4: ‘Wir kapitulieren nie!’ – Zelfvernietiging in de laatste fase van de oorlog
Afbeelding 3: De brief waarin Kellner opgeroepen werd
‚Im großen und ganzen ist der Soldat kein Denker’-‐ De beperkingen van de Wehrmacht.
Naarmate de tijd verstreek en de strijd door bleef gaan begon Kellner zich af te vragen wat het Duitse leger bezielde om door te blijven vechten. Op 20 november 1944 reageerde hij op een artikel waarin beschreven werd dat de Wehrmacht fanatiek zou blijven doorvechten en iedere positie tot het einde verdedigd zou worden. Hij schreef:
‘Es mag viele Deutsche und Ausländer geben, die sich den Kampfgeist der deutschen Truppen nicht erklären können. Die Propaganda und der Parteigeist haben es tatsächlich fertig gebracht, die Soldaten auch in aussichtlosen Lagen zum zähesten Widerstand zu veranlassen. Der fanatische Glaube an den Sieg ist bei den deutschen Soldaten in der Tat noch vorhanden. Jeder ist davon überzeugt dass wir siegen müssen, um nicht ganz verloren zu sein. Viele hoffen auch, dass die Einigkeit unserer Gegner zerbricht und wir deswegen nur auszuharren brauchen um schließlich den Sieg zu erringen. Im großen und ganzen ist der Soldat kein Denker. Die meisten Soldaten sind durch die Schule des Nationalsozialismus gegangen und sie sind deshalb auch von dem Recht Deutschlands, die Welt zu beherrschen, fest überzeugt’.168
Kellner legde uit waarom de Wehrmacht door bleef vechten. De Duitse soldaten geloofden nog in de overwinning terwijl zij in uitzichtloze situaties vochten. De soldaten hadden jarenlang geleerd om hun bevelen trouw op te volgen en te vertrouwen dat de leiding wist wat goed was. Bovendien werd in de propaganda benadrukt dat zij tot het laatst stand moesten houden. Volgens Kellner geloofden de soldaten dat zij de strijd moesten winnen om ervoor te zorgen dat Duitsland niet volledig verloren was. Deze jonge soldaten waren jarenlang opgevoed met de nationaalsocialistische ideologie en geloofden dat Duitsland het recht had om andere volken te overheersen. Het was hen afgeleerd om zelf kritisch na te denken. Velen namen dan ook de door de propaganda gepredikte hoop over dat het onnatuurlijke verbond tussen de westelijke Geallieerden en de Sovjet-‐Unie uit elkaar zou vallen, dat nieuwe beslissende wapens snel in gebruik genomen konden worden of dat de Führer nog iets wonderlijks zou doen om alsnog een overwinning te behalen. Kellner geloofde dat het Duitse leger gereduceerd was tot een machine die alleen in staat was om te doen wat hem gezegd werd. Het feit dat de officieren van de Wehrmacht hun bevelen bleven uitvoeren was volgens Kellner onomstotelijk bewijs van hun medeplichtigheid aan de gruweldaden.169 Zij hadden huisgehouden als Hunnen en
barbaren in buitenlandse gebieden en waren bang voor vergeldingsmaatregelen. Op 28 oktober 1944 schreef Kellner: ‘Es kann nur eine vernünftige Erklärung für die unverständliche Haltung der
Wehrmacht geben: Die Befehlshaber sind mitschuldig an den begangenen Greueltaten und
168 Kellner, 894-‐895.
befürchten Vergeltungsmaßnahmen’.170 De oorlogsmisdadigers vochten tot het einde door omdat zij
niets meer te verliezen hadden.
Na de aanslag van 20 juli werd ook het Duitse leger slachtoffer van Hitlers paranoia en werd de greep op de Wehrmacht verstevigd. De betrokkenen bij het complot werden hard gestraft en de militaire leiding werd onderworpen aan hernieuwde nazificering. De traditionele militaire saluut werd op 23 juli 1944 vervangen door de ‘Heil Hitler’ groet om de band met de Führer te verstevigen. Daarnaast moest iedereen in de Wehrmacht opnieuw een eed van trouw aan Hitler afleggen. Er vond een flinke zuivering plaats onder de generaals waarna alle machtsposities bezet werden door trouwe nazi’s die hun eed van trouw aan Hitler erg serieus namen. Hitlers bevelen om niet terug te trekken werden door deze generaals zonder tegenspraak opgevolgd. Het werd ook bijzonder gevaarlijk om twijfels te uiten over het verloop van de oorlog en het executeren van defaitisten nam toe om soldaten af te schrikken. Er zijn ongeveer zes-‐ tot zevenduizend doodvonnissen door de militaire standrechtbanken uitgesproken.171 De terreur om te conformeren intensiveerde, maar dit verklaarde
niet volledig waarom soldaten tot het einde met grote betrokkenheid door bleven vechten.172
Volgens Kellner waren de soldaten zo goed opgeleid dat ze de bevelen trouw uit bleven voeren en geloofden zij dat ze vochten voor het voortbestaan van de natie.
