• No results found

Conclusie, aanbevelingen & discussie

§ 5.1 Beantwoording onderzoeksvragen

In dit hoofdstuk beantwoorden wij de hoofdvraag vanuit een korte terugblik op onze deelvragen.

1. Hoe heeft zich ‘spel’ als methodisch middel ontwikkeld vanuit de historie?

In de literatuur van de oudheid tot heden komt naar voren dat de waarde van spel vroeger vooral een nut had en in de 20e eeuw tot een waardevol methodisch middel is ontwikkeld om de cliënt op een andere manier te laten ‘spreken’. Vele (internationale ) onderzoeken hebben hiertoe bijgedragen. Het wordt vooral bij kinderen ingezet. Er is een groeiende belangstelling voor de toepasbaarheid bij volwassenen. De overheersende visie is dat

‘spel...en’ ingezet kan worden voor het aanleren, onderkennen van emoties en gedrag en het leren toepassen van vaardigheden tot een stevig ‘zelf’ en als zelfverwerkelijking.

2. Welke stromingen zijn hieruit ontstaan?

Het historisch onderzoek heeft aangetoond dat vanaf het begin van de 20e eeuw zich verschillende stromingen hebben ontwikkeld. De eerste stroming gaat uit van spelen om te leren (vaak vanuit pedagogiek); de tweede stroming komt vanuit de psychoanalyse om een beschadigd ‘zelf’ of belemmerde ontwikkeling van het ‘zelf’ te helpen ontwikkelen. De derde stroming (wetenschapsfilosofische fenomenologie) richt zich vooral op de

zelfverwerkelijking; de cliënt is degene die de basissturing aan het proces geeft waarbij de hulpverlener volgt en zich voegt naar de ontwikkeling van de cliënt en daarbij enige sturing kan geven waar dat nodig mocht zijn.

3. Welke invloed heeft de historische ontwikkeling op de huidige experts?

Dankzij de combinatie van de vragenlijst en de casus als toetssteen konden we een inschatting maken van de invloed van de historische ontwikkeling van de experts.

De meesten waren orthopedagoog of zijn bij het onderwijs (kinderen, volwassenen) betrokken. De ontwikkeling van de fenomenologie was duidelijk te herkennen. Cliënt-centered werken van C. Rogers werd ook genoemd en de systeemtherapie blijkt herkenbaar te zijn. Alle experts konden hun eigen denken en handelen over spel goed verwoorden, hoe verschillend hun achtergronden ook waren. De meeste experts waren bekend met het boek

‘Homo ludens’ van Johan Huizinga (1938), met Vermeer, Bladergroen, Scholten en met de boeken van Lisette van der Poel en Annie Blokhuis. Onze experts hebben allen zelf boeken en publicaties over ‘spel...en’ geschreven, waardoor zij zelf ook invloed op de ontwikkeling van ‘spel...en’ in de geschiedenis hebben.

4. Welk nut of noodzaak heeft de uitkomst van ons onderzoek voor het algemene sociale werk en in het bijzonder voor de maatschappelijk werker?

Het antwoord komt voort uit een koppeling van het literatuuronderzoek, de casus en de door ons verkregen inzichten. De experts geven duidelijk aan dat het algemeen social work bekend moet zijn met het belang van ‘spel...en’ als methodisch middel. Het belang voor de sociaal pedagogisch hulpverlener wordt als basis en vanzelfsprekend gezien.

56

Voor de maatschappelijk werker kan dit belang afhangen van de hulpvraag, werksetting en vaardigheden van de werker. Toch wordt het nut hoog ingeschat; alle experts pleiten voor goede opleiding tijdens de gehele studieperiode. Men bestrijdt de gedachte dat

maatschappelijk werkers alleen met praten alle problemen boven tafel kunnen krijgen.

Ook kan het inzetten van ‘spel...en’ in thuissituaties een groot nut hebben. Daarmee is

‘spel...en’ niet alleen weggelegd voor contacten met kinderen, maar ook voor volwassenen en ouderen die geen woorden (meer) hebben om hun hulpvraag te kunnen aangeven of te behandelen. Maatschappelijk werkers behoren zicht te hebben op de invloed van het individu, zijn omgeving én zijn mogelijkheden die zich in al die verschillende

omstandigheden voordoen.

Conclusie

“Hoe heeft zich het denken over spel vanuit de historie als methodisch middel ontwikkeld voor de beroepsgroep van de social worker en wat zijn de werkzame aspecten gebleken binnen de verschillende disciplines die er nu mee werken?”

