betekent gemixt, en wordt in de literatuur ook wel mulat genoemd. Ook kennis van culturen wordt onderling uitgewisseld met elkaar. Zo gaf een creoolse respondent aan:
“Ik ben Creools, maar ben opgegroeid in Commewijne, tussen de Javanen en Hindoestanen. Ik weet heel goed roti klaar te maken. Ik spreek ook een aardig mondje Hindoestaans en Javaans, omdat ik ben opgegroeid in die buurt. Het is voor mij heel vanzelfsprekend, dat ik kennis heb van deze culturen.”
Deze vermenging wordt in de literatuur ‘ creolisering’ of ‘ hybriditeit’ genoemd.
Drummond (1980) benadrukt dat werk in de creoolse linguïstiek gebruikt kan worden in antropologisch onderzoek betreffende etniciteit in poly‐etnische samenlevingen. Drummond legt de nadruk op ‘cultuur’ als dynamisch proces en legt de nadruk op interne variatie en dichotomie binnen een cultureel systeem (1980:368). Hannerz stelt dat deze interne variatie een kwaliteit is van een cultureel systeem:
“A macro‐anthropology of culture which takes into account the world system and its centre‐periphery relation appears to be well served by a creolist point of view (...) identifies diversity itself as a source of cultural vitality.” (Hannerz 1987: 556).
Trouillot stelt dat creolisatie een modern fenomeen is, omdat het duidt op bewustzijn en verwachting van culturele verschillen. Onderzoekers hebben een raamwerk nodig om de veranderende contexten van creolisatie te benaderen (1998:17). Trouillot werkt net als Drummond met linguïstische theorie. De etnische afkomst van de spreker bepaalt in veel gevallen de slang, het accent, waarmee men praat. Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan van creoolse talen15. Trouillot geeft aan dat de ontstaansgeschiedenis van die talen, vergelijkbaar is met de ontstaansgeschiedenis van de creoolse culturen.
Afrikanen en hun nakomelingen moesten zogezegd een nieuwe culturele wereld creëren, met elementen verzameld uit de verschillende Afrikaanse culturen waar ze vandaan kwamen en de Europese culturen die ze domineerden (1998:20).
Caribische cultuur is volgens Trouillot vanaf het begin van de slaventijd al creatief in omgang en vermenging met verschillende culturen. De drie bovengenoemde auteurs concluderen dat men (Caribische)cultuur niet los kan zien van de context waarbinnen deze bestaat en de transformaties die het continu ondergaat. Kortom, diversiteit stimuleert culturele flexibiliteit. Het is van belang om dit mee te nemen in de analyse van mijn gegevens omdat diversiteit van invloed is op de houding van mijn respondenten over verschillende geloofsopvattingen en culturele uitingen.
2.3 Religie
“Religie sterkt de geest en geeft vertrouwen. Religie kan echter ook ziek maken(...) Religie heeft de kracht om iemand te helpen. Ik ben zelf christelijk, rooms katholiek, en heb meerdere malen patiënten geholpen middels gebeden, samen met de priester.”
(Verpleegkundige PCS)
In Suriname bestaan verschillende religies naast elkaar. Het Christendom is verreweg de grootste religie in Suriname16. De christenen zijn grofweg te verdelen in Rooms Katholiek, Protestants en Evangelistcharismatische bewegingen17. Het Hindoeïsme is na het christendom de grootste religie in Suriname. Daarnaast zijn er nog verschillende vormen van de Islam en natuurlijk de traditionele religies. Het christendom is nooit in staat geweest de traditionele religie te vervangen (De Beet & Sterman 1981:173)18. Een opvallende quote beschrijft deze situatie in Suriname als volgt:
“Wij creolen zijn voor 99% christen, maar voor 100% winti” (Inwoner van Paramaribo‐
informeel contact)
Een dergelijke quote vond ik terug in een artikel van Van der Pijl waar zij een beschrijving geeft van winti als religieusspiritueel complex.
‘In een gesprek over religieuze beleving en het probleem van ambivalentie en ondoorgrondelijkheid kwam één van mijn informanten met de volgende stelling:
”Creolen? 99% christen, 100%winti” (Van der Pijl 2002:77).
