• No results found

Branchevereniging

In document Minimumtarieven voor zelfstandigen (pagina 46-53)

Hoofdstuk 5 Alternatieven voor het overeenkomen van minimumtarieven voor zelfstandigen

5.3 Branchevereniging

Tot slot kunnen zelfstandigen een branchevereniging oprichten. Het verschil tussen een branchevereniging en een ondernemingsvereniging is dat de bedrijven bij een

branchevereniging allemaal in dezelfde branche werkzaam zijn. Op

ondernemingsverenigingen is het kartelverbod van toepassing waardoor er geen collectieve afspraken gesloten kunnen worden.102 Een brancheverenging kan in de vorm van een stichting

of vereniging worden vormgegeven. Indien de branchevereniging haar activiteiten beperkt tot het behartigen van de collectieve belangen van haar leden, wordt deze vereniging mogelijk als een sociale partner gezien. Als er dan arbeidsvoorwaarden worden gesloten die tevens de arbeidsvoorwaarden van werknemers verbeteren, vallen deze afspraken niet onder het

kartelverbod. Indien de branchevereniging minimumtarieven voor zelfstandigen overeenkomt

101 Van Slooten en Holscher 2019, p. 4-8. 102 Zie hoofdstuk 4.

47 waardoor de onderhandelingspositie voor het overeenkomen van arbeidsvoorwaarden voor werknemers verbetert, is hier mogelijk aan voldaan.

Tussenconclusie

Zelfstandigen kunnen minimumtarieven overeenkomen door een: (werkers)coöperatie, VOF of maatschap op te richten. Zij moeten dan één onderneming vormen waarbij onderlinge concurrentie niet mogelijk is. Zodoende is het kartelverbod niet van toepassing. Als zelfstandigen een branchevereniging oprichten, is het de vraag of deze vereniging als een sociale partner wordt gezien.

48 Conclusie

In dit onderzoek zijn de mogelijkheden voor het overeenkomen van minimumtarieven voorzelfstandigen onderzocht. Het mededingingsrecht vormt hierop de grootste beperking. Lidstaten mogen geen maatregelen opleggen die het nuttig-effect van het mededingingsrecht ontnemen en wegens het kartelverbod mogen ondernemingen geen concurrentiebeperkende afspraken maken. Een minimumtarief vormt altijd een beperking op de onderlinge

concurrentie tussen zelfstandigen.

Voor het onderzoek naar het invoeren van een wettelijk minimumtarief voor zelfstandigen is het ingetrokken wetsvoorstel als voorbeeld gebruikt. Aangezien het tarief maar één van de vele factoren is waarop zelfstandigen kunnen concurreren, is er geen sprake van een inbreuk op het mededingingsrecht. De regering kan alleen maatregelen invoeren die de vrijheid van vestiging en de vrijheid van diensten beperken indien de maatregel geen discriminerend karakter heeft, wordt gerechtvaardigd door een reden van algemeen belang en voldoet aan het evenredigheidsbeginsel. Er is onderzocht of het doel van het minimumtarief, namelijk een bestaansminimum creëren voor zelfstandigen, een reden van algemeen belang is. Gebleken is dat het doel ziet op de menselijke waardigheid en daarom een reden van algemeen belang is. Het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel blijkt echter niet te voldoen aan de subsidiariteitseis. De regering heeft onvoldoende gekeken naar alternatieve, minder vergaande maatregelen om dit doel te bereiken. Er is daarom niet voldaan aan het subsidiariteitsvereiste waardoor de inbreuk op de vrijheid van vestiging en diensten niet gerechtvaardigd is. Uit het onderzoek naar de mogelijkheden die het cao-recht biedt voor het overeenkomen van minimumtarieven voor zelfstandigen is gebleken dat hiervoor ruimte is. Er kunnen minimumtarieven voor zelfstandigen bij cao overeengekomen worden in het belang van werknemers. Het belang van zelfstandigen kan hierbij betrokken worden indien een werknemersorganisatie tevens het belang van de zelfstandigen vertegenwoordigt. Tot slot blijkt uit het onderzoek dat ook minimumtarieven voor zelfstandigen overeengekomen kunnen worden door een

(werkers)coöperatie, maatschap en mogelijk ook door een branchevereniging. Hieruit blijkt dat zelfstandigen ook minimumtarieven overeen kunnen komen.

Uit het onderzoek is gebleken dat er verschillende mogelijkheden zijn om minimumtarieven voor zelfstandigen in te voeren. De eenvoudigste oplossing is een minimumtarief bij cao. Dit vormt een minder vergaande beperking op de ondernemersvrijheid dan een wettelijk

minimumtarief doordat er per sector een tarief afgesproken kan worden en doordat zowel de belangen van werknemers als van zelfstandigen meegenomen kunnen worden.