Vanuit deelvraag 1 is duidelijk geworden dat spel of spelen altijd al een plaats heeft gehad. Waar het eerst van geen enkele betekenis leek, is het uitgegroeid tot een middel en doel binnen de

hulpverlening. Deelvraag twee laat vanuit de wetenschapsgebieden pedagogiek, psychologie en fenomenologie zien hoe belangrijk spel en spelen is om te komen tot de ontwikkeling van een

‘gezond en stevig zelf’. In deelvraag drie wordt zichtbaar dat de ontwikkeling van de kennis over spel en spelen door de huidige generatie experts wordt gedragen en uitgebreid. Deelvraag vier laat zien hoe belangrijk het is dat een maatschappelijk werker de levenskunst van ‘spel…en’ beheerst.

‘Spel…en’ is een levenskunst waardoor ons leven en onze omgang met anderen op allerlei manieren positief wordt beïnvloed.

Spelen helpt ons om ons te ontwikkelen. In ‘spel…en’ kunnen we ons met onze hele persoonlijkheid geven. We zijn er volledig bij betrokken. In deze betrokkenheid ontstaat een leerproces. Tijdens dit leerproces ontwikkelt ons inlevingsvermogen, concentratie, expressiemogelijkheden, maar ook het vermogen om oplossingen te vinden. Het overwint belemmeringen. Door met anderen samen te spelen ontwikkelen we bovendien sociaal gedrag!

Spelen heeft ook effect op een relatie. In spelen wordt het plezier dat mensen samen beleven zichtbaar en tegelijk wordt de relatie onbevangen afgetast en verdiept. ‘Spel…en’ kan ons helpen om vorm te geven aan ideeën, die in onszelf leven. Het is dan een zoektocht naar iets moois in jezelf waar je vorm aan geeft. In het verwoorden van zo’n persoonlijk idee is het ‘spel…en’ een bijzonder communicatiemiddel. Spelen geeft ook ontspanning. Wij hebben deze momenten van ontspanning nodig om tot rust te komen, maar ook om dingen te verwerken.

Op de Christelijke Hogeschool Ede wordt ‘spelen’ aangeboden in de minor Creatief Agogisch Werken.

In dit onderwijs maken studenten kennis met het begrip ‘spelen in het algemeen’ en zij worden uitgedaagd om zelf ‘spelend’ actief te worden. Het brengt het wezenskenmerk ‘spel…en’ in de studenten (beginnend) tot leven of tot verdere ontplooiing. Dit betekent binnen het huidige onderwijsaanbod dat alleen de MWD-studenten die voor deze minor hebben gekozen, het geluk hebben dat zij tot deze ontwikkeling komen.

Vanuit het wezenskenmerk ‘spel…en’ wordt onder andere het vermogen om oplossingen te vinden en het vermogen om belemmeringen te overwinnen ontwikkeld. Gezien vanuit de huidige

maatschappelijke ontwikkelingen: het ‘vermogen van burgerkracht’.

Vanuit de overheid worden wij gestimuleerd om de burgerkracht van de cliënten op te sporen en te activeren. Het lijkt ons daarom noodzakelijk dat elke student Maatschappelijk Werk en

Dienstverlening geschoold gaat worden op het gebied van ‘spel…en’.

Belangrijk is hierin dat de student:

57

- het ‘spelende’ wezenskenmerk van zichzelf leert (her)kennen - de student leert omgaan met dit wezenskenmerk

- er ruime aandacht is voor de normale en afwijkende spelontwikkeling van kinderen en volwassenen

- de student de kracht van ‘spel…en’ leert kennen.

Wanneer het ‘spelende’ wezenskenmerk van de student tot ontwikkeling komt, zal hij een basishouding ontwikkelen waarin kennis is van de kracht van ‘spel…en’. Vanuit deze basishouding heeft hij vanuit zijn rolgedrag grote invloed op het tot ontwikkeling komen van het wezenskenmerk

‘spel…en’ van de cliënt.

Wat een waardevermeerdering geeft het ontwikkelen van deze competentie aan de hulpverlener van nu! Het is als basisgereedschap al beschreven in het boek “De gereedschapskist van de

maatschappelijk werker” (de Mönnik, 2009). Met zichzelf als middel kan hij de cliënt leren hoe deze vanuit de eigen mogelijkheden (de eigen kracht):

- zichzelf kan leren kennen - zijn omgeving kan leren kennen

- inlevingsvermogen, concentratie, expressiemogelijkheden kan ontwikkelen - het vermogen om oplossingen te bedenken kan ontwikkelen

- belemmeringen kan leren overwinnen

- al spelend een relatie kan aftasten en/of verdiepen - ontspannen en opgelucht kan leven

- zich kan verwoorden als zijn woorden tekort schieten

Hoeveel burgerkracht zal zich door deze manier van werken gaan ontwikkelen?