‘Kommende Generationen werden es nie verstehen’ –Redenen voor het gebrek aan weerstand.
Helaas hield Kellner, door ziekte, vanaf 12 december 1944 een lange tijd op met schrijven. Hij begon weer met schrijven op 7 maart 1945. Hier gaf hij een schets van de situatie in Duitsland op dat moment. Hij schreef dat de oorlog inmiddels een nieuw hoogtepunt had bereikt. De ‘Partei-‐
Patrioten’ hoopten nog altijd op een overwinning en er bestonden nog steeds veel Duitsers die van de Führer een wonderdaad verwachtten. Kellner beschreef deze groep als mensen die zelfs met één been in het graf de hoop niet opgaven, omdat overgave hun einde zou betekenen.173 Iedereen kon
zien dat de Duitse bevolking in de afgrond stortte en voor zowel het buitenland als komende generaties zal het moeilijk te bevatten zijn, waarom de Duitsers dit lieten gebeuren, besefte hij. Hij schreef daarom een korte analyse om te verklaren waarom de bevolking in maart 1945 geen poging kon of wilde ondernemen om het regime ten val te brengen. Kellner schreef: ‘Kommende
Generationen und das Ausland werden es nie verstehen, warum das deutsche Volk die Parteifessel nicht mit Gewalt beseitigt und sich gegen die Partei Tyrannei wendete, damit dieser grausame Krieg beendet wurde. Hierzu ist manches zur Aufklärung zu sagen’.174
170 Kellner, 865.
171 Kershaw, Tot de laatste man, 261. 172 Ibidem, 439.
173 Kellner, 914. 174 Ibidem, 914.
Ten eerste, begon hij, is het aantal partijfunctionarissen groot. ‘Es handelt sich hierbei um Millionen Menschen, denen der Glaube an die nationalsozialistische Idee und die Sendung des Führers in jahrelanger Kleinarbeit eingetrichtert wurde’.175 Deze grote groep fanaten was bijgebracht om zo trouw mogelijk te zijn en de bevelen van de leiding zonder twijfel uit te voeren. Veel
partijgenoten waren bereid hun instructies meedogenloos en desnoods met terreur uit te voeren. Deze groep had de macht in handen en zou zich doodvechten omdat het verliezen van de oorlog hun einde zou betekenen. Volgens Kellner strekte de macht van de partij zich zo ver uit dat in ieder gezaghebbend orgaan in de staat en de particuliere sector zich trouwe partijgenoten bevonden. Hitler had immers ver voor zijn aanstelling als Reichskanzler aangekondigd dat in zijn regime alle ambten zouden worden gevuld met de meest toegewijde partijgenoten en niet met de meest bekwame mensen en dit doel had hij volledig bereikt. Overal waar een tegenbeweging zou kunnen ontstaan stond een wachter van Hitler om de organisatie van een tegenbeweging in de kiem te smoren. Diegenen die waardering voor Hitler hadden getoond hoopten ook nog steeds op een overwinning, omdat zij bij een nederlaag veel te verliezen hadden en door de Geallieerden stevig aangepakt zouden worden. De angst voor represailles verstevigde hun wilskracht om door te vechten in een verloren oorlog. Kellner schreef:
‘Alle diejenigen, welche in irgend einer Beziehung sich für Hitler eingesetzt haben, scheiden ebenfalls als Gegner des Hitlersystems aus, denn sie wünschen den Sieg und nicht die Niederlage Hitlers. Schon aus dem einfachen Grunde, weil sie bei einer Niederlage alles zu verlieren haben’.176
Een paar dagen later, op 24 maart 1944 benadrukte Kellner nog eens dat Duitsland door bleef vechten omdat zij niets meer te verliezen hadden. Kellner schreef:
‘Jeder Widerstand bedeute heute Verlängerung der Leiden und Qualen der deutschen Bevölkerung. Warum wird weitergekämpft? Weil die Kriegsverbrecher nichts mehr zu verlieren haben. Das Ende des Krieges bedeutet auch ihr Ende. Deshalb: “Kampf bis zum letzten Atemzuge!”’.177
Daarnaast stond er niet veel tegenover dit partijblok om enige beduidende tegenstand te kunnen bieden. Het leger was volgens Kellner doordrongen met partij-‐aanhangers en kon zichzelf hierdoor niet organiseren om tegen de leiding in te gaan. Ook de rest van de bevolking, die Kellner de ‘Nicht-‐Parteimitglieder, also die “Volksgenossen”’ noemde, was een groep geïntimideerde en
moedeloze mensen. Hij schreef:
