• No results found

5. ONDERSTEUNING DOOR BISDOMMEN EN DEKENATEN

5.2 Het bisdomniveau

5.2.7 Het bisdom Rotterdam

5.2.7.1 Resultaat eigen onderzoek

Door het bisdom Rotterdam zijn diverse beleidsnota’s uitgebracht, zowel ten aanzien van de organisatie van de parochies (Bisdom Rotterdam, 1996a) als op de gebieden catechese

(Bisdom Rotterdam, 1996b), missie (Bisdom Rotterdam, 1998) en diaconie (Bisdom Rotterdam, 2000). Binnenkort verschijnt de nieu- we beleidsnota op het gebied van liturgie.

De noodzaak tot samenwerking tussen parochies (Bisdom Rotter- dam, 1996a) wordt nadrukkelijk geplaatst in het perspectief van het vrijmaken van krachten om steeds weer opnieuw gestalte te geven aan de Goede Boodschap van Christus. Ook mondeling wordt toe- gelicht dat samenwerking uitdrukkelijk ook moet worden beschouwd als een proactieve actie om vernieuwing in het pastoraat mogelijk te maken. In genoemde nota wordt onder andere gesproken over het vrijmaken van meer ‘power’ voor nieuwe initiatieven. Dit neemt niet weg dat de aanleiding ervan nadrukkelijk lijkt te liggen in het teruglopend kerkbezoek en het dalend aantal beroepskrachten. In ‘opnieuw gestalte geven’ en ‘nieuwe initiatieven’ kan een oproep tot innovatief pastoraat worden gelezen. Hoe – als er al meer ‘power’ gerealiseerd wordt – daaraan door parochies een innovatieve follow-up kan wor- den gegeven, krijgt in deze nota geen aandacht. Verder valt op dat van een pastoor wordt gezegd dat hij aandacht heeft voor de hem toevertrouwde gelovigen. Vanuit de optiek van innovatie lijkt die opvatting te beperkend. Waar gesproken wordt over evangeliseren en diaconie wordt echter een ruimer perspectief gehanteerd. Ook schetst de nota een beeld van de complexe situatie waarin parochies zich bevinden. Gewezen wordt op de nood- zaak dat de huidige parochies beleid formuleren om aan de uitdagingen het hoofd te bie- den. Het bisdom formuleert dat men de ontwikkelingen krachtig wil sturen. Een sturende rol is eveneens weggelegd voor de dekenaten. Bij de globale uitwerking van die sturing lijkt echter niet de innovatieve kracht maar het tot stand komen van samenwerking het

doel te zijn waarop gestuurd wordt. In dit verband zou het nuttig kunnen zijn onderscheid te maken tussen de opzet en de werking. Fusie is voorwaardenscheppend en het is niet onbelangrijk dat de aansturing van de samenwerking verder reikt dan de fusie alleen. Het zou wenselijk zijn, dat de aansturing ook gericht is op het tot stand brengen van (vermo- gen tot) innovatie (de werking van de fusie).

De nota over de catechese (Bisdom Rotterdam, 1996b) wil een nieuwe impuls geven aan de parochiecatechese. Onderstreept wordt dat er een bloeiende geloofsgemeenschap ont- staat wanneer catechese een wezenlijk element van de parochie is. Ook blijkt uit de nota dat er behoefte is aan uiteenlopende vormen van catechese. Ze stimuleert tot nadenken over nieuwe vormen van catechese en laat zien dat er aandacht is voor verschillende eisen die uiteenlopende doelgroepen aan catechese stellen. Het belang van vrijwilligers wordt onderstreept. Dat is niet hetzelfde als bezig zijn met op vrijwilligers gerichte marketing. Ondanks de aandacht voor buitenkerkelijken ligt de nadruk toch sterk op catechese voor binnenkerkelijke personen. De beleidsnota formuleert ook randvoorwaarden voor de ont- wikkeling van nieuwe diensten en markten. Zelfs is sprake van richtlijnen voor het op- stellen van een catechetisch beleidsplan. In het kader daarvan wordt ook aandacht ge- vraagd voor het onderkennen van verschillende doelgroepen. Maar niet (expliciet) voor buitenkerkelijken. Er is al een overzicht van catechese-activiteiten binnen het bisdom en dat kan dienen als leermodel voor parochies. Ook wordt gewezen op de ondersteunende taak die dekenaten hebben. De taak van het DPC krijgt eveneens aandacht. Het zou overigens interessant zijn het effect van deze en andere nota’s te evalueren, mede vanuit de optiek van de innovatie en marketing waartoe ze hebben geleid.