In onze aanbevelingen geven wij, in navolging van één van de experts (speloloog), het advies om in elk leerjaar van de opleiding tot Social Worker een blok ‘spel…en’ toe te voegen. Dit geldt voor zowel de Maatschappelijk Werker als de Sociaal Pedagogische Hulpverlener. Een terugkerend blok

‘spel…en’ zal de student stimuleren om zich op dit gebied te ontwikkelen. Het zal hem ook de ruimte en de mogelijkheid geven om stap voor stap te wennen aan het feit dat ‘spel…en’ een levenskunst is, en betekenis voor elk mens heeft!

Terugkerend naar de hoofdvraag is door ons onderzoek duidelijk geworden hoe ‘spel’ zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld en zich nog steeds ontwikkelt. Het heeft duidelijk laten zien vanuit welke gebieden er met spel wordt gewerkt. En het laat zien welke uitbreiding van de disciplines mogelijk is en waarom. Hiermee is de hoofdvraag beantwoord.

§ 5.2 Interpretatie van het product

Dit onderzoek heeft een bijdrage geleverd aan de inzichten over spel vanaf de oudheid tot heden.

Het is geen volledig overzicht; het voldoet aan de vraag om een theoretische grondslag te bieden voor de opdrachtgever. Spel is pas vanaf 1900 een item van belang geworden. De vele

ontwikkelingen op het gebied van psychologie, pedagogiek, psychotherapie en ‘evidence based’ werk heeft zijn weerslag op de inzichten van spel als wezenskenmerk. Het is van belang om in te zien dat

‘spel...en’ een wisselend grote plaats in de wetenschap en de praktijk van diverse hulpverleners heeft gehad. De interviews met de experts laten zien, dat zij het belangrijk vonden om hun ervaringen en expertise te willen delen ten gunste van het belang van spel voor nieuwe generatie hulpverleners.

Alle verzamelde informatie en inspirerende meningen van vele denkers en experts zijn in een artikel als een prikkelende uitdaging verwoord. Theorie en praktijk zijn met elkaar gekoppeld als ‘naald en draad’. Het feit dat ‘spel...en’ een wezenskenmerk is, wordt nadrukkelijk aangetoond. Nieuwe studenten Social Work worden als generalist opgeleid; muzisch werken, en dus ook spelen, hoort daarbij.

58

Het antwoord op deelvraag één heeft vooral betrekking op de achterliggende geschiedenis met zijn toenemende belangstelling en vele onderzoeken op het gebied van ‘spel...en’. De tijdgeest speelt ook een rol in de individuele benadering van de cliënt; de fenomenologie is zeer persoonlijk gericht.

In antwoord twee is de beschrijving opgenomen van de stromingen binnen ‘spel...en’; met elk eigen kenmerken, maar ook de onderlinge verbondenheid doordat ‘spel...en’ op verschillende manieren aan het ‘zelf’ van de cliënt werkt. De antwoorden uit deelvraag drie gaan terug tot de oudheid, wat betreft de invloed van filosofen; de laatste eeuwen is de pedagogiek belangrijk geworden, en de psychologie en psychotherapie uit de vorige eeuw zijn onontbeerlijk voor de kennis en werkwijzen van de huidige experts. De ontwikkeling van de fenomenologie is belangrijk. Stap voor stap geeft het product inzicht in de historische en huidige ontwikkelingen op het gebied van ‘spel…en’. Het toont aan hoe belangrijk een gezonde spelontwikkeling is in de kindertijd en welke invloed deze

ontwikkeling heeft op het volwassen leven.

§ 5.3 Beschrijving beperking van het onderzoek

Vanuit het vakgebied Creatief Agogisch Werken is de vraag naar een theoretische onderbouwing gevraagd voor de Christelijke Hogeschool Ede. Er zijn vele onderdelen in dit vakgebied; in overleg met de aanvrager zijn we tot de keuze van spel gekomen. Speltherapie werd meteen uitgesloten; het gaat om relevantie met het lectoraat Jeugd en Gezin en met het maatschappelijk werk. Dit kleine gebied werd uitgebreid tot spel bij kinderen vanwege de opdrachtgever uit het lectoraat Jeugd en Gezin. Daarnaast mochten wij wel enkele eigen focusonderwerpen toevoegen; dat werd de relevantie met de opleiding Sociale Studies, waar volwassenen ook tot de doelgroep behoren.

