• No results found

4 Conclusie en discussie

4.1 Beantwoording deelvragen

Wat is informatie-zoekgedrag en wat zijn persoonlijkheidskenmerken? Informatie-zoekgedrag is het proactieve communicatieve proces van informatie verzamelen vanuit de omgeving, ten behoeve van het reduceren van onzekerheid (Tidwell & Sias, 2005). Een internal auditor heeft de complexe taak om binnen een afgebakend tijdsbestek een oordeel te vormen over een auditobject, waarbij hij of zij zich dient te houden aan de IIA Standaarden. Auditrapporten dienen een zo objectief en feitelijk mogelijke weergave te zijn van de werkelijkheid. Dit vergt van internal auditors dat zij op een gedegen manier hun audit aanpakken en alle benodigde audit- evidence weten te verzamelen, zodat zij zeker zijn van het oordeel dat zij uiteindelijk afgeven.

De complexiteit van auditobjecten is van invloed op het informatie-zoekgedrag. Hoe complexer een taak hoe meer men constructief bezig is en focus moet aanbrengen in het proces (Kuhltau, 2005). In theoretische modellen van informatie-zoekgedrag wordt gesteld dat iemands persoonlijkheid van invloed is op de wijze waarop hij of zij zoekt naar informatie, echter wordt veelal niet specifiek verklaard op welke wijze

persoonlijkheidskenmerken een rol kunnen spelen. Wilson (1999), Kulthau (1991) en Foster (2004) benoemen in hun modellen van informatie-zoekgedrag de invloed van de interne context of het profiel van de informatiezoeker, maar wijden daar verder niet over uit. Persoonlijkheidskenmerken kunnen worden gemeten aan de hand van de breed geaccepteerde en wetenschappelijk veel gehanteerde theorie over

persoonlijkheid, namelijk het five factor model van Costa en McCrae (1992), waarin persoonlijkheid wordt gevormd door vijf dimensies, te weten;

1. Emotionele stabiliteit - rust versus onrust;

2. Extraversie - introvert versus extravert; 3. Openheid voor ervaringen - behoudend versus vernieuwend;

4. Altruïsme - meegaand versus dominant;

5. Consciëntieusheid - ordelijk versus wanordelijk.

Deze vijf dimensies van persoonlijkheid staan bekend als de Big Five en worden in de wetenschappelijke literatuur veelal beschouwd als robuust en valide (Barrick & Mount, 1991; De Fruyt & Rolland, 2013; Digman & Innouye , 1986). Het wordt beschouwd als het meest complete model om persoonlijkheid inzichtelijk te maken (Heinström, 2005) en is in deze studie gebruikt om persoonlijkheidskenmerken van internal auditors in kaart te brengen.

Welk verband bestaat tussen informatie-zoekgedrag en persoonlijkheids- kenmerken?

De wetenschappelijke literatuur met betrekking tot de relatie tussen informatie- zoekgedrag en persoonlijkheidskenmerken is nog niet heel omvangrijk. In drie studies worden directe correlaties aangetoond tussen de Big Five en informatie-zoekgedrag. Heinström (2005) toonde relaties aan tussen consciëntieusheid, openheid voor ervaringen, extraversie en emotionele stabiliteit met drie specifieke vormen van informatie-zoekgedrag, namelijk deep diving, broad scanning en fast surving. Deep diving en broad scanning zijn adequate methoden voor internal auditors om naar informatie te zoeken. Ook Halder e.a. (2010) tonen positieve verbanden aan tussen de betreffende dimensies en informatie-zoekgedrag. Tot slot tonen Tidwell & Sias (2005) aan dat consciëntieusheid positief samenhangt met openlijk informatie-zoekgedrag met betrekking tot prestaties en taakuitvoering. Daarnaast toonden zij aan dat extraversie positief samenhangt met openlijk informatie-zoekgedrag omtrent de relaties met nieuwe collegae. Tot slot constateerden zij dat emotionele stabiliteit gerelateerd is aan openlijk informatie-zoekgedrag met betrekking tot prestaties. Welke persoonlijkheidskenmerken hebben internal auditors die bepalend zijn voor informatie-zoekgedrag?

In het onderhavige empirische onderzoek scoren internal auditors gemiddeld hoger op de dimensies consciëntieusheid (Δ = 4,99, p = 0,01), openheid voor ervaringen (Δ = 5,51, p = 0,01) en emotionele stabiliteit (Δ = 8,95, p = 0,01) dan een normgroep gevormd door een steekproef van de Nederlandse hoogopgeleide beroepsbevolking.

