• No results found

Onderstaande definities en interpretaties betreffen de formele beschrijvingen vanuit de handleiding van de PfPI, pagina 22 tot en met 26, zoals opgesteld door De Fruyt & Rolland (2013). Deze zijn hier letterlijk overgenomen.

1. Sensitiviteit

Hoogscoorders op deze trek hebben vaker last van negatieve emoties en gevoelend (schrik, triestheid angst enzovoort) en maken zich meer zorgen dan anderen. Ze piekeren regelmatig en zijn vlugger in paniek dan anderen. Hun humeur is wisselend en ze hebben vaker last van een ‘ dipje’. Ze zijn geneigd om problemen ui te vergroten en ze hebben een emotionele coping stijl.

Laagscoorders gaan meer zorgeloos door het leven en kunnen problemen waarvoor ze staan gemakkelijker relativeren en van zich afzetten. Ze hebben een meer gelijkmatig humeur en minder last van negatieve emoties.

2. Zelfvertrouwen

Hoogscoorders op deze trek hebben een sterk vertrouwen in zichzelf, hun beslissingen en aanpak. Ze zitten goed in hun vel en stappen met vertrouwen naar problemen of onbekende situaties af.

Laagscoorders zijn gemakkelijk uit hun evenwicht te brengen en denken vlugger iets niet aan te kunnen.

3. Stressgevoeligheid

Hoogscoorders staan vlugger onder spanning en zijn gevoeliger voor stress. Druk en tegenslagen kunnen hen flink onderuit halen en ze ontspannen zich minder

gemakkelijk na een drukke werkdag.

Laagscoorders kunnen meer druk aan en worden minder vlug geraakt door problemen, tegenslag of een grote hoeveelheid werk die op hen afkomt. Ze weten druk van zicht af te zetten na het werk en kunnen hun batterij gemakkelijk opladen voor een nieuwe (zware) werkdag).

4. Frustratietolerantie

Hoogscoorders kunnen goed omgaan met frustratie, kritiek of negatief commentaar. Ze laten het gemakkelijker over zich heen gaan en voelen zich niet persoonlijk

aangevallen of bedreigd. Laagscoorders zijn meer vatbaar voor verschillende vormen van negatieve bekrachtiging en kritiek, en voelen zich vaak persoonlijk aangesproken. Kritiek werkt vaak verlammend op hen en activeert hen emotioneel.

5. Enthousiasme

Hoogscoorders op deze trek kenmerken zich door jovialiteit, enthousiasme en

optimisme. Ze maken vaak plezier en weten een gemoedelijke sfeer te scheppen en te onderhouden in hun omgeving. Laagscoorders zijn minder uitbundig en zien zichzelf niet als gangmakers en sfeerscheppers. Ze maken minder vaak plezier en kunnen in hun sociale omgeving als ietwat saai en vlak worden ervaren.

6. Sociabiliteit

Hoogscoorders op deze trek stappen gemakkelijker naar onbekenden toe en ze hebben mensen om zich heen nodig vanuit functioneel oogpunt. Ze gedijen goed in de sociale

arena en hebben een uitgebreid sociaal netwerk. Ze spreken vlot mensen aan en trekken graag op met anderen. Laagscoorders kost het moeite om af te stappen op onbekenden en het duurt een tijdje vooraleer ze zich op hun gemak voelen in een nieuwe groep. Ze kunnen gemakkelijk lagere tijd alleen werken en hebben minder behoefte om zich omringd te weten door anderen.

7. Energie

Hoogscoorders op de ze trek hebben veel energie en houden een krachtig tempo aan. Ze kunnen moeilijk stilzitten en ze genieten van fysieke actie. Het moet vooruitgaan en liefst met actie en beweging. Ook in hun vrije tijd kiezen ze veelal actiegeoriënteerde activiteiten. Soms moeten ze zich intomen. Laagscoorders houden een rustig tempo aan, genieten meer van rust en hebben minder behoefte om zich fysiek uit te leven.

8. Assertiviteit

Hoogscoorders op deze trek zijn assertief, dominant en sociaal zichtbaar. Ze nemen in groepen spontaan een leidende positie in en geven hun mening te kennen. Dikwijls treden ze sturend op naar anderen en iedereen zal hen hebben gezien of opgemerkt. Laagscoorders laten anderen het voortouw nemen en geven hun mening slechts te kennen wanneer daar expliciet naar wordt gevraagd. Ze vallen minder op in een groep en voelen minder de noodzaak om hun stempel te drukken op beslissingen of

activiteiten.

9. Creativiteit en innovatiegerichtheid

Hoogscoorders op deze trek zijn creatief en komen vaak origineel uit de hoek. Ze hebben verbeelding en experimenteren graag met nieuwe aanpakken en methoden. Laagscoorders pakken liever problemen aan die hen vertrouwd zijn en waarvoor ze reeds oplossingen hebben. Ze kiezen voor bekende methoden en kunnen problemen ervaren om in nieuwe en vrij ongestructureerde situaties met oplossingen of een aanpak voor de dag te komen.

10. Intellectuele versus actieoriëntatie

Hoogscoorders denken graag na over het hoe en waarom en willen overal het fijne van weten. Ze houden van filosofische en theoretische discussies en maken graag abstracte redeneringen en reflecties. Ze benaderen problemen meer analytisch en proberen het grotere geheel te overzien. Laagscoorders houden minder van intellectuele uitdagingen en gefilosofeer. Ze hebben een meer down to earth en praktisch georiënteerde aanpak, zonder zich te verdiepen in het hoe en waarom.

11. zelfobservatie

Hoogscoorders observeren en reflecteren over zichzelf. Ze staan open voor suggesties van anderen over hoe ze zelf functioneren en ervaren worden en vragen gericht feedback aan de personen waarmee ze werken. Ze proberen deze suggesties te implementeren en willen hun gedrag bijsturen en zichzelf verder ontwikkelen. Laagscoorders staan niet stil bij hoe ze overkomen bij anderen. Ze gaan niet actief op zoek naar feedback over hun gedrag en acties en zijn moeilijk te motiveren om zichzelf gericht te ontwikkelen afgestemd op omgevingskansen of –eisen.

12. Openheid voor verandering

Hoogscoorders hebben graag afwisseling en verwelkomen veranderingen in hun omgeving. Ze spelen flexibel in op deze veranderingen en kunnen hun gewoonten en

handelswijzen gemakkelijk aanpassen. Ook volledig nieuwe omgevingen (bijvoorbeeld werk in het buitenland) schrikken hen niet af. Laagscoorders houden meer vast aan het oude en werken liever binnen een omgeving die hen bekend is. Verandering hoeft voor hen niet en ze zijn meer honkvast.

13. Competitiviteit

Hoogscoorders zijn sterk competitiegericht en vergelijken zichzelf of hun resultaat met anderen. Ze houden van winnen, hun gelijk halen, of een beter resultaat halen dan anderen (met klemtoon op dit laatste). Ze geven zich niet vlug gewonnen, kunnen hard inzetten en presenteren desnoods een koekje van eigen deeg. Laagscoorders zijn meer gericht op samenwerking en voelen niet de noodzaak om met anderen te wedijveren. In discussies zijn ze meer geneigd om te kiezen voor consensus en pragmatische oplossingen, waarbij hun eigen mening of winst niet voorop staat.

14. Gerichtheid naar anderen

Hoogscoorders geven echt om de mensen om zich heen en proberen zich in hun denk- en gevoelswereld in te leven. Ze delen gemakkelijk met anderen, luisteren naar hun standpunt, en tonen hun waardering wanneer anderen iets voor hen doen.

Laagscoorders hebben een meer egocentrische opstelling en beleven anderen primair vanuit hun eigen doelstellingen, perspectief en leefwereld.

15. Vertrouwen in anderen

Hoogscoorders hebben vertrouwen in de mensen om hen heen en gaan ervan uit dat anderen betrouwbaar en eerlijk zijn. Ze leggen hun kaarten gemakkelijk op tafel. Laagscoorders vinden de hoogscoorders eerder aan de naïeve kant en gaan ervan uit dat anderen hen zullen gebruiken wanneer zij er de kans toe krijgen. Ze zijn altijd wat op hun hoede en het kan lange tijd duren voordat ze iemand vertrouwen.