Van de Pijl stelt ook dat de kerstening van het creoolse deel van de bevolking niet tot een grootscheepse erodering van de meer traditionele waarden en praktijken heeft geleid (2002:83, 2007:125‐129). Verschillende geloofsopvattingen, levensbeschouwelijke en kosmologische waarden zijn naast en door elkaar blijven bestaan. Zij beïnvloeden elkaar ook wederzijds. Van der Pijl deed onderzoek onder het Creoolse deel van de bevolking in Paramaribo.
Hoe met name christelijke opvattingen en gebruiken enerzijds en winti opvattingen en praktijken anderzijds zich tot elkaar verhouden is een bijzonder complexe vraag (Van der Pijl 2002:83)19. Om dit te illustreren zal ik een casus beschrijven van een ervaring die ik heb opgedaan tijdens mijn veldwerk:
Casus 1: In een discussie die ontstond tijdens een lezing die ik heb gegeven over een culturele benadering in een psychiatrische behandeling, wist een creoolse dame te vertellen dat zij met haar drugsverslaafde zoon naar een bonuman was geweest omdat ze dacht dat zijn gedrag te maken had met ‘iets cultureels’. Deze man heeft haar niet kunnen helpen omdat het om drugs ging, daar moest de jongen eerst vanaf. Zij vertelde dit naar aanleiding van een discussie over de betrouwbaarheid van de wintihelers tegenwoordig. Zij wilde hier mee aangeven dat er wel degelijk betrouwbare bonuman bestaan. Even later ging het gesprek over geloof. Het merendeel van de toehoorders was christelijk, de creoolse dame ook. Ze verwierp het wintigeloof en zei dat je je nooit met zulke zaken moet inlaten, immers, de Heer daarboven zal voor je zorgen zolang je maar vertrouwen hebt. Haar fel gekante houding tegenover winti praktijken viel mij op, omdat ze nog geen tien minuten eerder vertelde dat ze met haar zoon een bonuman heeft geconsulteerd.
2.4 Winti en het christendom
Scheld heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de factoren die een rol spelen bij het gecombineerd praktiseren van winti en het christendom bij creolen in Paramaribo. Zij stelt dat door de dominante rol die het christendom heeft gespeeld in de geschiedenis20 de overtuiging heerst dat een respectabele creool
christelijk hoort te zijn. Het praktiseren van winti wordt niet respectabel geacht en wordt veelal in het geheim gedaan (Scheld 2005:101). Er zijn echter ook creolen, zowel in Nederland als in Suriname, waar eind jaren 70 de behoefte en motivatie groeide om winti als een aspect van eigen identiteit te benadrukken.
Sinds 2002 is het op scholen in Suriname zelfs verplicht om aandacht te besteden aan de ‘eigen’ Surinaamse cultuur21. Er wordt echter niet graag gesproken over winti, zeker niet met een bakra (blanke) zoals ik. Veel mensen gaven tijdens de interviews aan dat ze ‘ van de kerk’ zijn ‘ een goede christen’ en dus ‘niet aan winti doen’. Ze deden voor alsof de relatie tussen het christendom en winti de vorm van twee gescheiden systemen heeft. In de literatuur over Afro‐Surinaamse religies wordt verschillend gedacht over de vraag hoe winti zich verhoudt tot het christendom. In een overzicht van de belangrijkste meningen hierover (De Beet
& Sterman 1981: 317‐324) blijkt dat het contact met het christendom en de wijze waarop die religie werd geaccepteerd en geïncorporeerd in de traditionele religie sterk varieerde. Afro‐Surinaamse religie is als het ware een fluctuerend systeem, waar op één punt in de tijd of het christendom of de traditionele religie dominant is. Soms is er een balans, waarbij elementen van beide religies gerepresenteerd zijn (De Beet & Sterman 1981:359). Meestal kwam het tot verdergaande acceptatie, waarbij de eigen religie voor een deel werd vervangen, en voor een deel naast het christendom bleef bestaan (Schoonheym 1988:52).
Het christendom werd soms ook gedeeltelijk opgenomen in het traditionele religieuze systeem waarbij syncretismen22 ontstonden (ibid.) Bekering vereist een andere houding maar hoeft geen totale afwijzing van het ‘oude’ te impliceren. In Suriname is er eerder sprake van een zekere continuïteit en herinterpretatie van het ‘oude’ (Van der Pijl 2008:290). Sommige auteurs gaan er van uit dat winti en het christendom als twee gescheiden systemen naast of zelfs tegen over elkaar bleven staan. Dit beeld is volgens Schoonheym gecompliceerder omdat het voorbij gaat aan het feit dat Creolen zowel hun traditionele religie als het christendom als een essentieel deel van hun leven beschouwen. Een bonuman die ik gesproken heb liet mij een Bijbel zien die op zijn tafel lag tussen alle andere rituele spullen zoals drank, floridawater en witte kaarsen. De Bijbel nam een centrale plek in. God had hem zijn gift om met zijn
winti’s te praten geschonken. De bonuman is roomskatholiek en gaat elke zondag naar de kerk.