Vanwege de Delphi-methode waren minimaal vier en maximaal zes experts nodig. Het werden er vijf.

In eerste instantie hadden wij een beperking van onderzoeksperiode ingesteld: de historische ontwikkeling vanaf 1938, wanneer de Homo ludens van J. Huizinga uitkwam. Deze beperking bleek niet haalbaar te zijn, omdat er veel overlap is tussen de geboortejaren en publicaties van belangrijke schrijvers en onderzoekers. Dat houdt in, dat we toch een basaal onderzoek naar de geschiedenis van spel moesten doen en de focus op de laatste helft van de 20e eeuw iets moesten laten vieren.

We zijn vanuit de Delphi-methode schriftelijk begonnen; dat leverde wel korte, heldere antwoorden op. We misten achteraf meer informatie over achterliggende motieven. We hebben de experts minder goed leren kennen dan bij de interviews. De beide mondelinge interviews boden veel meer diepgang in de stof; in de verwerking was het lastiger om alle items goed terug te vinden. Het kostte veel meer tijd om ze te interpreteren.

De waarde van ons onderzoek ligt in het feit dat de opdrachtgever een goede basis wilde hebben om het vak Creatief Agogisch Werken, als grote taart, in de major te kunnen verbreden. Beseffend, dat

‘spel...en’ een flinke punt uit deze taart is, lijkt de noodzaak van kennis en toepassing van ‘spel...en’

in de opleiding tot social work onontbeerlijk. De experts zijn er duidelijk in: spelen moet!

In het artikel ( § 4.4) is via een casus zichtbaar hoe de waarde van ‘spel...en’ tot uiting komt. De kennis van de hulpverlener en zijn manier van werken blijken cruciaal te zijn. Hieruit blijkt dat

aankomende social workers een goede opleiding en training nodig hebben. Zij moeten vaak hun gêne om te spelen leren overwinnen. Volwassenen hebben vaak het gevoel dat spelen kinderachtig is.

§ 5.4 Aanbevelingen gehanteerde methode

Dit literatuuronderzoek prentendeert niet een complete overzicht te bieden van alle personen die zich op het gebied van spel hebben onderscheiden. Het is geen ‘Homo ludens II ’geworden. Er valt nog heel veel te onderzoeken, te verzamelen aan bestaande onderzoeken en deze met elkaar te vergelijken. Hierin ligt een aanbeveling voor de opdrachtgever wat betreft de relatie van ‘spel...en’

binnen de specifieke beroepsgroepen van het social work. De maatschappelijk werker als generalist

59

heeft kennis nodig om te kunnen doorverwijzen en te kunnen monitoren wat de cliënt nodig heeft als deze geen woorden (meer) heeft om tot zijn recht te komen, ook in zijn omgeving.

Op deze wijze levert elk onderzoek kennis op voor het domein van methodisch werken en mogelijke methodiekontwikkeling binnen het social work. Deze uitbreiding van kennis kan ook gebruikt worden in aanverwante beroepsdomeinen, zoals het basisonderwijs.

Daarnaast is het goed om de kracht van spel te versterken in de major van de opleiding social work.

In ons onderzoek is een duidelijke relatie van onderwijs, pedagogiek, psychologie en filosofie met het gebruik van spel als doel en methodisch middel aangetoond. Het nut en de noodzaak, om spelen als wezenskenmerk te leren zien en te gebruiken, vragen om goede kennis en training om spelen te kunnen legitimeren als volwaardige interventietechniek.

Voor de sociaal pedagogisch hulpverlener geldt hetzelfde; voor deze creatieve professionals geldt het belang nog meer dan voor de maatschappelijk werker vanwege hun werk met groepen cliënten.

Waar bij de maatschappelijk werker geen inzicht is in de mogelijkheden van ‘spel…en’ zal het in de praktijk ook niet herkend worden als mogelijkheid om contact te maken of te bouwen aan een relatie. Dat is een gemiste kans voor beide partijen.

De maatschappelijk werker gaat er vanuit dat de cliënt zelf zijn hulpvraag kan vaststellen. Hoevaak gebeurt het tegenovergestelde en worden deze cliënten onnodig als onwillig, niet coöperatief gezien terwijl de menselijke eigenschap om ‘spelend te praten’ over het hoofd wordt gezien. Dit is enigszins te voorkomen door de mogelijkheid van spelen in te zetten. Daarmee kan deze vorm van

hulpverlening indirect kostenbesparend werken; een cliënt die uiteindelijk wel in staat is om zijn hulpvraag te benoemen, kan geholpen worden en tot herstel komen.

