• No results found

Om inzichtelijk te maken hoeveel punten de participant heeft gescoord op basis van de free recall (FR-score) en op basis van de direct recall (DR-score) wordt er gebruik gemaakt van het speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde scoreformulier (bijlage). Het is noodzakelijk dat de scoreformulieren op identieke wijze worden ingevuld. Om de reden dat er verscheidene aspecten op het scoreformulier niet geheel duidelijk waren, zijn er enkele aanvullingen aangebracht. Deze aanvullingen, ofwel codeerregels, zijn toegepast bij het coderen van de transcripten en zijn hieronder puntsgewijs beschreven:

1. Algemene codeerregels

• De tekeningen die gemaakt zijn door de participanten uit conditie 1 en 2 worden NIET gecodeerd. • De aspecten die wel getekend zijn, maar niet zijn benoemd door de participant, worden dus NIET

meegenomen tijdens het coderen.

• Als er aspecten voor de ‘free recall’ of na de ‘direct recall’ werden benoemd, worden deze NIET meegenomen tijdens het coderen.

• De aspecten die tijdens de ‘free recall’ en de ‘direct recall’ worden benoemd, worden los van elkaar gecodeerd.

2. Free recall

Door de verdeling bij de ‘free recall’ in meerdere onderdelen, namelijk visueel, verbaal en situationeel is het van belang om per onderdeel te kijken naar de codeerregels.

64 Visuele aspecten

Bij het onderdeel ‘visuele aspecten’ gaat het er om of de participant visuele dingen heeft opgeslagen, overal waar uit blijkt dat er dingen zijn opgevallen in de ruimte of bij de personages, worden punten voor toegekend.

• Wanneer er bij het onderdeel ‘visuele aspecten’, naast het hoofdaspect, een detail wordt gegeven (staan schuingedrukt) worden er 2 punten toegekend. 1 punt voor het hoofdaspect, 1 voor het detail.

Wanneer er bij het onderdeel ‘visuele aspecten’ een heldere, duidelijke beschrijving wordt gegeven van het aspect wat in de lijst staat, mag er een punt worden toegekend.

• Bij het aspect ‘nette kleding’ voor zowel de man (m) als de vrouw (v) worden er punten toegekend als er uit de beschrijving blijkt dat de acteurs netjes gekleed waren. Hiervoor hoeven dus niet alle kledingstukken worden opgenoemd.

• Bij het onderdeel ‘visuele aspecten’ mogen er ook punten worden toegekend, wanneer de participant het aspect in zinsverband opnoemt. Bij elk woord dat genoemd is en die letterlijk in de lijst staat, wordt dus een punt toegekend.

Verbale aspecten

Bij het onderdeel ‘verbale aspecten’ gaat het om de precieze herhaling van de woorden die gezegd zijn in de

toneelworkshop, alleen wanneer het woord ‘letterlijk wordt herhaald’ worden er punten toegekend. Met uitzondering van:

• Bij de ‘echte namen’ worden er ook punten toegekend, wanneer er alleen Robin of Ton wordt gezegd. • Bij de ‘rol namen’ worden er ook punten toegekend, wanneer er alleen Carolien of Mark wordt gezegd. • Bij ‘solliciteren’ wordt ook voor ‘werken bij..’ of ‘wil een baan bij..’ een punt toegekend.

• Bij ‘ING – bank’ wordt ook een punt toegekend wanneer alleen ‘ING’ wordt benoemd. Situationele aspecten

Bij het onderdeel ‘situationele aspecten’ gaat het om gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens de toneelworkshop. Alleen wanneer er helder en duidelijk wordt beschreven wat er gebeurt, worden er punten toegekend.

• Omdat niet door elke participant wordt benoemd dat er twee scenes waren in de toneelworkshop, is er voor gekozen om alle situaties als ‘losse situaties’ te scoren en de situatie op te zoeken in ‘scene 1’ of in ‘scene 2’. Alleen bij een juiste beschrijving worden er punten toegekend.

• Wanneer de participant zich wel kan herinneren dat er sprake was van twee scenes, maken zij sowieso meer kans om meer punten te halen op het scoreformulier.

• Wanneer er een situatie wordt beschreven door de participant die duidelijk wijst op de situatie op het scoreformulier, maar nét niet letterlijk zo verwoord is, worden er alsnog punten toegekend.

65

• Bij de situaties waarbij wordt gesproken over ‘meest/minst zelfverzekerd’ worden ook punten toegekend wanneer er gesproken wordt over: ‘meest/minst sterk’ of ‘onzeker/zeker’

3. Direct recall

Wanneer de participant twijfelt tussen antwoorden, wordt voor het laatst genoemde antwoord punten

toegerekend. Ook al heeft de participant eerder het juiste antwoord benoemd. Bij de volgende vragen worden er meerdere dingen goed gerekend:

• Vraag 3: Als er gesproken wordt over een koffer OF paraplu, wordt dit ook goed gerekend.

