• No results found

4. Het Ḥūthī-Conflict

6.3 Burgeroorlog

De crisis in Jemen kreeg een nieuwe wending toen de Ḥūthī’s in september 2014 de hoofdstad Sanaa innamen. Het leger en de veiligheidsdiensten in en rond Sanaa, die nog grotendeels loyaal waren aan Ṣāliḥ, hielden zich afzijdig tijdens de opmars van de Ḥūthī’s. Ṣāliḥ en de Ḥūthī’s waren tot de

revolutie onverzoenbare vijanden geweest, maar hadden sindsdien een aantal gemeenschappelijke tegenstanders, waaronder cAlī Muḥsin, de al-Aḥmars en Iṣlāḥ. Delen van de seculiere GPC zagen Iṣlāḥ

bovendien als hun grootste tegenstander. 119

116 IGC 2014, pp. 8-9.

117 Ibid. 2014, pp. 2-4, 16. 118 Ibid. 2014, p. 4.

119 Er werd onder seculiere partijen, de GPC voorop, namelijk gevreesd dat Iṣlāḥ het ministerie van

binnenlandse zaken, het leger en de veiligheidsdiensten zou bezetten omdat het de minister van binnenlandse zaken leverde, IGC 2014, p. 7; IGC 2015, p. 1.

Het pact met de Ḥūthī’s moet op dit punt gezien worden als een tactische zet van Ṣāliḥ om zijn tegenstanders te verzwakken en een eventuele terugkeer via de GPC te faciliteren. Omgekeerd ziet het ernaar uit dat de Ḥūthī’s het pact sloten en Sanaa innamen om de overgangsregering en de NDC onder druk te zetten. De overgangsregering had kort daarvoor belangrijke brandstofsubsidies stopgezet en verkeerde daardoor op een dieptepunt in haar populariteit. De NDC was bovendien al enige tijd vastgelopen op het ontwerpen van een nieuwe grondwet. Het voornaamste knelpunt was het ontwerpen van een nieuw decentraal stelsel dat het patronagestelsel van Ṣāliḥ grotendeels zou oprollen, en onder andere ten doel had om de Ḥūthī’s en het zuiden een grotere mate van

autonomie te geven. Er kon geen compromis gevonden worden tussen de posities van de traditionele partijen en die van de Ḥūthī’s en Hirāk. Delen van Hirāk streefden bovendien weer openlijk naar herstel van Zuid-Jemen. Met de tweede deadline van de NDC in 2015 in het

vooruitzicht, hadden halverwege 2014 slechts weinigen er nog vertrouwen in dat de NDC resultaten zou opleveren. Het gelegenheidsakkoord tussen Ṣāliḥ en de Ḥūthī’s had tot gevolg dat deze door hun tegenstanders geïnterpreteerd werd als een coup van een noordelijk, en in ieder geval in naam zayditisch, verbond. 120

De grote populariteit van de Ḥūthī’s was juist gebaseerd geweest op de morele positie die zij met hun verzet tegen Ṣāliḥ en hun niet-aflatende kritiek op de imperfecties van het transitieproces hadden opgebouwd. Dit liep een grote deuk op, met name onder de jeugd en in het zuiden, die de Ḥūthī’s tot dan toe goed gezind waren geweest vanuit een gedeelde oppositie tegen de oude garde van het regime. In de gespannen politieke situatie ten tijde van de NDC interpreteerde het zuiden de inname van Sanaa door Ṣāliḥ en de Ḥūthī’s als een coup van het noorden, en dit leidde tot een hernieuwde, diepere vertrouwenscrisis tussen noord en zuid. De inname van Sanaa betekende echter geen directe machtsovername door deze partijen. Hoewel de NDC verder ontspoorde, bleef het formeel doorlopen, en president Hādī en de leden van diens overgangsregering bleven hun posities behouden. Een VN-plan voorzag in de uitbreiding van het parlement, zodat onder andere de Ḥūthī’s en Hirāk hier zitting in konden hebben, in ruil voor gestage terugtrekkingen van de Ḥūthī’s en inlevering van hun zware wapens. 121

Hier kwam begin 2015 verandering in. Hādī noch de Ḥūthī’s hadden het VN-plan gehonoreerd, en na nieuwe confrontaties in de NDC omsingelden de Ḥūthī’s op 22 januari het presidentieel paleis. Hādī en diens regering namen kort daarna ontslag, waarop de Ḥūthī’s unilateraal een nieuwe regering vormden. Hoewel in deze nieuwe regering de macht gedeeld zou worden, werd de zet van de Ḥūthī’s geïnterpreteerd als een staatsgreep. In verschillende steden werd tegen de machtsovername gedemonstreerd, en veel landen sloten hun ambassades. In het

120 IGC 2014, p. 2; IGC 2015, pp. 2-3. 121 IGC 2015, pp. 3-4.

zuiden was de verontwaardiging met name groot, waar de machtsgreep van de Ḥūthī’s uitgelegd werd als een hernieuwde poging van het noorden om eenzijdig te regeren over het zuiden. Hādī vluchtte begin februari naar het zuiden, en wist daar een anti-Ḥūthī coalitie te smeden. Hij stelde bovendien dat zijn aftreden in januari ongeldig was, en claimde nog steeds het presidentschap te vervullen. Zuidelijke lokale leiders, staatsinstituties en delen van het leger die loyaal gebleven waren aan de president weigerden nog orders uit de hoofdstad aan te nemen, en er ontstond een splitsing tussen noord en zuid. 122

