• No results found

Casus 1: “Je bent altijd bezig van je eiland af te komen”

DUURZAAM VERNIEUWEN

4. En hoe onder één bestuur vallende scholen zich aan elkaar verbinden en gezamenlijk werken aan ontwikkeling, het onderwijsaanbod verruimen door nieuwe onderwijsconstructies

4.1 Casus 1: “Je bent altijd bezig van je eiland af te komen”

Een groep docenten die onderwijsvernieuwers zijn binnen hun school, bestaande uit docenten uit alle fasen in de loopbaan (jong-midden-bijna met pensioen), is aan het werk gegaan om de eilanden met elkaar te verbinden. Alleen door structureel met het hele team te werken aan onderwijsontwikkeling kom je verder, vinden ze. Zij zijn gekomen met een ontwerpband in de werkweek.

De beschrijving van deze casus is geconstrureerd op basis van een interview van Rob Mioch met de schoolopleider. Daarnaast zijn het ‘Schoolplan 2012-2016’ en ‘Tussentijds kwaliteitsonderzoek’ van de Inspectie van het onderwijs geraadpleegd.

De casus gaat over een vmbo-school (basis, kader, gemengde en theoretische leerweg) met 900 leerlingen. Er zijn zes profielen (vijf beroepsgerichte plus de gemende leerweg) in de bovenbouw, een vakmanschapsroute (vmbo/mbo-niveau-2) en een internationale 1e opvang en schakelklassen. Het team heeft de afgelopen jaren veel energie gestoken in het gericht versterken van de kwaliteit. De school heeft een intensief verbetertraject van de Inspectie. Inmiddels is door de Inspectie het vertrouwen uitgesproken dat de verbeteringen gerealiseerd gaan worden. Met name het in praktijk brengen van taalbeleid is een belangrijk aandachtspunt, net als het actief betrekken van de leerlingen bij de lessen en het gericht handelen van docenten op basis van gesignaleerde achterstanden bij leerlingen. De school is inmiddels 14 jaar actief in het netwerk ‘Academische Opleidingsschool’. Rond het opleiden van studenten van de lerarenopleidingen is er een intensieve samenwerking met een hogeschool, een universiteit en drie andere scholen voor voortgezet onderwijs. Dit netwerk vormt een platform ‘opleiden in de school’, waarbinnen vorm gegeven wordt aan werkplekleren. In de woorden van dit samenwerkingsverband: “actoren inspireren elkaar” en “waar onderwijzen en leren, opleiden, reflectie op het beroep, ontwikkelingsgericht onderzoek, organisatieontwikkeling, kenniscirculatie en innovatie hand in hand gaan”. Het samenwerkingsverband richt zich op het opleiden van studenten van de lerarenopleidingen, professionaliseren van docenten en het uitvoeren van academisch onderwijsonderzoek. Doel is samen op zoek te gaan naar het verbeteren van de lerarenopleidingen en het onderwijs in de scholen. De opleidingsschool is een leeromgeving voor alle betrokkenen: aspirant docenten, docenten en opleiders. Studenten volgen een deel van de opleiding in de school, waarbij er begeleiding is van zowel de instituutsopleider, als van hiervoor opgeleide docenten van de school. Het is, zoals de school aangeeft, een goede voorbereidende omgeving voor leraren-in-opleiding, waarin zij praktijk en theorie met elkaar kunnen verbinden. Studenten werken als docenten-in-spé samen met de docenten binnen de school in verschillende ontwikkelgroepen, die zich bezighouden met innovatieve projecten op school. Ze leveren een bijdrage aan onderzoek of materiaalontwikkeling. De bijdragen van studenten aan de ontwikkelingen in de school worden zeer gewaardeerd en serieus genomen: “Jouw uitkomsten helpen ons weer verder!”.

