• No results found

4 Conclusie en discussie

4.4 Beperkingen en vervolgonderzoek

De opzet van dit onderzoek leidt tot een aantal beperkingen die in acht genomen dienen te worden bij het interpreteren van de onderzoeksresultaten. De beperkingen worden hieronder toegelicht, waarbij aanbevelingen voor vervolgonderzoek zijn opgenomen.

Ten eerste is, door het ontbreken van de ruwe data van de normgroep, het niet mogelijk gebleken om alle benodigde analyses voor toetsing van homogeniteit en normaalverdeling uit te voeren. Derhalve zijn de voorwaarden voor de T-Toets niet adequaat onderzocht. De varianties van de normgroep voor de T-Toets zijn middels Excel berekend, wat niet de meest zuivere methode is. Dit vormt een zeer relevante beperking voor dit onderzoek en men dient dit in ogenschouw te houden bij het interpreteren van de resultaten. Vervolgonderzoek kan de gevonden resultaten kracht bij zetten door het onderzoek te herhalen, maar dan door ook de PfPI bij een nieuwe normgroep af te nemen. De dan verkregen ruwe data van de respondenten en de normgroep kunnen dan op adequate wijze tegen elkaar worden afgezet mits dan aan de voorwaarden wordt voldaan. In dit onderzoek verschillen de twee groepen qua demografische factoren, zoals de verdeling mannen en vrouwen en de leeftijden. Dit kan van invloed zijn op de resultaten en men dient zich daarvan bewust te zijn bij het lezen van deze scriptie. Vervolgonderzoek kan uitwijzen in hoeverre die demografische factoren de resultaten beïnvloeden.

Ten tweede zijn de conclusies vanuit de literatuurstudie enkel gebaseerd op drie onderzoeken. De verbanden die in die studies zijn gelegd tussen informatie- zoekgedrag en persoonlijkheidskenmerken zijn gebaseerd op onderzoeken met studenten en nieuwkomers bij een organisatie. Alhoewel dat niet per definitie een beperking hoeft te zijn, dient wel rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat een vergelijkbaar onderzoek met andere respondentengroepen tot andere resultaten hadden kunnen leiden. Daarentegen wordt in wetenschappelijke theorieën over persoonlijkheid gesteld dat persoonlijkheidskenmerken grotendeels genetisch bepaald zijn en zo bezien zou iemands leeftijd, opleiding of gekozen beroep geen invloed hebben op de Big Five. Echter bestaat wel de mogelijkheid dat de vormen van

informatie-zoekgedrag van studenten en nieuwkomers bij een organisatie om andere redenen dan persoonlijkheid verschillen. In de theoretische modellen van informatie- zoekgedrag worden immers meerdere factoren die van invloed zijn beschreven. In vervolgonderzoek is diepgaander literatuurstudie nog mogelijk.

Een derde beperking van dit onderzoek vindt zijn oorsprong in het meetinstrument, de PfPI. Korzilius (2000) benoemt een aantal minpunten van survey-onderzoek, waaronder het gevaar van sociaal wenselijke antwoorden en een lage respons. Sociaal wenselijke antwoorden zijn moeilijk te voorkomen. Daarom is in de begeleidende brief opgenomen dat anonimiteit geborgd is. Om een lage respons te voorkomen, zijn respondenten gestimuleerd het survey in te vullen door hen te belonen met een individueel rapport en door een reminder te sturen na verloop van tijd. Uiteindelijk heeft 12,4% gereageerd. Dit is een voldoende respons om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Om de sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen is anonimiteit gegarandeerd. De onderzoekers hebben geen NAW-gegevens tot hun beschikking gekregen, doordat het onderzoeksbureau TalentLens de data heeft geanonimiseerd. Echter blijft de mogelijkheid bestaan dat de respondenten de PfPI niet geheel eerlijk hebben ingevuld. Zo bestaat ook de mogelijkheid dat zij de vragen met een collega er naast hebben ingevuld. Bovendien kunnen respondenten beïnvloed zijn door recente gebeurtenissen op het werk, waardoor de resultaten zijn beïnvloed door het specifieke moment waarop de internal auditors de vragenlijsten hebben ingevuld. Dergelijke omstandigheden zijn bij survey onderzoek zeer moeilijk te voorkomen. De Fruyt & Rolland (2013) hebben zelfs in de inleiding van ieder individueel rapport de beperkingen opgenomen voorafgaand aan de output van de vragenlijsten, zodat deze met enige voorzichtigheid worden gelezen door de ontvangende partij(en). Daarin staat onder andere: “Het gaat hier niet om een statisch ‘beeld’ dat ‘de absolute waarheid’

omtrent deze persoon openbaart, maar om informatie die als aanwijzing en hypothese met betrekking tot persoonlijkheid moet worden beschouwd.” Vervolgens stellen zij wel

dat de PfPI doorgaans wel vrij stabiel is voor een meerderheid van personen ondanks het feit dat het een momentopname is. Bovendien is de validiteit van de PfPI ook in andere studies bewezen. Het is echter wel van belang dat men zich bewust is van de beperkingen van survey onderzoek bij het interpreteren van de onderzoeksresultaten van deze studie.