“De roomskatholieke kerk staat open voor cultuur. Je zult daar overal kalebassen tegenkomen en klederdracht. Er is een bepaalde kerk hier in de buurt waar ik altijd heen ga. Die priester heeft een traditionele katholieke habijt met een kruis, maar dat kruis is een ala kondre23 kruis!” (bonuman)
Opvallend was dat hij een onderscheid maakt tussen religie en cultuur.
Volgens hem gaan religie en cultuur heel goed samen. Hij gebruikte meerdere malen delen uit de Bijbel om zijn verhalen te illustreren of ondersteunen. Het roomskatholieke geloof is zijn religie en winti is (deel van) zijn cultuur. Cultuur wordt in zijn context gebruikt als iets dat elk mens bezit, niet als een ‘way of life’.
“Er zijn heel wat culturele geestelijke storingen, zo is er hier een pater die bezeten was. Elke zondag preekte hij gekke dingen in een taal die niemand verstond. Hij was van de kerk, maar is geholpen door een bonuman. Nu is hij weer beter en kan zijn werk voor de kerk gewoon weer doen.” (bonuman)
‘Culturele geestelijke storingen’ en last hebben van ‘ iets cultureels’ riepen bij mij verschillende vragen op. Hoe zien mensen cultuur en misschien wel belangrijker, hoe ziet men winti? Dhr. Picorni, een cultuurkenner en theoloog heeft mij deze vragen als volgt uitgelegd:
“Kijk, de Afrikaan komt naar Suriname toe met een levensbeschouwing. Die levensbeschouwing geeft antwoord op 3 vragen, waar kom ik vandaan, wie ben ik, waar ga ik naartoe. Alle godsdiensten doen dat. Dat is een levensbeschouwing. Maar een levensbeschouwing valt weer uiteen in een medische, een sociale, een culturele, een..
noem maar op. En nu komt de slavernij, dat wat men heeft meegenomen, is ontwikkeld op een stuk van, elkaar helpen, op medisch gebied bijvoorbeeld. Maar de economische kant van de meesten is zwak, omdat de meester ze economisch verzorgde.
Cultuur is niks anders dan gewoontes veredelen. Het gevaar dat ontstaat door winti ‘ iets cultureels’ te noemen is dat winti zo slechts een bijdrage dreigt te worden van een levensbeschouwing, terwijl het een volwaardige levensbeschouwing is! Het is iets veel groters dan ‘ iets cultureels’.”
(Dhr. Picorni)
Meningen over wat winti precies is en hoe het wordt gezien verschilt per persoon. De verklaring van Dr. Picorni is een beschrijving van winti als een levensbeschouwing. Men kan een winti aanhanger zijn net zoals men rooms katholiek kan zijn. Schoonheym stelt dat zowel de traditionele religie als het christendom slechts voor een deel in de geestelijke behoeftes van de Creolen voorzien. Beiden systemen zijn daarom complementair. Ze bestrijken elk hun eigen terrein24 en kunnen dus geheel gescheiden blijven functioneren (1988:55).
Het geeft echter geen verklaring voor het feit dat mensen cultuur als iets beschrijven waar je last van kan hebben, en waar je voor behandeld moet worden.
Om hier een verklaring voor te vinden moeten we rekening houden met de dichotomie tussen het christendom en winti. Ze zijn complementair maar blijven gescheiden functioneren. Winti praktijken worden meestal buiten de stad of buiten het dorp uitgevoerd, kerken en kerkdiensten bevinden zich in de stad of in het dorp. De letterlijke scheiding tussen winti en het christendom neemt niet weg dat de Creolen een verbinding hebben weten te leggen door een klein aantal syncretismen te vormen in de top van beide religieuze systemen25. We kunnen er dan van uit gaan dat ze deel uitmaken van elkaar als levensbeschouwing26. Winti is voor velen geen allesomvattende levensbeschouwing meer, maar maakt nog wel een deel uit van hun levensbeschouwing. Omdat voor velen de christelijke religie een dominante plaats inneemt in hun leven, wordt winti afgeschilderd als iets cultureels. Iets van vroeger, wat bij de voorouders leefde en heeft bijgedragen aan het ontstaan van de hedendaagse Surinaamse cultuur.