De situatie escaleerde hierna snel. De Ḥūthī’s begonnen samen met troepen loyaal aan Ṣāliḥ, aan een gewapende opmars naar het zuiden. Zuidelijk verzet hiertegen kwam slechts moeizaam op gang, en bestond voornamelijk uit lokale en tribale milities en bewapende volkscomités uit de steden, aangesterkt door loyalisten uit het leger. Deze verschillende strijdgroepen behoorden tot de individuele partijen die onderdeel uitmaakten van de anti-Ḥūthī coalitie, waaronder groepen die onderdeel waren van Hirāk, maar ook salafistische groeperingen, enkele noordelijke tegenstanders van de Ḥūthī’s en lokale aanhangers van Hādī uit diens geboorteregio Abyān. De anti-Ḥūthī coalitie was verdeeld tussen voor- en tegenstanders van separatisme, en er staken in het zuiden bovendien lokale tegenstellingen op tussen Laḥj en Ḍālic enerzijds, en Abyān en Shabwa anderzijds. Hierdoor

kon de zuidelijke coalitie maar weinig tegenwicht bieden aan de Ḥūthī-coalitie, die al snel grote delen van het zuiden onder haar controle kreeg. 123

De oplaaiende burgeroorlog in Jemen kreeg een nieuwe dimensie toen Saudi-Arabië op 25 maart partij koos voor het kamp van president Hādī. Samen met negen andere, sunnitische landen begon het een bombardementscampagne om de opmars van de Ḥūthī’s te stuiten en het gezag van Hādī te herstellen. Saudi-Arabië leverde bovendien wapens aan de zuidelijke coalitie, en trainde de volkscomités. Omgekeerd kregen de Ḥūthī’s politieke en financiële steun van Iran. De Saudische steun aan Hādī overtrof echter in grote mate de Iraanse steun aan de Ḥūthī’s, en president Hādī is bovendien veel afhankelijker van de Saudische steun dan de Ḥūthī’s dit zijn van Iraanse steun. 124

Tijdens de burgeroorlog stak bovendien sektarische retoriek, dat sinds 2011 verminderd maar nooit ver weg geweest was, met hernieuwd vuur de kop op. Het werd nu bovendien gecombineerd met de noord-zuid tegenstellingen van de zuidelijke beweging. Saudi-Arabië en president Hādī beschreven het conflict als een strijd tussen noordelijke shicieten tegen zuidelijke

sunnieten. De Ḥūthī’s worden steevast ‘twaalvers’ genoemd, een verwijzing naar de dominante shicitische stroming in Iran, terwijl de Ḥūthī’s hun tegenstanders ‘takfīrī’s‘ noemen (degenen die

anderen tot ketter verklaren), hetgeen naar de rigide sunnitische interpretatie van islam verwijst die

122 IGC 2015, p. 4. 123 Ibid. 2015, p. 4.

in Saudi-Arabië beleden wordt. Dit soort retoriek dreigt de complexe strijd in Jemen te reduceren tot een proxy-oorlog tussen de regionale machten Saudi-Arabië en Iran, maar gaat grotendeels voorbij aan nuances op de grond. De Ḥūthī’s tellen namelijk veel sunnitische milities en stammen tot haar gelederen, terwijl er ook onder zowel conservatieve als liberale zaydī’s in het noorden verzet uitbrak tegen de machtsovername van de Ḥūthī’s. 125

Al-Qaeda heeft van de chaos kunnen profiteren door haar greep op delen van Jemen te vergroten. Sinds kort ondervindt al-Qaeda bovendien concurrentie van een nieuwe jihadistische groepering die trouw gezworen heeft aan Islamitische Staat, de radicale groepering die controle heeft over grote delen van Syrië en Irak. Deze groepen zijn aanjagers van sektarische

tegenstellingen, en hebben recent zware bomaanslagen gepleegd op zayditische gebedshuizen, waarbij tot nu toe honderden doden en gewonden zijn gevallen. Het geweld van deze groepen is echter niet uitsluitend tegen zaydī’s gericht, maar treft ook de coalitie van president Hādī, zoals bij de inname in april 2015 van de belangrijke zuidelijke havenstad Mukallā door al-Qaeda. 126

De Saudische bombardementen slaagden er niet in om de Ḥūthī’s terug te dringen, en de burgeroorlog is vastgelopen in een patstelling omdat geen van de partijen sterk genoeg is om op eigen kracht een militaire overwinning te kunnen behalen. Door de VN georganiseerde

vredesbesprekingen tussen de Ḥūthī’s en president Hādī in juni in Geneve zijn vastgelopen omdat Saudi-Arabië zware eisen stelden aan de participatie van de Ḥūthī’s, en het ziet ernaar uit dat het einde van het conflict in Jemen voorlopig nog niet in zicht is. 127