• No results found

Gebruik bij deze casus de bijlage ‘Rekenvariabelen werkhervattingskas 2019’ (te vinden in hoofdstuk 2 ‘Bijlagen’)

Sjoerd van Ooijen is DGA van De Dolfijn BV.

Gegevens ‘De Dolfijn BV’

-De Dolfijn BV is een groothandel gespecialiseerd in watersport artikelen.

-Het bedrijf heeft ca. 20 medewerkers in dienst.

-De totale loonsom over 2019 komt uit op €850.000.

-Dit is ook de verwachte loonsom voor 2020.

Sjoerd overweegt om in 2020 eigenrisicodrager te worden voor de ZW en de WGA.

Uitgangspunten premieberekening

-De gemiddelde loonsom over de jaren T-6 t/m T-2 = €850.000.

-Baseer jouw conclusies op basis van de bijgesloten parameters met betrekking tot het premie jaar 2019.

-De premie voor een private WGA ERD verzekering bedraagt 0,74%.

-De sectorale premie bedraagt voor de WGA 0,87% en ZW-flex 0,44%.

Vraag 1

Geef aan welke van de onderstaande stellingen juist zijn. (Twee antwoorden zijn juist.)

A. Ongeacht de gerealiseerde resultaten van het verzuim, betaalt De Dolfijn als middelgrote werkgever met een loonsom van €850.000 in 2020 een gedifferentieerde premie Whk, die voor 82% is gebaseerd op de sectorale premies.

B. Zolang de toe te rekenen WGA schadelast in het jaar T-2 niet boven de €6.460 uitkomt, krijgt De Dolfijn niet te maken met een premieopslag.

C. Bij een toe te rekenen ZW schadelast in het jaar T-2 van €0, bedraagt de te betalen gedifferentieerde ZW premie in 2020 in totaal meer dan €3.740.

D. De Dolfijn bespaart minstens €85 premie per jaar door WGA eigenrisicodrager te worden en hiervoor een WGA ERD verzekering af te sluiten.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: A en D.

Feedback:

Antwoord A is juist.

De Dolfijn BV is met een loonsom van €850.000 een middelgrote werkgever. Dat betekent dat de premie Whk die De Dolfijn moet betalen, deels individueel en deels sectoraal is gebaseerd.

Hiervoor wordt volgens artikel 2.6 lid 5 van de Wfsv de onderstaande formule gehanteerd:

C x individueel bepaalde premie + (1 -/- C) x sectorale premie.

Hierbij geldt:

C = (Loonsom werkgever -/- Loonsomgrens klein middel) / (Loonsomgrens middel groot -/- Loonsomgrens)

C is dus de factor die bepaalt voor hoeveel de gedifferentieerde premie is gebaseerd op de individuele premie dan wel op de sectorale premie.

Wanneer we dit invullen krijgen we;

(850.000 -/- 331.000) / (3.310.000 -/- 331.000) = 0,1742 (= 17%)

Artikel 2.6 lid 7 van het Besluit Wfsv stelt dat alle percentages in de sommen die leiden naar de vaststelling van de gedifferentieerde premie naar beneden worden afgerond op twee cijfers achter de komma.

Het individuele deel van de premie telt dus voor 17% mee in de gedifferentieerde premie. Het sectorale deel telt voor 83% (1 -/- C) mee.

Antwoord B is onjuist.

De onderstaande formule bepaalt of de werkgever te maken krijgt met een opslag dan wel met een korting op de premie:

Correctiefactor x (individueel werkgeversrisico % -/- gemiddeld werkgeversrisico %).

Een opslag volgt wanneer het individueel werkgeversrisico % hoger is dan het gemiddeld werkgeversrisico %.

Een korting volgt wanneer het individueel werkgeversrisico% lager is dan het gemiddeld werkgeversrisico%.

Het werkgeverrisico% is door het UWV gegeven. Dit bedraagt 0,41%.

Het individueel werkgeversrisico % wordt als volgt berekend:

WGA schadelast T-/-2

--- x 100%

Gemiddelde loonsom over de jaren T-/- 6 t/m T-/-2)

Wanneer de WGA schadelast in T-/-2 uitkomt op €6.460 en de gemiddelde loonsom was €850.000 dan komt het individueel werkgeversrisico% uit op:

€6.460

--- x 100% = 0,76%

€850.000

Het individueel werkgeversrisico% is bij deze cijfers dus hoger dan het gemiddelde werkgeversrisico%. De stelling dat de werkgever niet te maken krijgt met een premieopslag zolang de schadelasten niet boven de €6.460 uitkomen, klopt dus niet.

Sterker nog: de werkgever krijgt al te maken met een premieopslag wanneer het individueel werkgeversrisico%

uitkomt boven de 0,41%. Vanaf dit percentage komt het individuele percentage immers uit boven het gemiddelde percentage. Zodra de schadelast T-/-2 uitkomt boven de €3.485, krijgt de werkgever te maken met een opslag (€850.000 x 0,41%).

Antwoord C is onjuist.

De te betalen gedifferentieerde premie ZW is een gewogen gemiddelde van de sectorale premie en een individueel berekende premie. De wegingsfactor hebben we al berekend. Deze is 17% voor het individuele deel van de premie en 83% voor het sectorale deel van de premie. De sectorale premie is ook al bekend. Deze bedraagt voor de ZW 0,44%.