Hoofdstuk 3 Winti 3.1 Beschrijving en definitie
De wetenschappelijke studie van de Afro‐religie in Suriname begint met het werk van Frances en Melville Herskovits. ‘Suriname Folk‐Lore’(1934) geeft de eerste volledige beschrijving van de gang van zaken bij de winticultus door een ooggetuige die wetenschappelijk getraind is (In Van Lier 1983:27). ‘Suriname Folk‐Lore’ heeft niet onmiddellijk geleid tot stimulering van onderzoek over de wintireligie in Suriname. Het zou tot 1972 duren voor Charles Wooding in ‘Winti:
een Afro‐Amerikaanse godsdienst in Suriname’ een studie over winti in het Para district presenteerde; een onderzoek gebaseerd op langdurig en intensief veldwerk. Sinds de jaren zeventig is er veel geschreven over winti. Dankzij de wetenschappelijke publicaties over de Afro‐Surinaamse cultuur, religie en rituelen is het goed mogelijk om hier een duidelijk beeld van te verwerven.
Van Lier schreef in 1983 dat de Afro‐Surinaamse religie een synthese van religieuze verschijnselen is, afkomstig uit verschillende gebieden van Afrika.
Eenmaal in Suriname hebben sommige culturen een dominante rol gespeeld, waarbinnen zich weer elementen van religies van inheemse en Europese culturen hebben gevoegd (1983:29)27.
De term winti heeft meerdere betekenissen. Winti betekent wind. Deze wind verwijst naar de voorouders uit Afrika, die met de slaven zijn meegevlogen naar Suriname. Een winti geest kan zo snel reizen als de wind. Wanneer een winti geest om advies wordt gevraagd, kan hij of zij binnen een paar minuten de wereld rond reizen op zoek naar de nodige informatie. De aanwezigheid van de goden en geesten is wel voelbaar, alleen je ziet ze niet. De term winti is een verzameling van opvattingen, betekenissen en praktijken dat per persoonlijke achtergrond of voorkeur, regio en historische periode sterk verschilt (Van der Pijl 2002:78). Charles Wooding gaf in zijn dissertatie in 1972 de volgende definitie van winti:
Winti is een Afro‐Surinaamse godsdienst waarin centraal staat het geloof in gepersonificeerde bovennatuurlijke wezens, die van een mens bezit kunnen nemen en zijn bewustzijn uitschakelen, waarna zij verleden, heden en toekomst kunnen openbaren en ziekten van bovennatuurlijke aard kunnen veroorzaken en genezen (1972: 251).
Deze definitie is een bondige samenvatting van de vele betekenissen van winti, en wordt door menig auteur nog steeds gehanteerd. Van der Pijl is van mening dat de definitie verruimd kan worden (2007: 109). Winti kan op minstens drie manieren begrepen en gebruikt worden naast de letterlijke betekenis van wind (lucht of adem): om het religieusspirituele complex of de kulturu in zijn geheel aan te duiden, om de ‘goden en geesten’ aan te duiden (de winti’s) en om te verwijzen naar een staat van ‘ in bezit genomen zijn’ door deze goden en geesten (“hij heeft winti”). Door deze verschillende betekenislagen is winti, net als veel andere termen in het Sranantongo, bijzonder context afhankelijk en niet altijd makkelijk vertaalbaar (Van der Pijl 2007: 109). Aangezien winti zich kan manifesteren en betekenis kan hebben in de vele aspecten van het dagelijks leven, in relaties, werk, welzijn en gezondheid, zal een Afro‐Surinamer eerder spreken over mi kulturu, wat mijn cultuur betekent. Van der Pijl ziet winti als een cultuuruiting, geworteld in een dynamisch complex van goden, geesten en magisch‐religieuze en sociaal culturele praktijken (Van der Pijl 2002: 78). De ruimere definitie van Van der Pijl sluit aan bij de hedendaagse tendens.