Consciëntieusheid en openheid voor ervaringen

De hogere score op consciëntieusheid hangt samen met een methodisch, ordelijk en planmatig manier van werken (De Fruyt & Rolland, 2013). De gemiddeld hogere scores op consciëntieusheid en openheid voor ervaringen dragen er volgens de theorie van Heinström (2005) aan bij dat internal auditors de deep diving en broad scanning vormen van informatie-zoekgedrag gemiddeld meer zullen toepassen dan andere hoogopgeleiden. Dit draagt bij aan een gedegen auditaanpak. Internal auditors dienen zich immers breed te oriënteren op een auditonderwerp en daarnaast hun bevindingen diepgaand te onderzoeken. Bovenal dienen zij hun oordeel te baseren op voldoende bewijzen en derhalve is informatie nodig vanuit meerdere verschillende bronnen. Daarnaast kan vanuit de hogere score op consciëntieusheid worden afgeleid dat internal auditors op een meer openlijke manier informatie zoeken door veel bronnen te benaderen en veel vragen te stellen. Zij zullen op een meer openlijke manier op zoek gaan naar informatie met betrekking tot hun prestaties en taakuitvoering (Tidwell & Sias, 2005). Afgeleid vanuit de theorieën van Halder e.a. (2010) en Tidwell & Sias (2005), zal het gevonden hogere gemiddelde op de dimensie openheid voor ervaringen in positieve zin bijdragen aan de manier waarop internal auditors omgaan met nieuwe informatie en hoe zij daar naar op zoek zullen gaan. Dat is tevens wenselijk om confirmation bias te reduceren.

Emotionele stabiliteit

Op de dimensie emotionele stabiliteit is het verschil tussen internal auditors en de normgroep het grootst (Δ = 8,95, p = 0,01). Alle onderliggende kenmerken blijken significant te verschillen tussen internal auditors en de normgroep op een 99% betrouwbaarheidsinterval. Ten opzichte van de normgroep blijken internal auditors

minder sensitief (Δ = -3,31, p = 0,01), over meer zelfvertrouwen te beschikken (Δ = 1,67, p = 0,01), minder stressgevoelig te zijn (Δ = -2,53, p = 0,01) en hoger te scoren op frustratietolerantie (Δ = 1,76, p = 0,01). Een lage score op deze dimensie is door Heinström (2005) gekoppeld aan de fast surving vorm van informatie-zoekgedrag wat niet past bij een effectieve auditaanpak. Fast surving is geen adequate vorm van informatie-zoekgedrag voor internal auditors, aangezien dat niet lijkt te resulteren in voldoende, betrouwbare, relevante en nuttige informatie, zoals vereist vanuit de standaarden van het IIA.

Een auditor dient bovendien stevig in zijn of haar schoenen te staan en emotioneel stabiel te zijn. Derhalve is de hoge score op deze dimensie en het relatief grote verschil met de normgroep een zeer positief resultaat te noemen. Internal auditors blijken significant emotioneel stabieler te zijn en dat is tevens wenselijk voor de soms hoge druk en emoties van audittees waar zij mee te maken krijgen. Daarnaast zullen internal auditors vanuit de hogere emotionele stabiliteit volgens Tidwell & Sias (2005) eerder direct om feedback vragen. Dat komt tevens ten goede aan de kwaliteit van de audit. Bovendien is de hogere score op zelfvertrouwen positief aangezien Way-yi (1998) concludeerde dat het zelfvertrouwen in het zoekproces in eerste instantie daalt. Derhalve is een hoog gemiddelde op zelfvertrouwen in beginsel wenselijk. De emoties van de auditor wisselen gedurende het informatie zoeken volgens Way-yi (1998), waardoor een hoge emotionele stabiliteit zeer wenselijk is voor auditors. Dit onderzoek toont aan dat zij hier in ieder geval significant hoger op scoren dan de gemiddelde Nederlandse hoogopgeleide normgroep.

Altruïsme

Vanuit de literatuur is geen correlatie gevonden tussen informatie-zoekgedrag en de dimensie altruïsme. In deze studie is aangetoond dat internal auditors gemiddeld op deze dimensie scoren en dat zij niet significant afwijkend scoren dan de normgroep. Aangezien internal auditors in staat moeten zijn hun bevindingen en eindoordeel goed te onderbouwen en te verdedigen in eindbesprekingen met audittees is het van belang dat zij niet al te meegaand zijn. Daarentegen is een dominante houding zeer onwenselijk. De gevonden gemiddelde score is derhalve positief. Opvallend is wel dat een significant verschil is gevonden op één van de vier onderliggende kenmerken, namelijk inschikkelijkheid. Internal auditors scoren daar gemiddeld lager op dan de normgroep (Δ = -1,52, p = 0,05). Gezien het feit dat internal auditors een rechte rug moeten houden bij het delen van hun bevindingen is het wenselijk dat zij niet te hoog scoren op inschikkelijkheid.