Bij een schadelast van €0 komt de individuele premie uit op de minimumpremie. De minimumpremie is gegeven door het UWV op 0,10%. Maar we kunnen dit voor de zekerheid nog even narekenen.

Het individueel werkgeversrisico% is bij €0 schadelast ook 0%. Het gemiddelde werkgeversrisico% is door het UWV gegeven op 0,26%. Het rekenpercentage is 0,47%

De opslag voor de ZW wordt:

correctiefactor x (individueel werkgeversrisico% -/- gemiddelde werkgeversrisico%) 1,39 x (0 -/- 0,26%) = 0,3614% negatief, dus een korting!

Let op! Ondanks dat in de wetgeving staat dat alle percentages die leiden tot de gedifferentieerde premie tussentijds op twee cijfers achter de komma naar beneden worden afgerond, gebeurt dat in de praktijk bij een gerealiseerde korting NIET. De intentie van de afronding is dat dit gebeurt in het voordeel van de werkgever. De korting wordt juist dus op twee decimalen achter de komma naar boven afgerond!

0,3614% wordt hier dus 0,37%

De individuele premie wordt dan:

Rekenpercentage + (negatieve) opslag = 0,47% -/- 0,37% = 0,10%.

Dit laatste percentage is de reeds hierboven genoemde minimum individuele premie.

De te betalen gedifferentieerde premie wordt hierdoor:

(18% x individuele premie) + (82% x sectorale premie) = (18% x 0,10%) + (82% x 0,44%) = 0,018% + 0,36% = 0,38%.

In euro’s zou de premie in 2020 hierdoor uitkomen op: €850.000 x 0,38% = €3.230.

Dit is minder dan het in antwoord C genoemde bedrag van €3.740. Antwoord C is dus niet correct.

Maar er was nog een wijze om tot deze conclusie te komen.

Wanneer de te betalen gedifferentieerde premie bij een loonsom van €850.000 uitkomt op €3.740, dan betekent dit dat de gedifferentieerde premie in een percentage was uitgekomen op 0,44% (€850.000 x 0,44% = €3.740).

En dit percentage is gelijk aan de sectorale premie. Wanneer we weten dat bij €0 schadelast, het individuele deel van de premie altijd op de minimumpremie uitkomt (in dit geval 0,10%), en de totaal te betalen gedifferentieerde premie een gewogen gemiddelde is van de sectorale en individuele premie, dan moet de gedifferentieerde premie altijd lager uitkomen dan op 0,44%.

Antwoord D is juist.

De private ERD premie bedraagt 0,74%. De Dolfijn kan minimaal €85 premie besparen. Op een loonsom van

€850.000 is dat een besparing van 0,01% op de premie.

Dat betekent dat de premie van de private ERD Verzekering minimaal 0,01% goedkoper is dan de publieke Whk premie. Dit minimale verschil van 0,01% wordt bereikt bij de laagst mogelijke publieke Whk premie. En de laagste mogelijke Whk premie wordt bereikt bij een schadelast van €0 in het jaar T-/-2. De laagst mogelijke gedifferentieerde Whk premie zou dan moeten uitkomen op 0,75%.

Zoals we hierboven al een keer hebben berekend, komt het individuele deel van de gewogen premie bij een schadelast van €0 uit op de minimumpremie. De minimum WGA premie is gegeven door het UWV. Deze bedraagt:

0,18%.

De sectorale premie is gegeven in de casus. Deze bedraagt 0,87%.

De wegingsfactor hadden we hierboven al berekend. In de totale gedifferentieerde premie weegt de individuele premie voor 17%, en de sectorale premie voor 83%. De gedifferentieerde premie wordt dus:

(17% x 0,18%) + (83% x 0,87%) = 0,03% + 0,72% = 0,75%

Het klopt dus dat de laagst mogelijke gedifferentieerde WGA premie 0,75% is.

De premie van de private verzekeraar bedraagt 0,74%. Het minimale verschil bedraagt dus 0,01%. Op een loonsom van €850.000 is dat €85 per jaar.

Voor de volledigheid:

Voorgaand hebben we gezien dat bij een schadelast van €0 in het jaar T-/-2, de individuele premie uitkomt op de minimumpremie. Deze is gegeven door het UWV (0,18% in dit geval).

We kunnen deze ook zelf berekenen.

Het individueel werkgeversrisico% bij een schadelast van €0 in het jaar T-/-2 is 0%.

Het gemiddeld werkgeversrisico% is gegeven door het UWV. Deze bedraagt voor de WGA 0,41%.

De correctiefactor is ook gegeven. Deze bedraagt 1,42.

Het rekenpercentage is gegeven. Deze bedraagt 0,77%

De opslag is:

Correctiefactor x (individueel werkgeversrisico% -/- gemiddeld werkgeversrisico%) 1,42 x (0% 0,41%) = 0,59%

-/-(Let op de afronding naar boven! Het betreft hier een negatieve opslag, ofwel een korting. Afronden in het voordeel van de werkgever).

Individuele premie = rekenpercentage + (negatieve) opslag = 0,77% -/- 0,59% = 0,18%.

Bij een schadelast van €0 kan je er dus altijd van uitgaan dat het UWV uitgaat van de minimumpremie.

1.7 Extra rekenvragen