3.2 De winti leer
“De mens heeft de natuur, maar de natuur bezit de mens.” (In: bijdrage van Stichting Sabi Yu Rutu)
De winti godsdienst heeft geen heilig schrift, geen geschreven geschiedenis en geen algemene leider (Stephen 1995). In de winti godsdienst gelooft men dat alles door Anana geschapen is; Anana is de opper god en wordt door velen geassocieerd met de christelijke God28. Alles wat Anana geschapen heeft is begeestigd, elk element in de natuur heeft zijn eigen geest of god. De goden wereld valt uiteen in de goden van de aarde, de lucht, het water en het bos. De geesten wereld is te verdelen in het geestelijk leven van de mens en de Jorka’s, dat zijn de geesten van overledenen29. In de winti leer zijn lichaam en geest niet gescheiden van elkaar. Ze worden echter wel als twee aparte delen van de mens gezien. De spirituele kant is onsterfelijk. De mens heeft een geestelijk en een materieel leven. Het geestelijk leven bepaalt voor een groot deel of de mens zich goed voelt of niet. Het geestelijk leven bestaat uit de Rutu, de Kunu, de Akra en Dyodyo. De Rutu is de herkomst, het voorgeslacht van de mens. De Kunu is de
geestelijke nalatenschap die het gevolg is van het gedrag of een handeling van de Rutu. De Rutu en de Kunu leren de mens om voor de gevolgen van hun gedrag en handelen in te staan. De Akra en de Dyodyo zijn de geestelijk leiders die iedereen van Anana meekrijgt. De geestelijke leiders dragen er zorg voor dat de mens in het leven kansen krijgt om in de maatschappij te floreren. Zij vormen de innerlijke wil van de mens. Het hoofd van de geestelijke leiders is de Akra, de ziel, het eigen ik, het ego. Bij het overlijden van de mens zal de Akra als laatste wezen het lichaam verlaten om terug te keren naar de opdrachtgever Anana. De Dyodyo zijn winti die in de kosmos leven. Zij ondersteunen de Akra in zijn taken.
Zij informeren de Akra over het gedrag en functioneren van de mens in de maatschappij. Zij zijn de poortwachters van het lichaam en mede verantwoordelijk voor het lichaam van de mens (Bron: Stichting Sabi Yu Rutu 1999). Het materiële leven bestaat uit de vrije wil van de mens en het stoffelijk deel van het lichaam van de mens (Ibid.).
Men is ziek als de geestelijke en de materiële kant van het lichaam niet in evenwicht met elkaar zijn (Van Dijk 2003:568). Veel mensen gaan bij een winti aandoening naar een winti heler. Winti aandoeningen kunnen echter ook voorkomen in combinatie met psychische ziekten. Stephen stelt dat het psychische ziektebeeld onder invloed van winti versterkt wordt. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat labiele mensen die onder behandeling staan steun vinden in hun winti geloof. De invloed kan zowel ten goede als ten kwade zijn.
Een winti is een mens trouw en goedgezind. Komt de mens de geboden van de winti echter niet na, dan kan dit slechte gevolgen hebben. Een winti kan zijn bescherming opgeven, waardoor iemand gevoeliger is voor aanvallen van buitenaf.
3.3 Winti, ziekte en gezondheid
“Je kunt een persoon vergelijken met een schaakspel. Iedereen heeft een kra (ziel), dat is de koning, deze moet koste wat het kost beschermd worden. Dat wordt gedaan door omringende pionnetjes, dat zijn je winti’s.” (bonuman)
In de winti leer wordt er een onderscheid gemaakt tussen datra siki, doktersziektes, ook wel kuwonu siki, gewone ziektes genoemd, en magische ziektes, oso of yeye siki genoemd30. Bij een doktersziekte gaat men naar een ziekenhuis of medische hulppost. Een magische ziekte wordt veroorzaakt door
geesten en is alleen te verhelpen door de bonuman. Er zijn verschillende oorzaken voor het ontstaan van een magische ziekte. Soms ontstaat deze door het overtreden van een taboe, winti’s zijn streng in het naleven van rituele regels, voedseltaboes zijn hier een voorbeeld van. Het kan ook zijn dat iemand een vloek heeft geërfd uit het verleden. Verder is het nog mogelijk dat iemand iets voor een persoon heeft ‘gezet’. Hij of zij heeft met behulp van de krachten van de geesten geprobeerd de ‘pionnen’ van een ander te verzwakken. Dit kan door een vloek, een vervloekt object of direct via de geesten. Dit noemt men wisi.
