• No results found

H3 HET FENOMENOLOGISCH BEGRIJPEN VAN DRAMATURGIE

3.4 c) Reducerend reflecteren – het geven van feedback

Het geven van feedback, het aanvragen van subsidie, het initiëren van artistieke doelen en het begeleiden en contextualiseren van maakprocessen zijn onder meer voorbij gekomen als taken van een dramaturg waarbij de dramaturg zo onbevooroordeeld mogelijk dient te reageren op een proces, een voorstelling of gezelschap. Als dramaturg is het in sommige gevallen dus van belang op een meer ontledende wijze waar te nemen, maar deze dient altijd te vertrekken vanuit een beschrijving van de fenomenen. Dit is waar de dramaturg zich in het geven van feedback en het ondersteunend reageren op baseert. Om een maker te kunnen ondersteunen en uitdagen dient een dramaturg in eerste instantie waar te nemen, waaruit een beschrijving kan ontstaan die kan worden omgezet in reflectie. Het stellen van vragen, het bieden van inspiratie, het creëren van frictie, het pushen van iemand buiten zijn

218 Ibid., 118-119.

219 Trencsényi, Dramaturgy in the making: A User’s Guide for Theatre Practitioners, 264. 220 Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, 280.

comfortzone; dit zijn allemaal dingen waar een ‘goed kijken en luisteren’ aan vooraf dient te gaan. In de reflectie en het geven van feedback betreft waarneming dus de kern.

Volgens de fenomenologie dienen we in staat te zijn alles wat we waarnemen door middel van onze zintuigen, om te zetten in iets dat betekenis in zich draagt. Op gelijke wijze dient de dramaturg in staat te zijn het waargenomen repetitieproces of voorstelling om te zetten in feedback.221 Het op kritische wijze kunnen reageren op de ideeën van een regisseur, choreograaf of bijvoorbeeld toneelschrijver gaat ook over de reducerende wijze van waarnemen.222 Reflecteren gaat immers over een bepaalde ‘objectiviteit’ waarvan het zowel in de teksten over dramaturgie als in Merleau-Ponty’s fenomenologie duidelijk is geworden dat dit niet bestaat, maar waar wel bij in de buurt gekomen kan worden door middel van reductie. Op fenomenologische wijze reflecteren raakt dus op directe wijze aan het begrip van reductie. In beide gevallen is het zaak om zo dicht mogelijk terug te keren naar de onbevooroordeelde waarneming zonder vast te houden aan de illusie dat volledige reductie een mogelijkheid is.

Bovenstaande beschrijving van de manier van waarnemen van de dramaturg in het theater en de manier waarop de fenomenologische reductie hier een uitgangspunt voor biedt, is op eenzelfde treffende wijze geldend voor de manier van kijken van een toeschouwer naar de dramaturgie in een voorstelling, en voor het aanschouwen door een theoreticus van het opzichzelfstaande begrip dramaturgie. De fenomenologische methode van reductie baseert zich op de onmogelijkheid van volledige reductie, die behalve voor de dramaturg een verdiepende manier van kijken biedt aan elke vorm van waarneming. Het is exact dit uitgangspunt in de waarneming waarmee een benaderingswijze gecreëerd wordt om tot een duiding ofwel essentie van het begrip dramaturgie te komen.

221 Lester, “Dramaturgs as artistic leaders”, 226.

CONCLUSIE

De beschreven ontwikkelingen op het gebied van dramaturgie, de verschillende verklaringen en de diverse begripsbepalingen van wat dramaturgie inhoudt, vinden zoals beschreven hun beginpunt in de conceptualisering van wat verstaan wordt onder ‘nieuwe dramaturgie’. De lancering van deze term is het begin geweest van de huidige gegroeide aandacht voor dramaturgie en is, zoals onder andere beschreven in New Dramaturgy, tot stand gekomen vanuit de bedoeling om het begrip van dramaturgie in een breder paradigma te kunnen vatten. Interessant aan dit uitgangspunt is dat het in zekere zin gelijk staat aan het onderzoek van deze thesis. Ditmaal heeft het onderzoek naar het begrip van dramaturgie zich echter niet laten leiden vanuit de inname van een nieuw standpunt ten opzichte van het begrip, maar vanuit de zoektocht naar een flexibel frame om het begrip te kunnen duiden, in afwachting van de vraag of dramaturgie vanuit fenomenologisch oogpunt zowel in zijn essentie als in een bredere inhoudsbepaling kan worden gevat.