16. Inschikkelijkheid

Hoogscoorders vermijden om betrokken te raken in hevige discussies en conflicten. Ze hebben eerder een ontwijkende stijl en leggen zich liever neer bij een situatie dan ervoor te vechten. Ze kunnen het lastig vinden om anderen tot de orde te roepen of door te discussiëren over een thema. Laagscoorders kunnen scherp uit de hoek komen en discussiëren door, zelfs a leidt dit tot een hoogoplopend conflict. Ze wijzen anderen gemakkelijk terecht wanneer ze niet akkoord zijn of dingen fout zien lopen en durven de confrontatie aan.

17. Planmatigheid en organisatie

Hoogscoorders maken en houden zich aan plannen en zijn goed georganiseerd, wat hen voor hun omgeving ietwat voorspelbaar maakt. Ze stoppen tijd in de

voorbereiding van hun taken en zien toe op hun timing. Laagscoorders werken minder planmatig, methodisch en georganiseerd en verliezen soms tijd met het zoeken naar documenten of zaken die ze nodig hebben.

18. Zelfdiscipline

Hoogscoorders weten zichzelf goed te motiveren om taken op tijd af te krijgen of door te zetten wanneer er onderweg moeilijkheden of hindernissen opduiken. Als ze een toezegging hebben gedaan, brengen ze een taak tot een goed einde. Laagscoorders hebben meer moeite om een tandje bij te steken wanneer dit nodig is. Ze hebben minder sturing op hun inzetbare energie en capaciteiten en komen vlugger in de

verleiding om iets anders te doen. Ze stellen ook gemakkelijker uit wat ze vandaag reeds kunnen doen.

19. Beheersing

Hoogscoorders hebben een goede controle over hun impulsen en kunnen zich

gemakkelijk concentreren. Ze denken goed na over de manier waarop ze iets zeggen of aanpakken en komen gecontroleerd over. Laagscoorders laten zich meer leiden door hun emoties en impulsen en zijn vlugger afgeleid. Ze laten zich gemakkelijker

meeslepen door de sfeer van het moment en zeggen soms zaken of doen soms dingen waarover ze achteraf spijt hebben of waarvan ze achteraf denken dat ze dit beter anders hadden aangepakt.

20. Prestatieoriënatie

Hoogscoorders leggen de lat hoog voor zichzelf en streven naar de perfectie. Ze werken hard en voelen zich eerder schuldig wanneer ze enkele dagen niets doen. Ze willen uitblinken, genieten van het resultaat van hun werk en de waardering die dat met zich meebrengt. Laagscoorders zijn heel wat minder gedreven en gaan niet tot het uiterste. Ze werken naar een resultaat toe zonder dat ze willen excelleren. Ze kiezen voor gemakkelijk bereikbare doelstellingen en benutten niet noodzakelijk al hun beschikbare potentieel.

21. Proactiviteit

Hoogscoorders denken steeds een aantal stappen vooruit en zijn de problemen meestal voor. Ze zijn vooruitziend, strategisch, en wanneer een probleem zich aandient, hebben ze vlug een oplossing voorhanden of ze weten op zijn minst

onmiddellijk wat te doen. Ze overzien het geheel en handelen in fucntie van de lange termijn. Ze ondernemen regelmatig acties of zetten stappen waarvan het nut, de betekenis of de impact pas later duidelijk worden.

Laagscoorders pakken een probleem slecht aan wanneer het zich aandient en denken vooral aan het ‘ hier en nu’. Ze nemen een afwachtende houding aan en kijken wat er gebeurt. Het overkomt hen regelmatig dat zij verrast worden door een probleem waarvoor zij dan een oplossing moeten zoeken met de middelen en informatie die er op dat moment voorhanden zijn. Ze prefereren eerder een korte-termijn perspectief en doen slechts die handelingen die direct vereist zijn.