• No results found

Carla stelt hem voor zijn moeilijkheden

In document Gerard Walschap, Carla · dbnl (pagina 149-154)

voor te leggen aan den pastoor. Hij glimlacht cyniek. ‘Mijn kind, ik zoek geen licht,

ik heb het gevonden.’ Eens pakt hij met bezwaren uit waar Yvonne er bij zit. De

Walin staart hem met onverholen bewondering aan en staaft zijn bewijsvoering met

vrouwelijke redeneeringen. ‘J'ai connu quelqu'un, un ingénieur ...’ Carla voelt zich

machteloos. Eens waagt zij het, te zeggen dat zij den pastoor gevraagd heeft dezen

avond even te komen, maar Leo staat op, neemt hoed en jas, gaat buiten en komt

eerst tegen middernacht thuis. Zij durft in den biechtstoel niet zeggen dat haar man

op het punt staat zijn geloof te verliezen en is het geen goede vernedering voor haar

die heilig wil worden, zich uit te geven als iemand die niet eens meer eenvoudig

gelooft en kinderbeperking voorstaat? De vrome priester siddert voor haren diepen

val. Zij moet hem beloven nog meer te bidden en ook hij zal haar in zijn gebeden

indachtig zijn. ‘In mijne arme gebeden,’ zegt hij.

XVI.

Haar wijsheid is nutteloos. De priester bereikt ten minste dat zij niet onder Leo's

invloed komt, zijzelf bereikt niets. Hij houdt haar zijnen glimlach voor, een schild

dat zij niet kan doorsteken. Er is in zijn gemoed iets gebroken dat zijn gedachten

overhoop werpt, maar dat is niet te herstellen langs de hersens. Zij beproeft te

redetwisten, hij glimlacht. Zij tracht hem te winnen met het argument der vrouw,

liefde en hij glimlacht, maar ditmaal naar Yvonne. Het gebeurt toevallig, geheel

onverwacht. Hij hervat voor de zooveelste maal zijn argument tegen de onthouding.

In stijf en hard Fransch beweert hij dat een man en een vrouw de gelegenheid

waarnemen waar ze die krijgen. Yvonne vraagt hem dat nog eens te herhalen. Hij

doet het en Carla ziet in haar oogen iets lichten. Het duurt geen honderdste seconde

en zij kan het niet noemen, maar zij begrijpt het. Leo moet het ook gezien hebben,

want hij is opeens den draad kwijt, hij vraagt wat hij gezegd had. Yvonne

haalt het en nog kan hij de redeneering niet hervatten. ‘Je recommence,’ zegt hij.

Het is alsof er iets belangrijks gebeurd is.

De Walin verveelt zich. Hier gebeurt nu toch niets in dat stom dorp. Zij zit dagen

lang opgescheept met dat Mieke Demey en Mieke Demey heeft wat anders te doen

dan Fransch te leeren. Mieke spant het net van haar zielzorg, maar, Heer, wij hebben

den heelen nacht gevischt en niets gevangen. De Heer zeide: werpt weder uwe netten

uit, en dat deed Mieke. Herman is haar ontsnapt en leeft nu kinderloos met die Walin

die 's middags aan tafel van verre een kruiske slaat maar nooit bidt. En werken kan

ze ook niet. De broer van Herman heeft ze moeten laten trouwen met het cafémeisje

waarmee Leo destijds Henri belasterd had en dat paar is het dorp uit getrokken. Mieke

kan niets meer dan er veel voor bidden. En nu beult ze zich nog altijd gratis af met

schuren, wasschen, koken en kousen stoppen, alleen om het recht ook wat te mogen

zorgen voor hun ziel. Ze nemen alles van haar aan, zonder dankbaarheid, het recht

gunnen ze haar niet. Er is een lorejas bij die haar op den arm neemt en kust, want ze

houden

allemaal veel van Mieke, maar dat zagen, liefste Mieke, dat zoudt ge toch moeten

afleeren, kind. Systematisch doen zij anders dan Mieke hun voorhoudt en hebben ze

eens kennis, dan is wijsheid hun deel: wat weet zoo'n kwezelken nu in Godsnaam

van de wereld.

Met bijna kinderlijken eenvoud zorgt Yvonne voor de gelegenheid. Herman heeft

gevraagd of Leo zou willen komen van vier tot zes. Leo heeft immers tijd genoeg,

hij zou Herman kunnen helpen aan een inventaris of aan het bottelen. Van vier tot

zes was Herman dan natuurlijk niet thuis en de inventaris moest niet gemaakt worden.

Het is overmaat noch van liefde, noch van drift die hen elkaar doet naderen. Zij grijpt

naar hem uit verveling, hij omdat hij niet meer weet waarom niet. Ze grijpen beiden

uit een groote leegte naar een leegte. Telkens ze duizelig en dronken willen doen,

voelen ze dat ze positief en nuchter zijn. Als hij meent bronstig te triomfeeren verwijt

ze hem huismoederlijk dat het niet schoon is Carla te bedriegen. Volgens haar moeten

man en vrouw elkaar met gelijke munt betalen. Is een van beiden trouw, dan moet

de andere het ook zijn en is hij ontrouw, dan stelt de andere zich belachelijk aan door

te jeremieeren, want die moet dan maar hetzelfde doen. Daarop vertelt Leo haar de

zoogenoemde verhouding tusschen Carla en Henri. Herman keek zich 's avonds de

oogen uit het hoofd toen hij op zijn beurt van Yvonne de ontrouw van zijn halfzuster

vernam, maar och kom, tegenwoordig is alles mogelijk: de hoofdonderwijzer is

twintig jaar getrouwd en vandaag heeft zijn vrouw haar eerste kindje gekocht. En

sakkerdekke, toch zou hij nog eer geloofd hebben dat de honderdjarige van Ukkel

zwanger is dan dat Carla aanhoudt met Henri.

Het is niet noodig dat Carla Mieke Demey kwasi gaat bezoeken om te weten wat

In document Gerard Walschap, Carla · dbnl (pagina 149-154)