49 Literatuurlijst

Literatuur

Autoriteit Consument en Markt 2017

Autoriteit Consument en Markt ‘Geen tariefafspraken in cao’s’, 24 februari 2017. Autoriteit Consument en Markt 2019

Autoriteit Consument en Markt ‘Tariefafspraken zzp’ers’, 26 november 2019. Bellamy & Child 2001

C.W. Bellamy & G.D. Child, European Community Law of Competition, Londen: Sweet & Maxwell 2001 (5e druk).

CBS 2019

CBS, ‘Van werkenden loopt zzp’er meeste risico op armoede’, 5 maart 2019 (online, bijgewerkt 5 maart 2019).

Eindrapport Commissie Regulering van Werk 2020

Eindrapport Commissie Regulering van Werk, ‘In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk.’ 23 januari 2020.

El Harchaoui 2019

Y. El Harchaoui, Minimumuurtarief zzp’er. Kanttekeningen bij het minimumuurtarief voor de zelfstandige, TAP 2019/8.

Europese commissie 2017

Handboek implementatie dienstenrichtlijn, Europese commissie 2017. Grosheide 2015

E.F. Grosheide, ‘Overheid en sociale partners op wenkbrauwgesprek bij Europa’, TRA 2015/99.

Hoekstra 2018

Mr. R.F. Hoekstra, 'Het grondrecht op collectief onderhandelen van zelfstandigen versus het Europese Mededingingsrecht ', ArA 2018-3.

IBO 2015

50 Jaarverslag NMa 2000

Jaarverslag NMa 2000 (online publiek). Jaarverslag NMa 2001

Jaarverslag NMa 2001 (online publiek). Jaarverslag NMa 1998

Jaarverslag NMa 1998 (online publiek). Janssen 2018

N. Janssen, De werknemerachtige in het sociaal recht, Deventer: Kluwer, 1 januari 2018.

Laagland 2018

F.G. Laagland, ‘Voorbij de grenzen van het Nederlandse werknemersbegrip. Een Europese analyse van de zzp-plannen van het Nederlandse kabinet’, Ondernemingsrecht 2018/130. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kabinet wil niet dat via platforms

oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden plaatsvindt, V-N 2018/41.4, 22 juni 2018. Mok 2004

M.R. Mok, Kartelrecht I. Nederland. De Mededingingswet, Deventer: Kluwer 2004 (5e druk).

NMA 2007

Nederlandse Mededingingsautoriteit, Visiedocument ‘Cao-tariefbepalingen voor zelfstandigen en de Mededingingswet’ 5 december 2007.

Stege 2016

A. Stege, ‘De cao en bepalingen die betrekking hebben op zzp’ers’, ArbeidsRecht 2016/44, 25 oktober 2016.

Van de Gronden & Mortelmans 2003

J.W. van de Gronden & K.J.M. Mortelmans, ‘Is een inkoper van medische hulpmiddelen een onderneming in de zin van het EG-mededingingsrecht?’, AA 2003.

Van de Gronden & Mortelmans 2002

J.W. van de Gronden & K.J.M. Mortelmans, ‘Wouters: is het beroep van advocaat een aparte tak van sport?’, AA 2002.

Van der Grinten 2018

Van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2018. Van Peijpe 2011

51 Van Peijpe, ‘EU en de ruimte voor een nationaal werknemersbegrip’, Deventer: Wolters Kluwer, TRA 2011

Van Slooten 2019

J. van Slooten, ‘Zzp troubles’, Ondernemingsrecht 2019/132, afl. 14. Van Slooten en Holscher 2019

J. van Slooten en J. Holscher, ‘De werkerscoöperatie’, Ondernemingsrecht 2019/6. Van Leuken 2015

R.W.E. van Leuken, ‘Rechtsverhoudingen tussen particulieren en de verdragsrechtelijke verkeersvrijheden: directe horizontale werking van de vrijverkeerbepalingen in het VWEU’, diss. Nijmegen, Deventer: Kluwer 2015, in O&R nr. 85.

Vedder & Appeldoorn 2018

H. Vedder en J. Appeldoorn, ‘Mededingingsrecht . Beginselen van Europees en Nederlands Mededingingsrecht, Europa Law Publishing, derde druk’, Appingdam, december 2018. Von Wallwitz 1997

S. Graf von Wallwitz, Tarifverträge und die Wettbewerbsordnung des EG-Vertrages. Wettbewerbsbeschränkende Tarifverträge und das Kartellverbot des Artikels 85 EGV, Frankfurt am Main: Peter Lang 1997.