Wisi wordt vaak geassocieerd met hekserij. Het is de donkere, kwade kant van winti. Iemand kan naar een wisi man, of heks gaan en deze een geest laten aanwenden om iemand kwaad te doen, deze geest kan zich echter ook tegen de boosdoener keren. Ten slotte is het nog mogelijk dat slechte geesten ‘vrij’
ronddwalen door het openen van een fles of het kappen van een boom waar de geesten in opgesloten zaten. Deze slechte geesten voegen zich bij iemand zijn of haar pionnen en kan iemand heel ziek maken. Ter illustratie van deze oorzaken lees het verhaal van een bonuman die ik gesproken heb in bijlage 1.
Sommige psychiaters en artsen zien winti als een verklaringsmodel. Een manier om gebeurtenissen rondom ziekte en gezondheid, pech en geluk te verklaren. Een aantal psychiaters/psychologen stellen dat wanneer men het over winti heeft, er eigenlijk wat anders aan de hand is.
“Men schuift bepaalde zaken en onzekerheden af op die winti (…)” (Psychiater)
“Surinamers denken veel te gauw dat ‘men iets voor ze heeft gezet’. Als ze bijvoorbeeld in een hogere functie gaan en bang zijn dat mensen jaloers op ze zullen zijn, dan gebeurt dit vaak om eventuele tegenslagen te verklaren of gewoon omdat ze bang zijn hun positie te verliezen. Het is een verklaringsmodel waarmee ze eigenlijk aangeven van, hee, ik voel me niet goed, ik heb stress bijvoorbeeld, er is wat met me aan de hand.”
(psycholoog)
Om deze opmerking in perspectief te zetten zal ik een casus beschrijven, van winti problematiek op de werkvloer. Het gaat om een verpleegkundige die gepromoveerd is tot sub‐afdelingshoofd.
Casus 2: Een verpleegkundige werkzaam als onderhoofd op een afdeling heeft al 4 jaar last van winti. Mensen hebben wat voor haar gezet. Dit komt volgens haar door jaloezie, omdat zij zelf haar zusterpakjes maakt, die erg modieus zijn.
Natuurlijk zijn collega’s ook jaloers omdat ze onlangs onderhoofd is geworden.
Ze hoort steeds haar naam, mensen roddelen, mensen ‘maken haar zwart door te praten’. Dit is, in tegenstelling wat de psychiater aangaf, niet iets louter geestelijks. De zuster had namelijk een bewijs voor me; men had een rood lintje met een muntje eraan aan haar kast gebonden. Wat het precies betekent wist ze niet, maar het wijst op een vloek. Iemand is volgens haar naar een bonuman gegaan om haar kwaad te doen.
“Wat er is gebeurd ik ben nauwelijks hier, enkele maanden, maar op 2 juni, na drie dagen vrij te zijn kom ik hier iets aantreffen. Laat me je wijzen. Hier bij mijn kast, gelukkig deze broeder hier was er ook bij, ik kom en ik zie een rode lint, met een tien cent gebonden eraan. Ik heb snel gereageerd, ik heb gekiekt met mijn mobiel, ik heb de leiding laten komen en heb gezegd kijk dit is er gebeurd, dat ik word lastig gevallen, ik val mensen niet lastig ik kan je laten zien op mijn mobiel. (…)
Ik weet echt niet wat ik ze doe, maar als je gesprekken hebt met mensen, kunnen ze je uitlachen als het over dit soort dingen gaat (…)
Vanaf het moment dat ze hoorde dat ik sub hoofd ben geworden zag ik dat hun gezichten zijn veranderd. Het is ze in het verkeerde keelgat geschoten. Ik heb geleerd hoe je moet werken op de opleiding, en toen ik hier kwam zag ik dat het niet werd gedaan. Dus toen ik hier kwam heb ik daar wat aan kunnen doen, en dat heeft me ook geen goed gedaan (...)
ja, te roddelen ja. En wat ik heb gemerkt, het komt ook door de pakjes die ik maak, het wekt jaloezie op. Maar ik kan er niets aan doen, ik hou van kleren maken, ik maak ook kleding voor anderen. Dus dat is een ding voor ze geweest. Dus daarom is die een ook naar de bonuman gestapt, ik mag geen vrienden meer hebben, die laten ze me kwijtraken, ik ben als het ware in een hoekje gedrukt. Maar ik zeg, ik val niet, niemand kan mij laten vallen. De enige die mij kan laten vallen is die Heer daar boven. Hij is de enige. Hij brengt me naar het werk, Hij begeleidt me overal waar ik naartoe moet gaan.