De intrigerende vraag is in welke mate dit netwerk (‘de Academische Opleidingsschool’) leidt tot schoolontwikkeling binnen deze vmbo-school. De schoolopleider en de instituutsopleider van de studenten werken al twaalf jaar samen. Daardoor is er een korte en directe lijn tussen de hogeschool

en de vmbo-locatie. Docenten van de school kennen de inhoud die studenten zich eigen maken. Er is een groep docenten opgeleid om studenten te begeleiden. En kennis van het curriculum maakt deel uit van die training. Zo raakt deze groep docenten thuis in actuele theorie rond leren. Daarnaast gaan vakdocenten naar bijeenkomsten van vakdidactici op de hogeschool. Al met al is de meerwaarde, dat de kennis die ervaren leraren een tijd geleden in hun eigen opleiding hebben gehad, weer parate kennis wordt. Verder brengt de aanwezigheid van studenten inzichten over differentiëren en werken met digitale leermiddelen de school binnen. En wordt de docent door de vragen die studenten hebben over zijn of haar visie op onderwijs aan het denken gezet. Toch, ondanks dit alles, is niet aanwijsbaar dat de overige docenten in de school vanzelf van deze bronnen profiteren. De ervaring op deze school leert, dat al deze zaken binnen de groep opleidingsdocenten blijft. Volgens de school zijn het gescheiden werelden: “Je bent altijd bezig van je eiland af te komen”.

Ontwerplabs

Als breekijzer tegen ‘de opleidingsschool als eiland’ is het project VSLS (versterken-samenwerking-lerarenopleidingen-scholen) in het leven geroepen, waarvoor samenwerkingsverbanden in de periode 2013-2016 subsidie van het ministerie van OC&W ontvingen. Deze school heeft gekozen voor het opzetten van ontwerplabs. Zo wilde men een impuls geven aan de eigen onderwijsontwikkeling. In deze ontwerplabs werken studenten samen met docenten uit de school aan het maken van lessen volgens de aanpak van Lesson Study. De uit Japan afkomstige methodiek is gericht op de professionalisering van docenten. De kern van deze methodiek is om in een groep grondig aan het werk te gaan met het ontwerpen van een goede les. Vervolgens voert één van de docenten de les uit in de klas. De anderen zijn in de les aanwezig en observeren wat de les bij de leerlingen doet. Na afloop is er een gedegen nabespreking, uitmondend in een herontwerp. In verschillende samenstellingen is er inmiddels drie jaar binnen deze vmbo-school via deze aanpak gewerkt.

In het eerste jaar werd kleinschalig begonnen. Docenten van twee secties vormden een duo dat bestond uit een ervaren, oudere docent en een student. De duo’s vormden samen met de schoolopleider én de instituutsopleider het ontwerpteam van acht personen. Een schooljaar lang kwamen ze een middag bij elkaar. Passend bij het doel van Lesson Study, ontstond er een manier van leren die te typeren valt als ‘op alle slakken zout leggen’. Er is in de les naar het gedrag van leerlingen gekeken. Op basis van de waarnemingen ontstond ‘als vanzelf’ een vakinhoudelijk en onderwijskundig gesprek, met theorie of taxonomie in de hand. Gezamenlijk gingen ze na: Wat hebben onze leerlingen nu precies nodig? Op welk niveau was mijn les nu? Het gesprek focuste op het doel van de les: Wat wil je bereiken? En leidde tot een analyse van de klas: Hoe ziet jouw klas eruit? En wat betekent dat voor jouw onderwerp en het doel dat je wilt bereiken? Het is samen met anderen kijken naar wat je te doen hebt, als je uitgaat van verschillen tussen leerlingen. Het leverde lessen op die de volgende dag meteen te gebruiken zijn. Het leverde scherper nadenken op over wat je aan het doen bent in de les. Er ontstond lol in samenwerken! Doorgaans doen docenten veel in hun eentje, maar nu ervaart de docent dat het ook anders kan. Het ontwerplab heeft producten opgeleverd. Maar eveneens ook trots. Een meetbaar resultaat: de cijfers bij Engels in leerjaar 3 gingen dat jaar omhoog, omdat er bewust was gewerkt aan het verbeteren van de leesstrategie van leerlingen.

Het schooljaar daarna zat het tegen. Er kwamen kinken in de kabel vooral vanwege de randvoorwaarden en roostermogelijkheden. De gang van zaken om het ontwerplab heen veroorzaakte frustratie. Na flink lobbyen werd er een aan de omstandigheden aangepaste vorm gevonden voor het project. Een ‘snelkooklab’ van 6-8 weken. Zo bleef het principe in leven. “Het moest doorgaan”, aldus de schoolopleider, “dan maar in een ander tempo”. Een knelpunt was dat met vijf personen een les bijwonen niet was op te brengen en te organiseren. Er is gekozen voor een maatje met wie je werkt.