De nota over de missionaire opdracht van de kerk (Bisdom Rotterdam, 1998) geeft expli- ciet aan dat openheid en zorg naar buiten in alle kerntaken van de kerk een rol spelen. Ontbreken ze, dan ontbreekt het aan missionariteit in de kerk. Vanuit marketing denken is dit een belangrijk gegeven. Ook hier is weer de vraag aan de orde hoe dat vorm krijgt op parochieel niveau en hoe daarop wordt toegezien. Ook onderkent de nota het belang van luisteren als wordt opgemerkt dat jonge christenen bereid zijn te luisteren naar degene die ook naar hen luistert. Benadrukt wordt dat het bij missie uiteindelijk gaat om de

voortgang van Gods plan. We moeten de Goede Boodschap zowel uitdragen als concreet belichamen. De nota bevat diverse aanknopingspunten op basis waarvan parochies plan- nen kunnen ontwikkelen. Ook wordt ondersteuning aangeboden.

Tenslotte is er de nota over diaconie (Bisdom Rotterdam, 2000). Daarin wordt ondermeer bepleit dat de diaconie beter moet worden afgestemd op de ontwikkelingen in kerk en sa- menleving. Een van de perspectiefwisselingen die daarvoor nodig zou zijn is die van bin- nen naar buiten. Dat betekent: de kerk moet een gastvrije kerk zijn.Verder is van belang dat in de nota wordt gesteld dat diaconie de kerk aantrekkelijk maakt voor buitenstaan- ders: ze kan de vitaliteit en aantrekkelijkheid van de geloofsgemeenschap bevorderen. Ook deze nota bevat een oproep aan de lokale geloofsgemeenschappen om met de inhoud ervan aan de slag te gaan. Als diaconie ook betrekking heeft op geestelijke armoede – zo- als in de nota wordt gesteld – dan is het luisteren naar de behoefte van bijvoorbeeld bui- tenkerkelijken op het gebied van spiritualiteit een vorm van diaconie!

Het bisdom is van mening, dat er op het gebied van vernieuwing nog veel meer mogelijk is. De kerk moet zeker in de randstad veel meer zelfbewustzijn uitstralen en nadrukkelij- ker van zich laten horen. Dit wijst op de wenselijkheid van het gebruik van media. Volgens het bisdom moet qua aanpak van vernieuwing onderscheid gemaakt worden tussen de stad, stedelijke gebieden en parochies in de diaspora. De parochiestructuur als territoriale structuur wankelt. Het project rond Boskantkerk, een kerk in de binnenstad van Den Haag, is een voorbeeld van een andere aanpak.

Wat betreft innovatie is het bisdom geen voorstander van een door het bisdom te ontwik- kelen masterplan maar van subsidiariteit. De parochies moeten het oppakken en de deke- naten zien erop toe of dat gebeurt en stimuleren en ondersteunen parochiële ontwikkelin- gen. Men is bij het bisdom bekend met diverse vernieuwingsprojecten en financiert die soms voor een deel.

Vernieuwing is ook voor de binnenkring, bijvoorbeeld voor vrijwilligers belangrijk om- dat het erg stimulerend is en een teken van vitaliteit wanneer een parochie iets nieuws on- derneemt. Het gaat er dus niet alleen om dat randkerkelijke mensen worden bediend maar er is ook een uitstraling naar de eigen achterban. Het bepalen van het effect van een pro- ject is niet altijd even eenvoudig.