175 Kellner, 914-‐915, 7 maart 1945. 176 Ibidem, 915.
‘Die “Volksgenossen”, jene Masse eingeschüchterter und mutloser Menschen, denen in den 12 Jahren nationalsozialistischer Regierungskunst, beinahe jede eigene Meinung abhanden gekommen ist und die mangels Energie und geeigneter Führung zu keiner Aktion fähig sind’.178
Twaalf jaar onder nationaalsocialistische leiding had hen bijgebracht om volledig te vertrouwen op het regime en bovendien kwamen zij energie en geschikte leiding te kort om tot actie over te kunnen gaan. Deze groep was oorlogsmoe en wachtte apathisch af. Er was altijd iets dat de bevolking
tegenhield om in actie te komen. Zij waren bang voor represailles als zij tot actie over zouden gaan. Daarnaast waren zij jarenlang geïndoctrineerd door propaganda. Tot slot zorgde het gebrek aan organisatie en bekwaam leiderschap ervoor dat de bevolking een afwachtende houding aannam en geen aanstalten maakte om de nazi’s tegen te werken. Volgens Kellner waren zowel de Wehrmacht als de bevolking niet sterk genoeg om tegen de nazi-‐partij in te gaan.
De groep Duitsers die wél in staat zou zijn om een opstand te beginnen ontbrak het aan goede organisatie om succesvol te zijn. Alleen een grote groep met een goede organisatie zou in staat zijn om op zijn minst een revolutie te beginnen, maar in nazi-‐Duitsland was hier geen
mogelijkheid voor. Kellner beweerde dat het mislukte complot van 20 juli hiervan het bewijs was.179 Een goede organisatie vereiste een sterke en vastberaden leiding en wilskracht, maar de individuele revolutionair had in deze omstandigheden geen mogelijkheden om zijn boodschap te verkondigen en een goede organisatie op te zetten. Daarom, concludeerde Kellner, ‘geht der Krieg weiter-‐ bis die Unmöglichkeit, ihn fortzuführen, praktisch in Erscheinung tritt. Wenn also die Gegner immer weiter vorrücken und die deutschen Truppen schließlich kein ausreichendes Kriegsmaterial mehr haben, um Widerstand zu leisten. So stelle ich mir das Ende des Krieges vor’.180
Conclusie
Kellner zou het waarschijnlijk grotendeels eens zijn geweest met Ian Kershaw en zijn opvatting dat de reden waarom het regime tot het allerlaatste moment kon functioneren niet eenvoudig te
generaliseren is. Een combinatie van factoren, waarvan de gevestigde machtsstructuur in het Derde Rijk een essentieel onderdeel was, zorgde ervoor dat de Geallieerden ongeveer 80 procent van het Duitse territorium moesten veroveren voordat er over een overgave onderhandeld kon worden.181
Voor Kellner zelf was het doorvechten van een verloren oorlog een uitzonderlijke situatie en hij probeerde te rationaliseren hoe de situatie zover was gekomen. Hij probeerde te begrijpen waarom niemand zich verzette tegen deze zinloze verspilling van mensenlevens. Kellner wist dat de nazi-‐
178 Kellner, 915, 7 maart 1945. 179 Ibidem, 915.
180 Ibidem, 916, 7 maart 1945. 181 Mommsen, 104.
leiding vast in het zadel zat en op iedere positie van belang een trouwe volgeling van Hitler geïnstalleerd was.