Gezamenlijk waren er een paar kaders geformuleerd die je ieder geval in het ontwerp en de uitvoering terug moest zien. Met die uitgangspunten voor ogen, kon ieder duo zelfstandig verder. En op plenaire bijeenkomsten werd het gezamenlijke gesprek gevoerd en kon de hele groep elkaar helpen. De tegenslag was overwonnen. Een nieuwe groep deelnemers ging met deze vernieuwde methode aan de slag.

De uitwerking op de docenten binnen deze groep was verrassend. In de groep zaten enkele docenten met 25 jaar ervaring, die naam maakten vanwege hun gemopper. Zij begonnen met de nodige scepsis aan het traject. Door de opzet van de begeleiders, dat ieder er zoveel mogelijk uit moet kunnen halen en zelf kon bepalen wat je wilde ontwerpen (“Wat wilde je al jaren ontwerpen en kwam je nooit aan toe?”), voelden deze docenten de ruimte om deel te nemen. Tevens was het opvallend dat docenten van verschillende secties gingen samenwerken. Dat hadden ze nog nooit kunnen doen.

Het snelkooklab mondde uit in een presentatie, waarbij ook de schoolleiding aanwezig was. Tot dat moment waren ze niet betrokken geweest bij de ontwikkeling van Lesson Study. Nu waren ze blij verrast over wat ze meemaakten.

Verbinding met andere projecten

Naast deze ontwikkeling loopt er ook een ander project binnen de school: het project ‘startende leraren’. De school heeft een driejarig opleidings- en inwerkingsprogramma. Het eerste jaar staat het onderwijsconcept van de school en de coaching van de startende docent centraal. Jaar twee en drie waren nog in ontwikkeling en kregen in het recente schooljaar meer structuur en invulling. Ook met deze groep is gewerkt met ontwerplabs. De samenstelling van de groep maakt het daarbij mogelijk om ook over de vakken heen met elkaar aan het werk te gaan. De docenten uit beroepsvoorbereidende vakken en uit de talen helpen elkaar bij het lesontwerp en komen bij elkaar in de les.

Resultaten

Binnen de school is er een steeds grotere groep die via werkplekleren de eigen lespraktijk verder ontwikkelt. Projectleiding is binnen dit alles cruciaal, merkt men in deze school. Je moet voorkomen dat het een korte, leuke stimulans betreft, die vervolgens verdampt. Het maken van afspraken, het zorgen dat je naar een opbrengst toewerkt, het in de kalender vastleggen wanneer de presentatie is, is nodig om binnen de waan van de dag een ontwikkeling zichtbaar te houden. Docenten worden overvraagd, waardoor het gevaar loert dat een dergelijk project onderaan op het lijstje komt.

Inmiddels heeft de school drie jaar ervaring met een aantal docenten die via ontwerplabs aan de slag zijn. Er zijn verschillende plaatsen in de school waar groepen docenten met elkaar de waarde van een dergelijke vorm ontdekken. Om deze nieuwe gewoonte in te bouwen in het handelen van alledag is het gewenst dat de werkwijze deel gaat uitmaken van het weekritme van de docent. Gelet op de vraagstukken waar de school voor staat, bleek onderwijsontwikkeling noodzakelijk te zijn. Een groep docenten die onderwijsvernieuwers zijn binnen school, bestaande uit docenten uit alle fasen in de loopbaan jong-midden-bijna met pensioen, is aan het werk gegaan om de eilanden met elkaar te verbinden. Alleen door structureel met het hele team te werken aan onderwijsontwikkeling kom je verder, vinden ze. Zij zijn gekomen met een ontwerpband in de werkweek. Schooljaar 2017-2018 zijn de eerste twee of de laatste twee lesuren op verschillende dagen voor teams gereserveerd voor onderwijsontwikkeling. Het mag op die momenten alleen gaan over onderwijs. Vergaderen en beleid is op een ander moment in de week. Het doel is, met het schoolplan in de hand, om docenten te laten kiezen aan welke ontwikkeling ze willen werken. Samen in klein verband werken aan je eigen lesverbetering, passend bij je eigen vraag, analyses doen, nadenken over je aanpak samen met collega’s. Ieder is beschikbaar. Allerhande samenwerkingscombinaties kunnen tot stand komen. Zo

kan de één werken aan het opzetten van een leerdialoog met leerlingen, de ander werkt aan een evaluatie-instrument of een aantal lessen. De speerpunten uit het schoolplan staan hierbij centraal.