De praktijk van de experts laten zien dat spelen een grote meerwaarde kan hebben.

§ 5.5 Discussie

De onderzoeksvraag was deze: “Hoe heeft zich het denken over spel vanuit de historie als

methodisch middel ontwikkeld voor de beroepsgroep van de social worker en wat zijn de werkzame aspecten gebleken binnen de verschillende disciplines die er nu mee werken?”

Terugkerend naar deze onderzoeksvraag concluderen wij dat de ontwikkelingen tot op heden, er in ieder geval toe hebben geleid dat:

 Vanaf de oudheid spel en het spelen gerelateerd zijn aan de cultuur van alledag, waarbij het spel van kinderen geen waarde had, behalve het aanleren van vaardigheden, die zij als volwassenen nodig hadden om te (over)leven. Elk volk kende zijn eigen spelvormen en volksspelen op het gebied van omgang met elkaar, jaargetijden, overlevering van verhalen en geschiedenissen, literatuur, geloofsriten, etikette in oorlogsvoering, rechtspraak en

architectuur. Er werd pas vanaf de Verlichting meer naar de waarde van het kinderspel gekeken. In de 20e eeuw wordt ‘spel...en’ vanuit meerdere wetenschapsgebieden bestudeerd, zoals de pedagogiek en psychologie. De filosofie heeft zich vanaf Plato over

‘spel...en’ uitgesproken. In de 20e eeuw ontstaat hieruit een stroming, de fenomenologie.

Zie § 4.1.

 ‘Spel’ van grote betekenis en waarde is gebleken op verschillende gebieden voor de ontwikkeling van een individu (protectief, preventief, curatief). Deze waarde en betekenis wordt op verschillende manieren belicht en vormen drie stromingen, die elkaar aanvullen.

Zie § 4.2.

 ‘Spel’ inmiddels wetenschappelijk is onderzocht op het gebied van (ortho)pedagogiek, psychologie, filosofie en onderwijs. Hierbij is het opmerkelijk dat ‘spel...en’ over alle eeuwen heen en in alle culturen dezelfde wezenskenmerken voor alle mensen vertoont. Zie § 4.1.

60

 ‘Spel’ een aanvaard methodisch middel is geworden binnen specifieke doelgroepen op het gebied van Sociaal Pedagogische Hulpverlening, orthopedagogiek, speciaal onderwijs en spelbegeleiding/speltherapie. Zie § 4.3.

 Een kind niet meer wordt gezien als een ‘miniatuur volwassene’, maar als een uniek eigen individu met eigen ‘spel’ mogelijkheden. Zie § 4.1.

 Er ontluikend besef groeit dat ‘spel’ ook een belangrijke factor is in het leven van een volwassen individu. Zie interviews A, fragment 4.4 en B, fragment 1.10.

 Er een groeiende behoefte is aan ‘spelende’ specialisten/generalisten binnen het vakgebied van de maatschappelijk werkers. Deze trend wordt vanuit de overheid gestimuleerd via beleidsnota’s als Welzijn Nieuwe Stijl en Burgerkracht.

 Maatschappelijk werkers bij uitstek professionals blijken te zijn die laagdrempelig op speelse (muzische) manier kunnen interveniëren bij gezinnen waar alleen verbale communicatie niet voldoende is.

Hiermee is het eerste gedeelte van onze onderzoeksvraag voldoende beantwoord gebleken.

Het tweede gedeelte van onze onderzoeksvraag richtte zich op de vraag welke disciplines met het muzisch agogische middel ‘spel’ werken en wat voor hen een werkzaam aspect is gebleken binnen de hulpverlening.

Door ons onderzoek is aangetoond dat het muzisch agogische middel ‘spel’ vooral gebruikt wordt binnen de disciplines die vallen onder de pedagogiek, psychologie, filosofie en onderwijs. De lange rij van mensen die onderzoek gedaan hebben naar het fenomeen ‘spel..en’ zijn allen op verschillende manieren verbonden met de genoemde gebieden. Dit is terug te vinden in de historische

samenvatting die wij hebben gemaakt over spel en welke verwoord is in hoofdstuk 2.

Hiermee is ook het tweede gedeelte van onze onderzoeksvraag voldoende beantwoord.

Door middel van de vragenlijsten/interviews en casusuitwerking is de uitkomst van het historische onderzoek, door de experts van nu, bevestigd geworden.

Door middel van de vragenlijsten/interviews en casusuitwerking is de uitkomst van het historische onderzoek, door de experts van nu, bevestigd geworden.