Extraversie

Vanuit de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de score niet significant verschilt van de normgroep. Wel zijn significante verschillen aangetoond op een aantal onderliggende persoonlijkheidskenmerken. Internal auditors scoren namelijk gemiddeld hoger op energie (p = 0,01) en assertiviteit (p = 0,05). Een hoge score op extraversie is door Heinström gerelateerd aan de broad scanning vorm van informatie- zoekgedrag die voor auditors zeer gepast is tijdens met name de voorbereidingsfase van een audit. Gezien het feit dat van internal auditors wordt verwacht dat zij open staan voor veel informatie vanuit verschillende invalshoeken, is het van belang dat zij sociaal en assertief zijn om zo aan alle benodigde informatie te komen ten behoeve van de audit. Way-yi (1998) concludeerde bovendien dat de meeste informatie die door auditors verzameld wordt rechtstreeks wordt verkregen van mensen. De score op

extraversie en de significant hogere score op assertiviteit en energie komt ten goede aan de werkzaamheden die internal auditors moeten verrichten en zo uiteindelijk aan de kwaliteit van de audit.

4.2 Conclusie en discussie

De algehele conclusie luidt dat internal auditors op de dimensies consciëntieusheid, openheid voor ervaringen en emotionele stabiliteit duidelijk verschillen van de normgroep gevormd door een steekproef van Nederlands hoogopgeleide beroepsbevolking. Hogere scores op deze dimensies houden volgens wetenschappelijke theorieën verband met de voor internal auditing adequate vormen van informatie-zoekgedrag.

Het antwoord op de centrale vraagstelling is uit een te zetten per dimensie van de Big Five:

a. Internal auditors scoren afgerond een 6 op emotionele stabiliteit en dat is significant hoger dan de Nederlandse hoogopgeleide normgroep. Het verschil met de normgroep is op deze dimensie het hoogst. Deze dimensie is van invloed op de wijze waarop internal auditors op zoek gaan naar informatie. Hoe hoger de score op emotionele stabiliteit hoe minder de fast surving vorm van informatie- zoekgedrag zal worden toepast. Die oppervlakkige vorm van informatie- zoekgedrag past niet bij een gedegen auditaanpak. Derhalve is het positief dat internal auditors significant hoger scoren op emotionele stabiliteit dan de normgroep. Bovendien vragen emotioneel stabiele auditors meer om feedback en dat zal tevens ten goede komen van de kwaliteit van de audit. Uit onderzoek van Way-yi (1998) neemt het zelfvertrouwen gedurende het zoeken naar informatie af en gaan andere emoties een rol spelen. Ook vanuit die theorie is een hoge emotionele stabiliteit van groot belang oor auditors.

b. Internal auditors scoren afgerond een 6 op extraversie wat te classificeren valt als een hoge score. Deze score is niet significant hoger dan de Nederlandse hoogopgeleide normgroep, echter houdt een hoge score op extraversie verband met de broad scanning vorm van informatie-zoekgedrag die voor auditors zeer gepast is tijdens met name de voorbereidingsfase van een audit. Extraverte personen zijn daarnaast sociaal en stappen gemakkelijk op mensen af. Dit komt ten goede aan de samenwerking tussen internal auditors en audittees. Hierdoor kunnen zij waarschijnlijk ook gemakkelijker de benodigde informatie verkrijgen. c. Internal auditors scoren afgerond een 7 op openheid voor ervaringen wat

gemiddeld hoger is dan de Nederlandse hoogopgeleide beroepsbevolking. Hoe hoger deze score hoe aannemelijker het is dat een internal auditor de deep diving en broad scanning vormen van informatie-zoekgedrag toepassen. De gemiddeld hogere score op de dimensie openheid voor ervaringen draagt er aan bij dat internal auditors meer dan gemiddeld op zoek gaan naar nieuwe informatie en “Over welke persoonlijkheidskenmerken die verband houden met informatie- zoekgedrag beschikken internal auditors ?”

daar tevens beter mee om weten te gaan, wat zeer wenselijk is om eventuele confirmation bias te reduceren.

d. Internal auditors scoren afgerond een 5 op altruïsme en daarin verschillen zij niet van de Nederlandse hoogopgeleide normgroep. Wel valt op dat zij significant lager scoren op inschikkelijkheid. Dat is echter vanuit bestaande wetenschappelijke theorieën niet te relateren aan informatie-zoekgedrag.

e. Internal auditors scoren afgerond een 6 op consciëntieusheid wat gemiddeld hoger is dan de Nederlandse hoogopgeleide beroepsbevolking. Hoe hoger deze score hoe waarschijnlijk het is dat een internal auditor de deep diving en broad scanning vormen van informatie-zoekgedrag toepassen. Tevens geldt dat hoe hoger de score op deze dimensie hoe meer internal auditors op een openlijke manier informatie zoeken door veel bronnen te benaderen en veel vragen te stellen. Consciëntieuze internal auditors zullen bovendien op een meer openlijke manier op zoek gaan naar informatie met betrekking tot hun prestaties en taakuitvoering.