De groepjes worden gecoacht bij hun aanpak. Daarnaast zijn de gebruikelijke studiedagen er voor de

‘cross-overs’.

Teamleiders zijn verantwoordelijk voor de voortgang en werken samen met degenen die de groepen coachen. Twee docenten gaan de opleiding Lesson Study doen. Er komt regie op de uitvoering om voortgang te bevorderen. De schoolleiding heeft zich inmiddels achter het idee geschaard. Op basis van de opgedane ervaring en het doordenken en zoeken naar nieuwe vormen, wordt het steeds vanzelfsprekender om op deze manier in de school te werken aan ontwikkeling. Om zo steeds scherper het handelen van docenten af te stemmen op het leren van de diversiteit aan leerlingen.

Nabeschouwing casus 1

Kenmerkend in deze school is, dat er diverse onderwijsontwikkelingen gaande zijn. Het is een complexe omgeving die erom vraagt met vereende krachten aan het werk te gaan. Opvallend is, dat de bestaande routines, kennis en ervaring die in het hele team gewenst zijn om het onderwijs (beter) af te stemmen op de leerlingpopulatie, niet vanzelfsprekend breed gedeeld werden. Op diverse plaatsen in het team was er verbinding met kennis en ervaring elders (in het externe netwerk). Andere teamleden hadden die verbinding niet. Intern bestond er geen productieve routine van kennisdeling.

Gevolg daarvan was dat men eilanden van ontwikkeling heeft ervaren. Dit lazen we ook in de resultaten van de meta-etnografie (zie het belang van convergentie in paragraaf 3.4.4).

Daarnaast wisselde de schoolleiding meerdere keren van samenstelling in de loop van de jaren.

Er was geen doorgaande lijn in de wijze waarop de verbinding binnen het team werd georganiseerd.

Het bestaande organisatiemodel (secties, afdelingen) zorgde ervoor dat brede interactie niet in beeld kwam. Hier herkennen we de rol van het leiderschap in het bieden van continuiteit (paragraaf 3.5) en de ‘breedte van het netwerk’ als één van duurzaamheidsbevorderende kenmerken van schoolinterne netwerken (zie paragraaf 3.4.4).

De casus eindigt bij de actuele situatie waarin een groep actieve docenten het voortouw neemt en samen met de schoolleiding een organisatie- en werkaanpassing doet. Al heel wat jaren zijn er studenten in opleiding betrokken bij de school. Dit laat zien hoe ook jonge collega’s een bijdrage kunnen leveren aan onderwijsvernieuwing (zie ook Hoofdstuk 5). Zo is er op deze school via ontwerplabs gelegenheid (ruimte, tijd, aandacht, interactie) gekomen om beelden met elkaar te delen en onderwijs te ontwerpen op basis van actuele inzichten over leren. Studenten en ervaren docenten trekken samen op. Hun vertrekpunt is onderwijs maken. Komen tot onderbouwd handelen.

Hanteerbare oplossingen voor diepgang in en effectiviteit van de les te realiseren, de uitvoering en de impact bespreken en via reflectie werken aan continue ontwikkeling, bijstelling of verfijning van de aanpak. In dit aspect van de casus komt naar voren hoe de relationele condities tekortkomingen op terrein van individuele condities opheffen: waar docenten zich individueel geen ‘agent’ zien van de nieuwe ontwikkeling en vernieuwingen in de school, wakkert ‘agency’ aan wanneer er vanuit een langdurig partnerschap met de lerarenopleiding steeds meer schoolinterne duurzaamheids-bevorderende relationele condities worden ingericht en vormgegeven (paragraaf 3.4).