voor te leggen aan den pastoor. Hij glimlacht cyniek. ‘Mijn kind, ik zoek geen licht,
ik heb het gevonden.’ Eens pakt hij met bezwaren uit waar Yvonne er bij zit. De
Walin staart hem met onverholen bewondering aan en staaft zijn bewijsvoering met
vrouwelijke redeneeringen. ‘J'ai connu quelqu'un, un ingénieur ...’ Carla voelt zich
machteloos. Eens waagt zij het, te zeggen dat zij den pastoor gevraagd heeft dezen
avond even te komen, maar Leo staat op, neemt hoed en jas, gaat buiten en komt
eerst tegen middernacht thuis. Zij durft in den biechtstoel niet zeggen dat haar man
op het punt staat zijn geloof te verliezen en is het geen goede vernedering voor haar
die heilig wil worden, zich uit te geven als iemand die niet eens meer eenvoudig
gelooft en kinderbeperking voorstaat? De vrome priester siddert voor haren diepen
val. Zij moet hem beloven nog meer te bidden en ook hij zal haar in zijn gebeden
indachtig zijn. ‘In mijne arme gebeden,’ zegt hij.
XVI.
Haar wijsheid is nutteloos. De priester bereikt ten minste dat zij niet onder Leo's
invloed komt, zijzelf bereikt niets. Hij houdt haar zijnen glimlach voor, een schild
dat zij niet kan doorsteken. Er is in zijn gemoed iets gebroken dat zijn gedachten
overhoop werpt, maar dat is niet te herstellen langs de hersens. Zij beproeft te
redetwisten, hij glimlacht. Zij tracht hem te winnen met het argument der vrouw,
liefde en hij glimlacht, maar ditmaal naar Yvonne. Het gebeurt toevallig, geheel
onverwacht. Hij hervat voor de zooveelste maal zijn argument tegen de onthouding.
In stijf en hard Fransch beweert hij dat een man en een vrouw de gelegenheid
waarnemen waar ze die krijgen. Yvonne vraagt hem dat nog eens te herhalen. Hij
doet het en Carla ziet in haar oogen iets lichten. Het duurt geen honderdste seconde
en zij kan het niet noemen, maar zij begrijpt het. Leo moet het ook gezien hebben,
want hij is opeens den draad kwijt, hij vraagt wat hij gezegd had. Yvonne
haalt het en nog kan hij de redeneering niet hervatten. ‘Je recommence,’ zegt hij.
Het is alsof er iets belangrijks gebeurd is.
De Walin verveelt zich. Hier gebeurt nu toch niets in dat stom dorp. Zij zit dagen
lang opgescheept met dat Mieke Demey en Mieke Demey heeft wat anders te doen
dan Fransch te leeren. Mieke spant het net van haar zielzorg, maar, Heer, wij hebben
den heelen nacht gevischt en niets gevangen. De Heer zeide: werpt weder uwe netten
uit, en dat deed Mieke. Herman is haar ontsnapt en leeft nu kinderloos met die Walin
die 's middags aan tafel van verre een kruiske slaat maar nooit bidt. En werken kan
ze ook niet. De broer van Herman heeft ze moeten laten trouwen met het cafémeisje
waarmee Leo destijds Henri belasterd had en dat paar is het dorp uit getrokken. Mieke
kan niets meer dan er veel voor bidden. En nu beult ze zich nog altijd gratis af met
schuren, wasschen, koken en kousen stoppen, alleen om het recht ook wat te mogen
zorgen voor hun ziel. Ze nemen alles van haar aan, zonder dankbaarheid, het recht
gunnen ze haar niet. Er is een lorejas bij die haar op den arm neemt en kust, want ze
houden
allemaal veel van Mieke, maar dat zagen, liefste Mieke, dat zoudt ge toch moeten
afleeren, kind. Systematisch doen zij anders dan Mieke hun voorhoudt en hebben ze
eens kennis, dan is wijsheid hun deel: wat weet zoo'n kwezelken nu in Godsnaam
van de wereld.
Met bijna kinderlijken eenvoud zorgt Yvonne voor de gelegenheid. Herman heeft
gevraagd of Leo zou willen komen van vier tot zes. Leo heeft immers tijd genoeg,
hij zou Herman kunnen helpen aan een inventaris of aan het bottelen. Van vier tot
zes was Herman dan natuurlijk niet thuis en de inventaris moest niet gemaakt worden.
Het is overmaat noch van liefde, noch van drift die hen elkaar doet naderen. Zij grijpt
naar hem uit verveling, hij omdat hij niet meer weet waarom niet. Ze grijpen beiden
uit een groote leegte naar een leegte. Telkens ze duizelig en dronken willen doen,
voelen ze dat ze positief en nuchter zijn. Als hij meent bronstig te triomfeeren verwijt
ze hem huismoederlijk dat het niet schoon is Carla te bedriegen. Volgens haar moeten
man en vrouw elkaar met gelijke munt betalen. Is een van beiden trouw, dan moet
de andere het ook zijn en is hij ontrouw, dan stelt de andere zich belachelijk aan door
te jeremieeren, want die moet dan maar hetzelfde doen. Daarop vertelt Leo haar de
zoogenoemde verhouding tusschen Carla en Henri. Herman keek zich 's avonds de
oogen uit het hoofd toen hij op zijn beurt van Yvonne de ontrouw van zijn halfzuster
vernam, maar och kom, tegenwoordig is alles mogelijk: de hoofdonderwijzer is
twintig jaar getrouwd en vandaag heeft zijn vrouw haar eerste kindje gekocht. En
sakkerdekke, toch zou hij nog eer geloofd hebben dat de honderdjarige van Ukkel
zwanger is dan dat Carla aanhoudt met Henri.
Het is niet noodig dat Carla Mieke Demey kwasi gaat bezoeken om te weten wat
In document
Gerard Walschap, Carla · dbnl
(pagina 149-154)