• Vraag 4: Als er gesproken wordt over nette schoenen of zwarte schoenen, wordt dit ook goed gerekend. • Vraag 7: Als er gesproken wordt over geld tellen of verkopen als goede eigenschap, wordt dit ook goed

gerekend.

• Vraag 10: Wanneer er gesproken wordt over de vrouw, Carolien, de baas of Robin, wordt dit ook goed gerekend.

• Vraag 11: Wanneer er gesproken wordt over de man, Mark of Ton, wordt dit ook goed gerekend. • Vraag 12: Wanneer er gesproken wordt over vragen beantwoorden, wordt dit ook goed gerekend.

4. Aanmoedigingen van de interviewer

Alle aanmoedigingen van de interviewer worden geteld vanaf het moment dat openingsvraag van de ‘free recall’ gesteld is tot het moment dat het kind stopt met praten en de ‘free recall’ is afgelopen. De aanmoedigingen van de interviewer zijn te verdelen onder twee categorieën, namelijk een aanmoediging in de vorm van een verbale uiting of een aanmoediging in vorm van een vraag. Het aantal aanmoedigingen worden vervolgens bij elkaar opgeteld, zowel de verbale uitingen, de vragen en een totaalscore, en kunnen onderaan het scoreformulier genoteerd worden.

Algemeen

• Als er een punt staat (.) tussen bijvoorbeeld ‘hm hm’ en ‘ja’, dan scoor je zowel ‘hm hm’ als ‘ja’. Je scoort dan dus twee aanmoedigingen. Als er staat ‘hm hm ja’, dan scoor je hem als één aanmoediging.

• Als de interviewer bezig is met het stellen van een vraag en de participant geeft tussendoor al antwoord, dan scoor je de gehele vraag als één.

Voorbeeld: Interviewer: Uhu. En die man zei je he? Participant: Ja dat klopt

Interviewer: Wat deed hij?

Score voorbeeld: één keer een aanmoediging in de vorm van een verbale uiting en één keer een aanmoediging in de vorm van een vraag.

66 • Ok • Hm Hm.. • Uhu.. • Ja • Nee

• Herhalen van het woord/zinsdeel wat door de jongere net ervoor gezegd is. Voorbeelden van aanmoedigingen in de vorm van een vraag

• Wat zei je?

• Kun je dat herhalen?

• Uitleg over iets wat door de participant is gezegd, zoals bijvoorbeeld: ‘Wat deed die man dan?’ ‘Waar zag je dat dan aan?’

• Herhalen van het woord/zinsdeel wat door de participant eerder in het interview gezegd is, maar niet

direct ervoor.

• Kan je daar nog meer over vertellen? • Wat weet je nog meer?

• En verder?

Bijlage 8 Correlatiematrix

Tabel 3

Correlatiematrix

Totaal FR DR VIS VER SIT

Aanm.

Totaal. Aanm. Verb. Aanm. Vraag Duur DR. Duur FR. Duur totaal

TIQ Leeftijd Totaal 1 .987 .530 .803 .728 .934 .622 .531 .320 -.197 .269 .190 .331 .152 FR .987 1 .413 .864 .681 .934 .614 .530 .306 -.235 .345 .225 .355 .110 DR .530 .413 1 .139 .548 .422 .348 .332 .120 -.126 -.233 -.313 -.045 .243 Visueel .803 .681 .139 1 .333 .722 .476 .500 .084 -.228 .450 .307 .398 -.094 Verbaal .728 .681 .548 .333 1 .561 .358 .251 .280 -.226 .115 .063 -.020 .077

67 Situatie .934 .934 .422 .722 .561 1 .646 .424 .500 -.150 .221 .139 .414 .283 Aanm. totaal .622 .614 .348 .476 .358 .646 1 .867 .492 -.183 .353 .265 .117 .503 Aanm. verbaal .531 .530 .204 .500 .251 .500 .867 1 -.007 -.160 .339 .204 .017 .554 Aanm. vraag. .320 .306 .120 .084 .280 .424 .492 -.007 1 -.088 .116 .175 .205 .235 Duur DR -.197 -.235 -.126 -.228 -.226 -.150 -.183 -.160 -.088 1 -.302 .263 .100 -.047 Duur FR .269 .345 -.233 .450 .115 .221 .353 .339 .116 -.302 1 .354 .238 -.029 Duur totaal .190 .225 -.313 .307 .063 .139 .265 .204 .175 .263 .786 1 .354 -.084 TIQ .331 .355 -.045 .398 -.020 .414 .117 .017 .205 .100 .238 .354 1 -.229 Leeftijd .152 .152 .243 -.094 .077 .283 .503 .554 .235 -.047 -.029 -.047 -.229 1