Hitlers positie binnen de partij was onaantastbaar. Kellner begreep net als Kershaw dat Hitler zichzelf omringd had met de trouwste nazi’s. Hun macht was afhankelijk van de Führer zelf. Na het mislukte complot van 20 juli werd iedere generaal die twijfel uitsprak over Hitlers zinloze en vernietigende bevelen, om iedere vesting tot de allerlaatste man te verdedigden waardoor honderdduizenden Duitse soldaten ingesloten werden, ontslagen en vervangen door een trouwe partijgenoot. Zwakke plekken binnen het regime werden verwijderd waardoor er nooit meer een serieus initiatief zou worden ondernomen om Hitlers macht te ondermijnen.
Volgens Kellner zat de Wehrmacht vol met hersenloze generaals en officieren die gedreven werden door hun eed van trouw aan de Führer. Zij hadden niets meer te verliezen en het einde van de oorlog zou ook het einde voor hun betekenen. Bij een Geallieerde bezetting zou het
nationaalsocialisme en het militarisme de kop ingedrukt worden en was hun rol uitgespeeld. Bovendien hadden ze geen andere keuze omdat zij zich schuldig hadden gemaakt aan ernstige misdaden. De keuze tussen doorvechten en hun einde tegemoet gaan bij een nederlaag van Duitsland was makkelijk gemaakt. Zij hoopten op een wonder van de Führer of het uiteen spatten van de onnatuurlijke coalitie tussen de Westelijke Geallieerden en de Sovjet-‐Unie. Daarnaast wilde niemand een buitenlandse bezetting en had iedereen gehoord van de gruwelijke wijze waarop het Rode Leger huishield. De behoefte om de Heimat en familie hiertegen te beschermen was
waarschijnlijk belangrijker dan de loyaliteit aan het regime of Hitler. Al deze factoren waren van invloed op het doorvechten van een al verloren oorlog. Daarnaast werden soldaten door terreurmaatregelen onder druk gezet en op iedere sleutelpositie was een trouwe partijgenoot geïnstalleerd. De mogelijkheden om een opstand te organiseren in het leger waren te beperkt om succesvol te zijn.
Het gebrek aan mogelijkheden was ook van toepassing op de bevolking. De Duitsers die naar het einde van de oorlog snakten en Hitler niet meer blindelings wilden volgen, waren niet in staat om een opstand of revolutie te beginnen. Georganiseerde daadkrachtige leiding ontbrak om zo’n
opstand te sturen. Kellner schreef overigens dat niemand het regime van binnenuit omver kon of wilde werpen, maar dit betekende niet dat de bevolking oprecht geloofde in de nazi-‐ideologie of tot het einde vertrouwen had in de nazi-‐leiding. De partijfunctionarissen bleven hun bevelen keurig uitvoeren omdat ze geen andere keuze hadden. Daarnaast bleef de Wehrmacht doorvechten,
aangestuurd door een leiding die niets meer te verliezen had en gemotiveerd was om te beschermen tegen het brute Rode Leger. De bevolking die steeds meer leed onder terreur, oorlogsmoeheid en achtereenvolgende nederlagen bleef toekijken hoe nazi-‐Duitsland een totale nederlaag te verwerken kreeg.
Conclusie
Op 8 mei 1945 schreef Kellner: ‘Diese Auswüchse der Willkürherrschaft Adolf Hitlers und seiner ihm ergebenen Banditen werden bis in die fernsten Zeiten als leuchtende Warnungssignale in dem Geschichtsbuch der Menschheit bestehen bleiben’.182 Hij reageerde op Geallieerde radioberichten
over de Duitse concentratiekampen. Hij had een visionaire blik. Deze misdaden zouden onlosmakelijk verbonden blijven met Duitsland. Kellner probeerde in zijn dagboek dezelfde vragen te
beantwoorden als de vragen die historici zichzelf nog jarenlang na het einde van de Tweede
Wereldoorlog stelden. Hij probeerde te verklaren hoe een beschaafd land als Duitsland zichzelf in de situatie had kunnen werken waarin escalerende vervolgingen hadden geleid tot een poging tot de vernietiging van het Joodse volk. Het dagboek van Kellner is van grote waarde omdat het één van de weinige bestaande betrouwbare dagboeken is van een Duitse burger. Hij probeerde het leven van de Duitse burgers te beschrijven en daarom biedt deze bron een unieke blik op het dagelijkse leven in het Derde Rijk. Hoe verhoudt het dagboek zich met de onderzoeken van historici in de hedendaagse geschiedschrijving? Dit is onderzocht in drie verschillende onderzoeksvelden over nazi-‐Duitsland. Ten eerste is gekeken naar de Holocaust. In de geschiedschrijving is het duidelijk geworden dat informatie over de massa-‐executies van Joden in het Oosten over het algemeen bekend was bij de Duitse bevolking. Het oude excuus ‘Wir haben das nicht gewusst’ was al ontkracht. De discussie rondom de kennis van de Holocaust draait bij historici vooral om of de bevolking begreep dat de Duitsers bezig waren met het stelselmatig uitmoorden van het Joodse volk. Aan de ene kant schrijven Peter Fritzsche, Dieter Pohl en Ian Kershaw dat maar weinigen daadwerkelijk begrepen dat een genocide plaatsvond. Informatie hiervoor was te schaars en zelfs getuigen van de massamoorden konden zichzelf overtuigen dat dit willekeurige of eenmalige moordpartijen waren. Aan de andere kant zijn Bernward Dörner, Peter Longerich en Frank Bajohr van mening dat het begrip van de uitroeiing veel groter was. De informatie was beschikbaar en iedereen die het wilde weten had dus kunnen begrijpen dat een genocide plaatsvond.