Het onderzoek heeft echter uitgewezen dat het niet zozeer zaak is om het begrip van dramaturgie te ‘duiden’. De fenomenologie biedt in dit opzicht dus geen uitgangspunt voor het vatten van wat dramaturgie is en wat de dramaturgische bijdrage kan zijn. Wat het heeft aangetoond is dat de fenomenologie gezien kan worden als manier om dramaturgie te benaderen. Hoewel er eerder in verschillende teksten is vastgesteld dat het begrip van dramaturgie over een bepaalde flexibiliteit dient te beschikken, kan beter worden gesteld dat het begrip van dramaturgie geen flexibele definitie nodig heeft maar in plaats van een definitie, hoe flexibel ook, een benaderingswijze. Deze benadering kan vanuit de fenomenologie geldend zijn in de breedste zin van het woord. Zo werd in de inleiding al benoemd dat het begrip dramaturgie zowel kan slaan op de bijdrage van een dramaturg, als op een meer inhoudelijke aanduiding van het begrip. Gedurende dit onderzoek zijn de verschillende gebruikswijzen van het begrip op diverse en afwisselende manieren voorbij gekomen. De fenomenologische benaderingswijze waar uiteindelijk toe geleid is, is geldend voor het begrip van dramaturgie in alle opzichten. Dit betekent dat de benaderingswijze zowel toepasbaar is op de inhoudelijke notie van dramaturgie, op de specifieke bijdrage van de dramaturg en op de dramaturgie van de toeschouwer; het onderzoek heeft uitgewezen dat al deze verschillende ideeën van dramaturgie benaderd en beschreven kunnen worden vanuit de fenomenologie. Fenomenologie biedt in andere woorden een benaderingswijze voor het begrip van dramaturgie in verschillende vormen.

Het benoemen van de verschillende overlappingen en het tonen van de manieren waarop dramaturgie benaderd kan worden door middel van een fenomenologische insteek, heeft antwoorden geboden op de vraag op welke punten de verschillende definities op kernachtige wijze overeen komen en laat zien hoe de fenomenologie een uitgelegen filosofisch systeem is voor het benaderen van dramaturgie. Zoals beschreven vinden de verschillende definities elkaar in het aspect van de onontkoombare contextuele beïnvloeding, in de individuele betrokkenheid en in de noodzakelijkheid van de open houding. Het is vervolgens de fenomenologie van waaruit deze overlappingen in een verhelderd perspectief worden geplaatst. De fenomenologie biedt daarbij dus niet een manier om het begrip van dramaturgie te vatten of te duiden, het betreft een benaderingswijze voor een soort werkhouding of zienswijze in plaats van een betekenisgevende inhoudsbepaling. Zo heeft de contextuele verbondenheid van de dramaturg uitgewezen dat het de taak van een dramaturg is om zijn functie te betreden vanuit het aandachtig waarnemen van de omgevingsfactoren. Dramaturgie is in deze zin veeleer een werkwijze dan een functie met een hermetisch definieerbaar karakter. Het gaat er in het samenbrengen van de begrippen dramaturgie en fenomenologie namelijk niet om tot een definiërende ‘objectieve’ beschouwing van dramaturgie te komen. Wanneer er uitgegaan wordt van een houding waarmee dramaturgie als concept benaderd kan worden, kan er gesproken worden van een fenomenologische benadering van dramaturgie in plaats van een betekenisgevende beschouwing. De focus in het samenbrengen van dramaturgie en fenomenologie ligt met deze bevinding op de fenomenologie als benaderingswijze van het begrip van dramaturgie, en niet op de poging opnieuw tot een definitie van het begrip te komen. Door de houding van de dramaturg op geheel fenomenologische wijze te benaderen is de dramaturgische houding in zekere zin een fenomenologische houding.