5.2.7.2 Resultaat KASKI-onderzoek

Het bisdom Rotterdam heeft naast het structuurbeleid waarbij samenwerking van paro- chies geboden wordt geacht, veel aandacht voor de ontwikkeling van nieuw pastoraal be- leid op diverse beleidsterreinen (missie, liturgie, catechese, diaconie). De beleidscommis- sies die ten behoeve hiervan werkzaam zijn, hebben een serie beleidsnota’s uitgebracht. Daarmee wordt centraal de koers uitgezet. Andere pastorale actoren en niveaus - pastores, vrijwilligers, parochies, dekenaten - worden daarmee opgeroepen op de eigen plek tot een uitwerking en concretisering van het voorgestelde beleid te komen. Daarvoor worden vanuit het bisdom ook ondersteuning en concrete handreikingen aangeboden in de vorm van brochures, suggesties, werkboeken, documentatie (Sociale Kaarten van de dekena- ten), impulsdagen, studiedagen en cursussen. De inspiratie die het bisdom vanuit het cen- trale niveau wil bieden heeft een concretisering gekregen in dit breed opgezette beleid waarin het jongerenpastoraat speciale aandacht krijgt. Binnen dit beleidskader krijgen allerlei innovatieve projecten als het ‘Peregrinusproject’, Taizébijeenkomsten, de wereld- jongerendagen, het ‘Laurens Onthaal’ hun betekenis als een uitwerking van wat het bis- dom aan pastoraal beleid initieert.

5.2.7.3 Conclusie

Samenwerking is zowel een reactie op financiële, personele en huisvestingsproblemen als een voorbereiding om te komen tot innovatief pastoraat. Het belang van beide doelen wordt onderkend. In de nadere uitwerking van hoe te komen tot samenwerking eist het eerste doel zowel bij de uitvoering als bij de aansturing vrijwel alle aandacht op. Op het gebied van de catechese en de diaconie geeft het bisdom nieuwe impulsen en hoewel die nogal op de binnenkring zijn gericht, wordt ook aandacht besteed aan het aanboren van nieuwe markten. Juist diaconie zou de kerk aantrekkelijker kunnen maken voor buiten- staanders. Openheid en zorg naar buiten moet volgens het bisdom binnen alle kerntaken van de kerk een rol spelen. Parochies wordt steun aangeboden bij de uitwerking ervan. Op het gebied van vernieuwing is volgens het bisdom veel meer mogelijk. Men hangt op

dit gebied het subsidiariteitsbeginsel aan. Dan wordt bij innovatie vanzelf recht gedaan aan lokale verschillen. Van dekenaten verwacht het bisdom dat ze erop toezien en stimu- leren dat een en ander wordt opgepakt. Bepaalde projecten komen voor financiering door het bisdom in aanmerking. Het bisdom onderstreept het belang van vrijwilligers. Van op vrijwilligers gerichte marketing is geen sprake.

Naar aanleiding van het gesprek en de documenten komen vier factoren naar voren die beschouwd kunnen worden als kritische succesfactor op het niveau van de parochie.

1. Samenwerking tussen parochies vraagt (Bisdom Rotterdam, 1996a) onder meer om een andere houding van pastorale beroepskrachten dan zij tot dan toe gewend waren. Ook wordt gewezen op het feit dat werken in een team aan betrokkenen en zeker aan de pastoor eisen stelt. Naar aanleiding hiervan doet zich de vraag voor of het verstandig is innovatie reeds op te pakken voorafgaand aan die verandering van houding. En misschien nog wel ruimer: hoe verhoudt een innovatieproces zich tot een reorganisatieproces? Is parallelliteit haalbaar of dient gekozen te wor- den voor een seriële relatie? Een recept is niet te geven maar dit onderwerp ver- dient wel de nodige aandacht. Wellicht dat een dakpansgewijze benadering de voorkeur verdient?

2. Fusie is een moment bij uitstek om onderwerpen als innovatie aan de orde te stel- len. Anderzijds kan een fusieproces mensen ervan weerhouden mee te denken over een visie, over vernieuwing. Mensen hebben het te druk met de eigen proble- matiek.

3. In het bisdom Rotterdam is eerst een nota over samenwerking uitgebracht (Bis- dom Rotterdam, 1996a) en is met dit proces een slag gemaakt alvorens een nota uit te brengen over kerksluiting (Bisdom Rotterdam, 2001)

4. Als dekenaten – de facto – leidend zijn als het gaat om vernieuwing dan moet het bisdom er ook voor zorgen dat ze die taak goed kunnen vervullen en er ook op toezien dat dit gebeurt. Een andere vraag is: waarom komt er zo weinig voort uit de parochies zelf? En is het wel wenselijk dat de dekenaten dan een zo grote rol spelen?