Wirtz 2006

M.S. Wirtz, 'Collisie tussen CAO's en mededingingsrecht' (diss. Universiteit van Utrecht) Deventer: Kluwer 2006. Kamerstukken Kamerstukken II 1995/96, 24707, nr. 3. Kamerstukken II 1995/96, 24707, nr. 3 (MvT). Kamerstukken II 2013/14, 31311, 117. Kabinetsvoornemen, 2018/2019, 35074. Kamerstukken II 2018/19, 29544, 924. Rechtspraak Europese rechtspraak

HvJ EG 29 oktober 1980, zaak 209-215/78 en 218/78, ECLI:EU:C:1980:248, (Heintz). HvJ EG 3 juli 1986, zaak C-66/85, ECLI:EU:C:1986:284, (Lawrie Blum).

HvJ 21 september 1988, zaak C-267/86, ECLI:EU:C:1988:427, (Van Eycke). HvJ EG 11 januari 1990, zaak 277/87, ECLI:EU:C:1990:8, (Sandoz/Commissie). HvJ EU 23 april 1991, Zaak C-41/90, ECLI:EU:C:1991:161, (Höfner en Elser).

52 HvJ EU 9 juni 1994, zaak C-153/93, ECLI:EU:C:1994:240, (Delta).

HvJ EU 18 juni 1998, zaak C-35/96, ECLI:EU:C:1998:303, (CNDS).

HvJ EU 21 september 1999, zaak C-219/97, ECLI:EU:C:1999:437 (Drijvende Bokken). HvJ EG 21 september 1999, zaak C-67/96, ECLI:EU:C:1999:430 (Albany).

HvJ EG 21 september 1999, C-219/97, ECLI:EU:C:1999:437 (Drijvende Bokken). HvJ EG 21 september 1999, C-115/97 en C-117/97, ECLI:EU:C:1999:434 (Brentjens Handelsonderneming B.V.).

HvJ EG 12 september 2000, zaak C-180/98 tot C-184/98, ECLI:EU:C:2000:428, (Pavlov). HvJ EG 21 september 2000, zaak C-222/98, ECLI:EU:C:2000:475, (van der Woude). HvJ EG 19 februari 2002, C-309/99, ECLI:EU:C:2002:98, (Wouters).

HvJ EU 6 november 2003, zaak C-243/01, ECLI:EU:C:2003:597 (Gambelli).

HvJ EU 14 oktober 2004, zaak C-36/02, ECLI:EU:C:2004:614 (Omega Spielhallen). HvJ EU 5 december 2006, C-94/04 & C202/04, ECLI:EU:C:2006:758, (Cipolla). HvJ EG 20 september 2007, zaak C-116/06, ECLI:EU:C:2007:536, (Sari Kiiski). HvJ EU 19 juni 2008, zaak C-319/06, ECLI:EU:C:2008:350.

HvJ EU 11 november 2010, zaak C-232/09, ECLI:EU:C:2010:674, (Danosa). HvJ EU 14 oktober 2010, zaak C-428/09 (Union Sundical Solidaires Isere). HvJ EU 4 december 2014, zaak C-413/13, ECLI:EU:C:2014:2411 (FNV/KIEM). HvJ EU 1 oktober 2015, zaak C-340/14, ECLI:EU:C:2015:641 (Trijber).

HvJ EU 1 oktober 2015, zaak C-341/14, ECLI:EU:C:2015:641 (Harmsen). HvJ EU 21 januari 2016, zaak C-515/14, ECLI:EU:C:2016:30.

HvJ EU 4 juli 2019, zaak C-377/17, ECLI:EU:C:2019:562.

Hof EFTA, 22 maart 2002, E-8/00 (Norwegian Federation of Trade Unions with Norwegian Union of Municipal Employees and Norwegian Confederation of Municipal Employees/ Norwegian Association of Local and regional Authorities).

Conclusie van A-G Wahl bij HvJ EU 11 september 2014, zaak C-413/13, ECLI:EU:C:2014:2411 (FNV/KIEM).

Conclusie van A-G Wahl bij HvJ EU 20 oktober 2016, Zaak C-413/14 P ECLI:EU:C2016:788 (Intel).

Nederlandse rechtspraak

HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495, NJ 1998/149 (Groen/Schroevers). Besluit RvB NMa 24 oktober 2006, 5170/8.B368, (CNV Dienstenbond).

53 Rechtbank Rotterdam 17 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6231 (Thuiszorg Rotterdam / PGGM).

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5183. Rechtbank Amsterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:198.

Besluit NMa, 13 december 2000, zaak 882 (Amicon Zorgverzekeraar). Besluit NMa, 12 januari 2000, zaak 757 (Chilly en Basilicum).

In document Minimumtarieven voor zelfstandigen (pagina 46-53)