Het onderzoek wijst uit dat de fenomenologie als filosofische benaderingswijze dus inderdaad het antwoord kan zijn om tot een essentie van dramaturgie te komen. Het is daarbij de vraag in hoeverre deze benaderingswijze het begrip in een kern weet te vatten, zonder het aspect van uniciteit in het begrip te verliezen. De kern, die is afgeleid van de overlappende elementen in de begripsomschrijvingen van dramaturgie en de fenomenologische benadering hiervan, wordt op duidelijke wijze teruggevonden in de waarneming. Zoals de fenomenologie uitwijst, ligt betekenis nooit vast, maar bestaat zij aan de hand van de waarneming. In hoofdstuk drie wordt aangetoond dat de begrippen waarneming en dramaturgie sterk aan elkaar verbonden zijn. Onze waarneming is volgens de fenomenologie ambigu van karakter en kan in deze zin nooit eenduidig zijn. Net als de

waarneming in de fenomenologie, betreft ook dramaturgie een ambigu begrip. Hieruit afgeleid valt te veronderstellen dat dramaturgie in fenomenologische zin in zijn essentie waarneming betreft; dramaturgie is waarnemen. Wanneer vanuit de waarneming een letterlijke vertaalslag naar het idee van dramaturgie wordt gemaakt, baseert de betekenis zich dus op de dramaturgie én komt deze in de dramaturgie tot stand. Dramaturgie bestaat in deze wijze van beredeneren dus door middel van én dankzij dramaturgie, zoals wij door middel van én dankzij de waarneming in staat zijn het waargenomene te ontdekken. De zin ontstaat bovendien in de gerichtheid van onze waarneming zoals een dramaturgische gerichtheid voor het bestaan van een dramaturgische lijn of de dramaturgische bijdrage zorgt. Wanneer er sprake is van aandachtige gerichtheid, ontstaat daarin de betekenis.

De waarneming biedt niet enkel het uitgelezen gezichtspunt in de fenomenologische benaderingswijze van dramaturgie op het niveau van gerichtheid en in het opzicht dat dramaturgie zowel door middel als dankzij dramaturgie bestaat. Het ontstaan van betekenis in de verschijningen gaat samen met de waarneming, aangezien de verschijning enkel tot ons kan komen door middel van de waarneming. Zo is op gelijke wijze de dramaturgische betekenis onlosmakelijk verbonden met de dramaturgie zelf. Betekenis komt tot stand naar aanleiding van de dramaturgie, zoals betekenis tot stand komt naar aanleiding van de waarneming. Wanneer beschreven wordt dat er volgens de fenomenologie zoveel soorten waarneming als mensen zijn en dat de waarneming nooit onafhankelijk, maar altijd individueel en contextgebonden is, wordt bovendien uiterst duidelijk hoe de waarneming als synoniem voor dramaturgie kan gelden. Zo wordt er gesteld dat er op gelijke wijze van uitgegaan kan worden dat er zoveel soorten dramaturgie zijn als processen, dat dramaturgie afhankelijk is van verschillende contexten en dat het begrip van dramaturgie bovendien altijd gebonden is aan individualiteit.

Iedere waarneming is gebaseerd op eerdere ervaringen, zoals ook iedere dramaturgie gebaseerd is op eerder opgedane dramaturgische ervaringen. Dit geldt voor de dramaturgische bijdrage van de dramaturg, die zich baseert op eerdere ervaringen die allemaal invloed hebben op zijn reageren in het huidige moment; dit geldt voor de dramaturgische betekenis van de toeschouwer, die altijd beïnvloed wordt door zijn eigen engagement; en dit geldt voor de dramaturgische betekenis, die tot stand komt op basis van eerdere inhoudsbepalingen, betekenissen en relevantie. Hetzelfde geldt bovendien voor de constituering van een nieuw object. Dit gaat over het uitbreiden van onze horizon, dat plaatsvindt door middel van gerichte met aandacht ondersteunde waarneming. Dit gebeurt op een gelijksoortige wijze in het ontstaan van dramaturgische betekenis. De

dramaturgische betekenis baseert zich op een dramaturgische focus, ofwel gerichte aandacht, waardoor ruimte ontstaat voor een nieuwe betekenis. Deze nieuwe betekenis baseert zich vervolgens, net als in de fenomenologie, op eerder bestaande betekenissen.

Ook de open houding van de dramaturg gaat over waarnemen doordat onze gerichtheid op de wereld plaatsvindt vanuit de open houding. Merleau-Ponty’s notie van fenomenologie gaat ervan uit dat we in de waarneming altijd openstaan voor alle besloten mogelijkheden. Om tot de dramaturgie in een voorstelling of proces te komen is het evenzo belangrijk over een gerichtheid te beschikken en daarmee open te staan voor alle mogelijkheden. Dit raakt op verhelderende wijze aan de conclusie dat het moeilijk is om een definitie te geven en wijst tegelijkertijd uit dat het geven van een definitie niet nodig is. Dramaturgie dient gezien te worden als een aan te nemen werkhouding of benaderingswijze, waarin de open houding veel meer waard wordt dan in een ingekaderde betekenis van het begrip. Om een passende bijdrage te kunnen leveren als dramaturg gaat het dus eigenlijk om een constante staat van reageren, waarvoor de open houding van fundamenteel belang is. Doordat de dramaturg continu over een bepaalde openheid beschikt, wordt het mogelijk om op een zo openlijk mogelijke manier te reageren.