Een vierde beperking van dit onderzoek betreft het feit dat de persoonlijkheid van internal auditors enkel middels survey-onderzoek is onderzocht. Het verdient de voorkeur om dezelfde groep respondenten tevens op andere wijzen te onderzoeken, zoals middels aanvullende interviews en observatie. Om de onderzoeksresultaten van deze studie kracht bij te zetten, is dit wellicht een mogelijkheid voor vervolgonderzoek. Er zijn immers interessante significante verschillen gevonden voor een groot aantal persoonlijkheidskenmerken die het onderzoeken waard zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de respondentengroep te benaderen en hen uit te nodigen voor een vervolgstudie. In deze studie is de relatie tussen persoonlijkheid en informatie-zoekgedrag op indirecte wijze gelegd. Tijdens de literatuurstudie bleek dat een meetinstrument bestaat voor het onderzoeken van informatie-zoekgedrag, die door Heinström in haar dissertatie van 2002 over dit onderwerp is gebruikt. Door zowel de PfPI en de

Questionairre about information behavior bij dezelfde groep respondenten af te nemen,

kan een directe relatie worden gelegd tussen persoonlijkheid van internal auditors en hun informatie-zoekgedrag. Dergelijk vervolgonderzoek is zeer aan te raden, immers is

de kwaliteit van iedere audit geheel afhankelijk van de evidence die auditors weten te verzamelen. Door beide vragenlijsten bij internal auditors af te nemen wordt het mogelijk om persoonlijkheidskenmerken van internal auditors direct te koppelen aan hun vormen van ‘auditevidence-zoekgedrag’.

5 Literatuur

Artikelen en boeken:

Barrick, M.R., and Mount, M.K. (1991). The Big Five Personality Dimensions and Job Performance: A Meta-Analysis. Personnel Psychology, Vol. 44 (1), p. 1-26.

Cheuk Wai‐yi, B. (1998). An information seeking and using process model in the workplace: a constructivist approach. Asian Libraries, Vol. 7 (12), p .375 – 390.

Foster, A. (2004). A nonlinear model of information-seeking behavior. Journal of the

American society for information science and technology, Vol. 55 (3), p. 228 – 237.

De Fruyt, F. & Wille, B. (2013). Hey, This is not like me! Convergent validity and personal validation of computerized personality reports. Revue Européenne de

psychologie appliquée, Vol. 63, p. 287-294.

De Fruyt, F. & Rolland, J.P. (2013). Handboek PfPI: Beschrijving Persoonlijkheid op het werk. Eerste druk. Amsterdam: Talentens, Pearson Assesment and Information B.V. Digman, J.M. & Innouye, J. (1986). Further specification of the five robust factors of personality, Journal of Personality and Social Pshychology, Volume 50, p. 116 – 123. Halder, S., Roy, A. & Chakraborty, P.K. (2010). The influence of personality traits on information seeking behaviour of students. Malaysian Journal of Library & Information

Science, Vol.15 (1), p. 41-53.

Heinström, J. (2005). Fast surfing, broad scanning and deep diving: The influence of personality and study approach on students' information‐seeking behavior. Journal of

Documentation, Vol. 61 (2), p. 228 – 247.

Kaplan, S.E. & Reckers, P.M.J. (1989). An examination of information search during initial audit planning. Accounting Organizations and Society, Vol. 14 (5/6), p. 539 – 550. Korzilius, H (2000). De kern van survey-onderzoek. Assen: Van Gorcum.

Kuhltau, C.C. (2005). Towards collaboration between information seeking and information seeking and information retrieval. Informationsearch, Vol. 10 (2).

‘t Hart, H., van Dijk, J, de Goede, M., Jansen, W. & Teunissen, J. (1998). Onderzoeksmethoden. Zesde druk. Amsterdam: Boom.

Tidwell, M. & Sias P. (2005). Personality and Information Seeking:

Understanding How Traits Influence Information-Seeking Behaviors, Journal of

Business Communication, Vol. 42 (1), p. 51-77.

Trotman, K.T. & Sng, J. (1989). The effect of hypothesis framing, prior expectations and cue diagnosticity on auditors information choice. Accounting Organizations and Society, Vol. 14 (5/6), p. 565 – 576.

Van Kuijck, J.R.H.J. & Tophoff, M. (2013) Projectplan. Personality and internal auditors; insights into the personality traits that are preferable in the various phases of audits. Amsterdam: LimeTree.

Vennix, J. (2006). Theorie en praktijk van empirisch onderzoek. Tweede editie. Essex: Pearson Custom Publishing.

Wilson, T.D. (1999). Models in information behaviour research. Journal of

documentation, Vol. 55 (3), p. 249 – 270.

Overig:

PfPI test uitgezet door Talentlens gebaseerd op F. De fruyt en J.P. Rolland, zie voorbeeldrapportage:

http://www.talentlens.nl/wp-content/uploads/2013/07/PfPI_Sample_Report.pdf Uitleg test, zie ook: