• No results found

Brief van Tony aan F. De Cort (6)

(AMVC: B472 B: 18410/15b)

Lier 22 feb 1870

Mijn beste Heer en Vriend

Ik ben u hoogst dankbaar voor het zenden van het werk van Van Vloten(7)

. Ik heb nooit iets meer boeiend over de religieoorlogen

(6) Frans DE LORT (1834-1878). Liberaal dichter en ambtenaar. Medeoprichter van het liberale dagblad De Grondwet, redacteur van De Schelde, jarenlang hoofdredacteur van De Toekomst. Hij was overtuigd Groot-Nederlander; voor hem gingen vrijzinnigheid en nationale ontvoogding noodzakelijk samen, maar zijn streven naar eensgezindheid onder alle flaminganten bracht hem later in conflict met zijn partijgenoten.

Cf M. Konings, EVB I, 339

(7) Johannes VAN VLOTEN (1818-1883): letterkundige en theoloog, hoogleraar Nederlandse geschiedenis en letteren, geducht polemist. Wellicht werd Nederlands opstand tegen Spanje

in zijn eerste ontwikkeling en vooruitgang (1572-1575) (Haarlem 1858) voorafgegaan door

deelpublicaties.

Cf. C. Offringa: ‘J. van Vloten: Aufklärung en liberalisme’, Bijdr. en Med. Gesch. d. Nederl. 83 (1969), 150-212

gelezen. Is het mij toegelaten dan zou ik die boeken nog eenigen tijd bewaren en mij menige bedenking ten nutte maken. Nogthans is het nog eigentlijk niet dit boek dat ik zoek.

Van Vloten heeft in 1855, 1856-1857- drie eerste deelen uitgegeven onder den titel van Neerlands opstand tegen Spaniën in zijn begin, oorsprong enz. Dit is wat ik verlangde

-Het werk mij door u gestuurd heet Neerlands opstand tegen Spanien in zijne eerste

ontwikkelingen draagt het jaartal 1858 Bezit uw vriend ook die drie eerste deelen

dan zoudt gij mij eenen waren dienst bewijzen met mij ze ook in lezing te zenden -en nu over ons schoolwez-en. Ik lever -enkel de bouwstoff-en de letterkundige Frans De Cort kan er een artikeltje uit opbouwen(8)

.

De geschiedenis van het onderwerp in ons land is nog te schrijven.

Men kent wel hier en daar eenige trekken - nauwkeurige inlichtingen op cijfers gestaafd ontbreken. In mijne opzoekingen kon ik eenige opteekeningen doen - vindt gij er belang genoeg bij om ze op te nemen welnu drukt ze dan tot stichting der schoolgemeente in uw evangelie van het onderwijs.

Over drie tijdstippen bestaan nauwkeurige bescheiden: over het jaar 1789 dus voor de inkomst der franschen, Het jaar 1801 het eerste jaar van 't consulaat - het jaar 1811 in 't midden van 't Keizerrijk.

In 1789 telde de stad Lier eene bevolking van 9581 inwooners. Het middelbaar onderwijs was vertegenwoordigd door een collegie der paters Predikheeren dat voor zooveel ik gissen kan, een twintigtal leerlingen bezat; het lager onderwijs door vijf schoolmeesters, Bauwens, Michiels Jacq en Franc. Van Hoof en Dierckx aangesteld door het magistraat en den scholaster. Over de bevolking der scholen vonden wij voor het jaar 1789 geene opgave. Voor het onderwijs der vrouwen bestonden twee kloosters, het Klooster van Vredenberg en het Klooster van Lier. Beide hadden kostscholen, halve pensionnaten en enternaten.

(8) De Cort maakte geen haast met het artikel: in de eerstkomende jaargangen van De Toekomst verscheen niets dat op de gegevens van deze brief gebaseerd was.

In 't jaar 1796 bestatigt de officiele lijst in Vredenberg de tegenwoordigheid van 28 nonnen en 25 kostgangsters. Het onderwijs begreep fransch vlaamsch rekenen en handwerk.

Welke uitslag leverden die gestichten op.

Dienaangaande antwoordt de officiele statistiek.

Op de bevolking van 5981 inwooners konnen in 1789-3021 persoonen lezen en schrijven, 904 bezaten meer onderricht. Dus 2/5 der bevolking had eenig onderwijs genoten 3/5 was geheel ongeletterd.

De fransche republiek die ons land overweldigde in den zomer van 1794 had het maar gemunt op afbreken en vernietigen - zij schafte de drie kloostergemeenten af zonder hunne onderwijsgestichten door iets anders te vervangen.

Eerst onder het consulaat vestigt het bestuur zijne aandacht op het onderwijs en liet in 1800 - eene officiele opname der scholen doen. Gij vindt die lijst hierna.

De staat van het onderwijs was niettegenstaande de woelingen der laatste jaar van de 18e eeuw eenigzins verbeterd.

De officiele lijst voor 1801 geeft voor eene bevolking van 9581 inwooners(9)

2090 persoonen op die 't lezen en schrijven machtig waren en 1906 die meer bekwaamheid bezaten, totaal 3996 hetgeen iets meer dan 2/5 der bevolking uitmaakt.

Ziehier thans de officiele lijst der scholen in 't jaar 1801gedurende de tien volgende jaar, werd er veel geoorloogd, menige overwinning behaald, talrijke velslagen gewonnen, ontelbare steden ingenomen, maar door den grooten Napoleon niet eene schreef op de onwetendheid veroverd.

In 't jaar 1801 waren er te Lier 6 jongensscholen in 't jaar 1811 acht. In 't jaar 1801 telden de scholen 403 leerlingen in 't jaar 1811 -423- maar de bevolking was van 9581 zielen tot boven de 10.000 geklommen.

Wenscht gij nu eenige bijzonderheden welke niet de statistiek maar de overlevering heeft bewaard?

In de meisjesscholen onderwees men fransch en vlaamsch. In de jongensscholen enkel vlaamsch uitgenomen bij maitre Michiels. Het pensionnaat van dien meester welke men Mossieu Maitre noemde, genoot onder de fransche republiek een zekere vermaardheid. Vooral

de Noord-Brabanders zonden hun kinderen herwaarts om bij Maitre Michiels fransch te leeren.

En welk fransch?

De vertalingen van den mossieu maitre leven nog in het geheugen der tijdgenooten. Zoo was een zijner geliefkoosde voorbeelden ‘Oekadi steekt het vaantje uit (het

stellegat).

En hij vertaalde ‘Oekadi le vandrillon picque dehors (d'un stel de cu) historique) Daarenboven gaf me Michiels eene spraakleer uit, een zwakheid die sedert dien vrij algemeen is geworden, en daar stond in volle letters in gedrukt ‘breng het paerd

naar 't water’ - portez le cheval a l'eau - Ongelukkiglijk zijn de handboeken van Me

Michiels verloren gelijk zoovele schatten van een roemrijk verleden(10)

. Daarenboven bestatigt de regering in 't jaar 1811 dat er van de acht scholen twee zijn die men

oortjesscholen noemt waar de scholieren wat leeren spellen in kruisken abc, maar

waar de ouders vooral hunne kinderen heen zenden om er van ontlast te zijn. Vergelijken wij bij dien toestand van het onderwijs in de stad Lier bij het begin dezer eeuw en de laatste jaren der vorige den staat in 't jaar 1868.

Voor het middelbaar onderwijs bezit de stad eene middelbare school van den staat met 170 leerlingen. Het lager onderwijs wordt gegeven in de oefenschool der normaalschool aan 490 jongens, in de kostelooze meisjesschool aan 370, in eene buitenschool aan 185 scholieren. Als vrije onderwijsgestichten hebben wij zes vrije scholen voor jongens met 171 drie voor meisjes met 391 en twee gemengde scholen met 157 leerlingen. 120 meisjes volgen daarenboven de lessen in 't klooster der arme Claren.

Dit maakt eene bevolking uit van 268 betalende jongens 482 betalende meisjes, 564 niet betalende jongens, en 562 meisjes of een totaal van 1876 leerlingen in de scholen aanwezig.

In dit cijfer zijn niet begrepen noch de 275 kinderen der bewaarschool, noch de 690 leerlingen der scholen voor volwassenen, noch de 300 leerlingen van de zondagschool der Ursulinen.

(10) Niet alle exemplaren verdwenen evenwel. De Antwerpse Stadsbibliotheek bewaart alvast nog een exemplaar van Michiels: Nieuwe Fransche ende Nederduytsche spraekkonst. Lier: Le Tellier c1788, XVI+386p (SBA: D79057). Het werk bevat behalve grammatica ook een uitgebreid, vooral thematisch lexicon.

Op 10.000 inwooners gingen er in 1811 - 423 ter schole

Op 15128 volgen er in 1868-1876 de lessen der eigentlijke onderwijsgestichten. Er is zeker vooruitgang, maar onvoldoende ontoereikende vooruitgang vermits het getal onwetenden nog altijd het cijfer der persoonen die eenig onderwijs bezitten overtreft.

Ontvang mijn beste heer, mijne hartelijke groeten ABergmann

/geen naam s.v.p./

4. Brief van Tony aan F. De Cort (AMVC: B472 B: 103264/1)

Lier 17 sept 1871 Heer en Vriend De Cort

Ik bevond mij laatst in gezelschap eener dame die in Fransch Vlaanderen hare opvoeding genoten heeft. Zij zegde mij het volgende kindervertelselke op dat te st Winnocque Bergen verhaald wordt

De kraai en de puut

Daar was 'n kraai op een boom die riep assan: puut kruupt uut, ge zou me gripen ze de puut en en doe ze de kraai

puut kruupt uut! puut kruupt uut! en de puut kruupt uut

Kneppe ze de kraai 'Ke de peyst ze de puut.

Gij hebt mij gesproken over de discussion en artikels of feuilletons - ik vraag u vergeving, maar de samenhang der zaak is mij ontgaan.

Wat wil men of vraagt men, op welke voorwaarden en in welken zin. Kan ik iets doen voor de zaak ik ben bereid - doch onthoud wel dat ik geen radikale ben Wij zingen nog dagelijksch de Scheldestad(11)

Uw toegenegen Tony

(11) Wellicht het lied ‘O Lieve Scheldestad’ van De Cort zelf, verschenen in zijn Liederen (Groningen: Wolters 1868), door Rooses aangehaald in zijn ‘Brief aan Frans De Cort’ (25 oktober 1868) opgenomen in Schetsenboek (Gent: Hoste 1877, 168-198). Vooral de drie eerste verzen van de laatste strofe zouden kunnen wijzen op een niet-radicale houding: Wie

komt van u (Antwerpen) is welkom te allen tijde, /Wie u bemint, diens handdruk doet mij goed,/ Ik klink met hem, en neur aan zijne zijde (192)