Om tot een antwoord te komen op een van de eerste gestelde vragen: het wezen van de theaterdramaturg gaat in een bepaald opzicht inderdaad schuil achter de individuele perceptie. De (individuele) waarneming dient zich immers aan als kernachtige benaderingswijze om het over dramaturgie te hebben en toont dramaturgie op efficiënte wijze in de opzichten waarin het in verschillende beschrijvingen overlapt. In de fenomenologische notie van de ervaring en de waarneming kan echter geen perceptueel kader gevonden worden om dramaturgie in zijn essentie te beschrijven. Zoals eerder beredeneerd biedt de fenomenologische benadering uitsluitend een benaderingswijze van het begrip. De vraag is echter waarin deze fenomenologische benadering het wezen van de dramaturg onderscheidt van het wezen in het algemeen? Onder andere op het gebied van objectieve ‘werkelijkheid’ werd duidelijk dat de fenomenologie op sommige punten een toepasbare en interessante benaderingswijze is voor onze betrekking tot het zijn en tot de wereld, maar dat de fenomenologie zich hierin niet specifiek aandient om het specifieke bestaan van de dramaturg te duiden. Hetzelfde gebeurt op het gebied van de totstandkomende betekenis in het moment. Dit is volgens de fenomenologie onontkomelijk en daardoor automatisch geldend op het gebied van dramaturgie. Bovendien gaat de fenomenologie ervan uit dat we als mens open dienen te staan om überhaupt waar te

kunnen nemen, waarmee ook het openstaan van de dramaturg onontkoombaar is en dus niets specifiek over dramaturgie zegt.

De veronderstelling dat er een benaderingswijze voor dramaturgie gevonden kan worden in de waarneming, brengt ons dus bij de vraag op welke wijze het waarnemen van de dramaturg onderscheiden kan worden van de waarneming van de gewone mens. Hoe kan er onderscheid gemaakt worden tussen de algemene waarneming en de specifieke dramaturgische waarneming? Op dit punt doet de fenomenologische methode van reductie zijn intrede. Reductie is een methode die leidt tot een specifieke manier van waarnemen en welke neerkomt op het verscherpen van de waarneming. Dit is precies wat de methode van reductie tot zeer waardevol en bruikbaar maakt wanneer we spreken over het begrip van dramaturgie. De dramaturg wordt veelal beschreven als ‘eerste toeschouwer’, ‘kritische kijker’ en ‘scherpe observator’. Dit zijn exact het soort eigenschappen en kwaliteiten die baat hebben bij een benaderingswijze als de fenomenologische reductie. Hetzelfde geldt voor de dramaturgie in een voorstelling en de dramaturgische betekenis voor de toeschouwer. Dit gaat allemaal over waarneming en wat hieruit wordt afgeleid, waarbij het reducerende karakter van de waarneming een inzicht biedt in de subjectiviteit.

Behalve als methode, werd de reductie al benoemd als instrument. Reductie kan dus gezien worden als bewust inzetbaar ‘gereedschap’ dat essentieel is in de benadering van de waarneming van de dramaturg. Het belang van de reductie zit in het feit dat het de contextgebonden positie van zowel de dramaturg, als van dramaturgie in algemene zin, niet ontkent. Reductie streeft naar een vorm van waarneming die zich bewust is van zijn gekleurde positie. Vanuit deze toestand kan vervolgens een verhelderend perspectief worden geleverd op de ‘objectieve’ blik van de dramaturg als ‘eerste toeschouwer’, doordat het de onmogelijkheid van de objectiviteit niet ontkent. Om een vorm van essentie te vinden in dramaturgie, dient de eerder genoemde houding als vertrekpunt te gelden. De fenomenologische reductie wordt daarbij inzetbaar als methode om tot een benaderingswijze van het begrip van dramaturgie te komen.