Maar mensen weten dat niet van me.”
Het is duidelijk dat de verpleegkundige last ondervind van de angst en onzekerheden die winti bij haar veroorzaakt. Het christelijke geloof is haar steun en houvast. De verpleegkundige beeldt zich niet in, dat er een symbolische actie tegen haar is ondernomen omdat er werkelijk een lintje met munt eraan aan haar kast is gehangen. Haar angst en onzekerheid jegens collega’s die eventueel
‘iets voor haar hebben gezet’ is niet louter onzekerheid over haar zojuist verkregen positie. Haar nieuwe functie kan ook de mensen om haar heen hebben beïnvloedt bijvoorbeeld door jaloezie.
3.4 De Bonuman
Er zijn verschillende typen van Afro‐religieuze specialisten in Suriname, zoals de obiaman, de lukuman, de dresiman, de bonuman, de duman en andere31. De
lukuman is een diagnosticus en een ziener. De dresiman heeft veel kennis van medicijnen op basis van geneeskrachtige planten en kruiden. In werkelijkheid lopen deze rollen in elkaar over. Van Lier noemt de religieuze specialisten ‘multi‐
specialisten’, omdat zij zeer verschillende functies vervullen (1983:104)32. Naast de functie van ziener, kruidengenezer en priester, heeft de bonuman ook de functie van maatschappelijk werker en psychiater (Stephen 1988: 13). Ik zal verwijzen naar de term bonuman omdat dit de meest voorkomende term is voor een winti heler, zowel in de stad als in de literatuur. ‘Den go na boiti go bonu’
betekent letterlijk ‘Ze gaan buiten de stad om geesten te bezweren’. Bonu is een werkwoord dat volgens het woordenboek Sranan TongoNederlands (Wilner 2007) ‘geesten bezweren’ betekent33.
Een bonuman behoort zijn patiënten door te verwijzen als deze kwalen vertonen die de specialiteit van een andere genezer zijn, of wanneer het doktersziektes zijn.
De functie van de bonuman is sociaal gesanctioneerd en zijn deskundigheid is gebaseerd op de geneeskundige gaven van het metafysische wezen dat zijn lichaam als voertuig gebruikt (Wooding 1984: 41). Wooding noemt het metafysische wezen een ‘genezer‐god’34. De genezergod is vaak een krachtige winti zoals een fodu, een ingi of een aisa winti bijvoorbeeld. De uitverkorene, de bonuman, maakt als het ware een leerproces door bij zijn genezergod die hem technieken leert, kennis van kruiden bijbrengt, een geheimschrift, een andere taal en taboes die hij of zij in acht moet nemen (Wooding 1984:41).
We kunnen de bonuman volgens Wooding (1984) en volgens Stephen (1988) beschouwen als een traditionele psychotherapeut. De therapie die hij toepast heet etnopsychiatrie. Dat is therapie gebaseerd op het mensbeeld en de socio‐ culturele en religieuze achtergrond van de sociale gemeenschap waartoe zijn cliënten behoren. Het beschikken over een genezergod is in de Afro‐
Surinaamse etnopyschiatrie een voorwaarde om als genezer op te kunnen treden (Wooding 1984:41). Vroeger was het de gewoonte voor elke plaats, regio of familie om hun eigen specialist te hebben (Voorhoeve 1960:416). In de stad is dat tegenwoordig niet meer zo. Men vindt een bonuman weliswaar via een kennis of een familie lid, maar de keus is groot. Er zijn veel bonuman werkzaam
in de stad. Volgens één van mijn respondenten schieten ze tegenwoordig ‘als paddenstoelen uit de grond’.
“Er zijn denk ik meer bonumans dan artsen hier in Suriname.”
“(...)velen kijken af. Ik zeg bijvoorbeeld tegen iemand die hoofdpijn heeft ‘neem een aspirine’ omdat ik heb gezien dat de dokter dat doet. Dat werkt natuurlijk en die persoon zal weer terugkomen naar mij. Zo worden kleine bonumans gecreëerd. Dit is ook een reden dat er zoveel malafide bonumans zijn (...) Een bonuman herken je niet. Hij houdt zich ook op de achtergrond. De meeste bonumans krijgen hun krachten overgedragen van hun vader of moeder. Je herkent hem niet, meestal wordt je geadviseerd door iemand. Elke familie of groepje Surinamers heeft zijn eigen bonuman.