De informatie in Kellners dagboek komt overeen met wat Dörner, Longerich en Bajohr schrijven. Kellner begreep goed dat de escalerende anti-‐Joodse maatregelen en de berichten over massa-‐executies maar één ding konden betekenen, ‘Ausrottung der Juden’. Hij zag hoe de
burgerrechten van de Joden werden afgenomen, hoe zij onteigend werden en dat zij door de nazi’s niet meer als mensen beschouwd werden. Uit zijn dagboek werd het duidelijk dat hij de situatie volledig begreep. Deze jarenlange onderdrukking had als enige doel het uitroeien van de Joden. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat Kellner scherpzinnig was en waarschijnlijk opmerkelijker dan
de gemiddelde Duitser. Kellner had hoe dan ook dezelfde informatiebronnen als iedere andere Duitse burger tot zijn beschikking en het is dus mogelijk om dezelfde conclusie te trekken als historicus Frank Bajohr: iedere Duitser die geïnteresseerd was, had kunnen weten wat het plan van de Duitsers was.
Het tweede grote discussiepunt met betrekking tot de Holocaust richt zich op de vraag of de desinteresse van de Duitse bevolking ten opzichte van het lot van de Joden gezien moet worden als bewijs van hun medeplichtigheid. Kershaw en Friedländer zijn van mening dat de lauwe reactie van de Duitse bevolking gezien moet worden als onverschilligheid of apathie. Otto Dov Kulka schrijft echter dat de Duitsers zwegen omdat zij instemden met de behandeling van de Joden.
Kellner schreef dat 99 procent van de bevolking direct of indirect schuldig was aan het creëren van een situatie waarin een genocide plaats kon vinden. Een grote meerderheid van de Duitse bevolking was volgens hem moreel schuldig aan de situaties in de concentratiekampen. Kellner schreef helaas niet direct over de reactie van de bevolking op de deportaties en dus kan niet geconcludeerd worden dat de bevolking zweeg uit instemming of onverschilligheid maar het was voor hem duidelijk dat bijna de gehele Duitse bevolking medeplichtig was aan de Holocaust. We moeten echter rekening houden met het feit dat Kellner zichzelf zag als tegenstander van het regime. Hij had zich voor 1933 uitgesproken tegen Hitler en de nazi’s en hij had zijn Joodse buren geholpen om naar Amerika te vluchten. Hij zag zichzelf daarom niet als één van de miljoenen passieve Duitsers die de racistische maatregelen tegen de Joden hadden laten gebeuren. Het was voor hem
makkelijker om het grootste gedeelte van de Duitse bevolking te beschuldigen van medeplichtigheid omdat hij zichzelf hier niet toe rekende.
In het hoofdstuk over de Volksgemeinschaft is onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre de populariteit voor het regime onder de bevolking daadwerkelijk bestond en of de belofte van een betere toekomst hier een rol in speelde. In de jaren zestig kwam het meest toonaangevende werk van David Schoenbaum. Hij schreef dat de nazi’s succesvol waren geweest in het creëren van een egalitaire samenleving tussen 1933 en 1939 waarin klassenstructuren waren verdwenen, de
Volksgemeinschaft. Tegenwoordig zijn historici het erover eens dat dit niet het geval was. De laatste
jaren werd echter wel het inclusieve aspect van de Volksgemeinschaft benadrukt dat gebaseerd was