Een volgende stap in dit onderzoek zou zijn om deze methode van reductie te toetsen aan de hand van een casestudy. Omdat de omvang van dit onderzoek zich hier niet voor leent betreft dit echter materiaal voor een eventueel vervolgonderzoek. Met deze thesis wordt aangetoond dat de fenomenologische methode van reductie inzetbaar is als benaderingswijze voor dramaturgie. Veldonderzoek dat uitgaat van de fenomenologische methode van reductie zal aantonen wat deze specifieke benaderingswijze precies op zal leveren. In dit vervolgonderzoek zou dus zowel het maakproces vanuit dramaturgisch

perspectief, als de uiteindelijke dramaturgie van een voorstelling nauwkeurig geanalyseerd dienen te worden. In acht genomen dat het onderzoek in deze scriptie niet gericht is op de praktijk maar gebaseerd op literatuuronderzoek, doet de mogelijkheid tot verder onderzoek echter niet af aan de gegeven antwoorden. Tot slot kan de vraag in hoeverre het begrip dramaturgie door middel van het toepassen van een fenomenologische methode in zijn essentie beschreven kan worden, beantwoord worden met de reductie. Ofwel: de fenomenologie biedt een benaderingswijze voor het begrip van dramaturgie, maar wel met de specifieke methode van reductie in acht genomen.

LITERATUURLIJST

Applebaum, Jessica Kaplow. “Finding our hyphenates: A new era for dramaturgs.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 197-201. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Barba, Eugenio. On directing and dramaturgy: burning the house. Vertaling Judy Barba. Oxon: Routlegde, 2010.

Barton, Bruce. “Interactual dramaturgy: Intention and affect in interdisciplinary performance.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 179-185. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Behrndt, Synne K. “Dance, Dramaturgy and Dramaturgical Thinking.” Contemporary Theatre review 20:2 (2010): 185-196. Bekeken op 5 februari, 2017. doi: 10.1080/10486801003682393.

Bellisco, Manuel, María José Cifuentes, Amparo Écija, redactie. Rethinking dramaturgy: Errancy and transformation. Murcia: CENDEAC, 2011.

Blažević, Marin. “Complex in-betweenness of dramaturgy and performance studies.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 329-334. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Bogart, Anne en Jackson Gay. “The art of collaboration: On dramaturgy and directing.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 213-216. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Chemers, M. Ghostlight: An Introductory Handbook for Dramaturgy. Carbondale: Southern Illinois University Press, 2010.

Corrêa, Graça P. “Dramaturg as context manager: a phenomenological and political practice.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 303-312. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Dijkstra, Elselien. “Wat het lichaam weet: Merleau-Ponty: Het belang van de geleefde ervaring volgens Merleau-Ponty.” Filosofie Magazine. 2 (2008): 34-40.

Eckersall, Peter, Helena Grehan en Edward Scheer. “New media dramaturgy.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 375-380. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Georgelou, Konstantina, Efrosini Protopapa en Danae Theodoridou. “Why Dramaturgy Today?” In The Practice of Dramaturgy: Working on Actions in Performance. 11-31. Redactie Konstantina Georgelou, Efrosini Protopapa en Danae Theodoridou. Amsterdam: Anteanna Valiz, 2017.

Kerkhoven, Marianne van. “European dramaturgy in the twenty-first century: A constant movement.” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 163-165. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Kerkhoven, Marianne van. “Looking without pencil in the hand.” Theaterschrift 5-6 (1994): 140-149. http://sarma.be/docs/2858.

Kerkhoven, Marianne van. “Over Dramaturgie” Theaterschrift 5-6 (1994): 9-33. http://sarma.be/docs/3108.

Lehmann, Hans-Thies en Patrick Primavsi. “Dramaturgy on Shifting Grounds.” Performance Research 14:3 (2009): 3-6. Bekeken op 5 februari, 2017. dio: 10.1080/13528160903519468.

Lessing, G. E. Hamburg Dramaturgy. Vertaling Helen Zimmern. New York: Dover Publications, 1962.

Lester, Gideon. “Dramaturgs as artistic leaders” In The Routledge Companion to Dramaturgy, 225-229. Redactie Magda Romanska. Oxon: Routledge, 2015.

Merleau-Ponty, Maurice. De wereld waarnemen. Vertaling Jenny Slatman. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2003.

Merleau-Ponty, Maurice. Fenomenologie van de waarneming. Vertaling Douwe Tiersma en Rens Vlasblom. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009.

McNeilly, Jodie. “Method for a new dramaturgy of digital performance.” In The