Daarom denk ik ook dat er veel meer moeten zijn dan artsen in dit land.
(verpleegkundige PCS)
Veel respondenten gaven aan dat het grote probleem met bonuman is dat er zoveel zijn. Men weet niet wie goed is en wie slecht. Lang niet alle bonuman sturen hun cliënten door als ze weten dat er geld te verdienen is aan een cliënt35.
3.5 De winti behandeling
‘ e set wan luku gi hen’ ‐ diagnose stellen36.
Een cliënt kiest een bonuman die is aanbevolen door vrienden, familie of kennissen. De bonuman stelt een diagnose; een luku. De manier waarop hij of zij dat doet verschilt per bonuman. De genezer‐god van de heler wordt opgeroepen en om advies gevraagd. Dit doet men door middel van een spiegel, kalebassen met water, een tikkertje en een glazen plaat. Elke bonuman heeft zijn of haar eigen manier van het uitvoeren van rituelen. De genezer‐god van de bonuman wordt gevraagd om in contact te komen met de geesten/winti’s van de cliënt. De bonuman raakt in een trance en wordt ‘bereden’ door zijn krachtige winti. De genezer‐god kan zo het probleem achterhalen. Komt dit probleem overeen met de klachten, dan kan de bonuman de Akra, zijn ziel oproepen om de bevindingen te toetsen.
‘ A du fanowdu’ ‐ de behandeling37.
De geest van de bonuman stelt vast welk genezingstraject er moet worden gevolgd. Er worden in een trance meestal traditionele oplossingsmethoden geopenbaard, maar er komt ook informatie aan de orde over de toepassing van biomedische geneesmiddelen (Stephen 2006:35). Een behandeling bestaat, afhankelijk van de aandoening, uit het innemen en/of wassen met verschillende
kruiden (wiwiri watra), het klaarmaken van verschillende gerechten(Akratafra), het schenken van een sieraad (to), een zegen (begi) een dankzegging en een feest ter ere van de geesten of de winti’s (wintipré).
De kosten van een behandeling kunnen hoog oplopen. De offers, de drank, muziek en voedsel is allemaal voor de rekening van de cliënt. Voorhoeve schreef tussen 1956 en 1961 dat slechts een klein deel van het totale bedrag in de zak van de bonuman belandt (Buschkens 1983:417), tegenwoordig verschilt dit per bonuman. Een aantal vraagt nog steeds geen geld, traditioneel gezien is dit ook correct, gezien het feit dat ze de gift van God hebben gekregen. Daar moeten ze goed mee doen. In de praktijk blijkt echter dat veel bonuman een flinke som geld vragen voor hun werk38. Een bonuman moet dikwijls mee naar het binnenland om daar rituelen uit te voeren, een begi te doen of een pré te organiseren. Toch weten veel helers hun werk ‘geheim’ te houden.
“jij gaat niet weten wie een bonuman is. Misschien is het je buurman, misschien je buurvrouw, maar je gaat het niet weten. Van buiten zie ze je er niets aan, het zijn hele normale mensen net als jij en ik. Om naar een goeie bonuman te gaan, moet je horen van anderen. Zo kan het zijn dat je helemaal naar de andere kant van de stad moet gaan gaan, om die bonuman te vinden, en je weet niet dat er ook eentje naast je woont. Ook al wist je dat je buurman een bonuman was, dan nog zou je de stad doorreizen, want het advies van vrienden en familie is het enige waar je op kunt vertrouwen wanneer je een bonuman uitkiest.” (Verpleegkundige PCS)
Elke bonuman heeft zo zijn eigen specialiteiten en geniet een reputatie. Deze reputatie wordt van mond tot mond verspreid. Het zijn meestal de ouderen uit de familie die bonuman kennen. Als een lid van de familie ergens last van heeft dan worden de familieleden benaderd die iets weten over winti. Een informeel contact uit Paramaribo vertelde me dat hij ervan overtuigd is dat elke creoolse familie minstens een familielid heeft die afweet van winti en in contact kan komen met een bonuman.