• No results found

“Hoe zijn deze overwegingen te plaatsen in het licht van de beleidsdiffusie mechanismen?”

5.4. BIJDRAGE AAN IMPLEMENTATIE

Dit onderzoek draagt zowel bij aan praktische implementatie als aan wetenschappelijke implementatie. Praktisch biedt dit onderzoek voor Overijsselse gemeentelijke organisaties inzicht in de manier waarop andere gemeentelijke organisaties invulling geven aan het armoede- en schuldenbeleid en wat de verschillen hierin zijn. Daarnaast krijgen gemeentelijke organisaties door het lezen van dit rapport inzicht in de beleidsdiffusie theorie. Veel gemeentelijke organisaties waren hier niet of onvoldoende van op de hoogte. De aanbevelingen aan zowel gemeentelijke organisaties als aan de staatssecretaris zorgen ervoor dat het gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid in de toekomst verbeterd kan worden.

Wetenschappelijk draagt dit onderzoek bij aan de theorievorming omtrent beleidsdiffusie. Allereerst is dit onderzoek uitgevoerd in de context van lokaal armoede- en schuldenbeleid. Ten aanzien van beleidsdiffusie is nauwelijks recent wetenschappelijk onderzoek te vinden met betrekking tot dit beleidsdomein. Over het algemeen heeft beleidsdiffusie onderzoek een kwantitatief karkater. Dit onderzoek heeft een kwalitatief karakter waardoor inzicht ontstaan is in de vraag waarom er sprake is van beleidsdiffusie en via welke mechanismen dit gebeurt. Het waarom van beleidsdiffusie is terug te vinden in de overwegingen die gemeentelijke organisaties maken. Dit onderzoek heeft aangetoond dat niet enkel kwantitatief onderzoek zinvol is ten aanzien van beleidsdiffusie maar dat juist ook kwalitatief onderzoek volop mogelijkheden biedt om te achterhalen waarom gemeentelijke organisaties worden beïnvloed door andere gemeentelijke organisaties en via welke mechanismen dit gebeurt.

Wat betreft de mechanismen heeft dit onderzoek aangetoond dat met name de mechanismen leren,

concurrentie en dwang een belangrijke rol spelen voor gemeentelijke organisaties bij de beïnvloeding door andere gemeentelijke organisaties. De ervaringen van andere gemeentelijke organisaties worden duidelijk gebruikt als relevante informatie voor nieuw beleid waardoor het onderzoek van Braun en Gilardi (Braun & Gilardi, 2006) wordt bevestigd. Ook wordt bevestigd dat voornamelijk wordt geleerd door observatie zoals in het onderzoek van Shipan en Volden (Shipan & Volden, 2008) wordt beweerd. Duidelijk blijkt daarbij hetgeen Berry en Baybeck aangeven in hun onderzoek (Berry & Baybeck, 2005) namelijk dat bij het zoeken naar een oplossing voor een bepaald probleem, het zoeken vereenvoudigd wordt door het zoeken van een oplossing waarvan het succes al elders is gebleken. Betreffende het mechanisme concurrentie is duidelijk te zien dat er sprake is van economische overloopeffecten waardoor het onderzoek van Shipan en Volden (Shipan & Volden, 2008) overeenstemt met de resultaten van dit onderzoek. Hoewel veel uit het onderzoek van Shipan en Volden (Shipan & Volden, 2008) kan worden bevestigd, heeft dit onderzoek niet aan kunnen tonen dat gemeentelijke organisaties er net als een andere gemeentelijke organisatie uit proberen te zien waardoor er geen sprake is van imitatie. Wel blijkt dat gemeentelijke organisaties duidelijk een soort voorbeeldgemeente zien zoals beschreven in het onderzoek van Grupp en Richards (Grupp & Richards, 1975).

Vervolg onderzoek

Dit onderzoek heeft nog onvoldoende antwoord kunnen geven op de rol van de gemeentelijke

decentralisaties en de invloed hiervan op het armoede- en schuldenbeleid. Voor vervolg onderzoek zou het gewenst zijn dat hier meer inzicht in zou ontstaan. Uit de interviews blijkt nog onvoldoende in hoeverre de decentralisaties een rol hebben gespeeld bij de implementatie van het armoede- en schuldenbeleid. Gemeentelijke organisaties geven nu enkel aan dat de decentralisaties voor veel tijd hebben gezorgd en dat het armoede- en schuldenbeleid daardoor naar de achtergrond is geschoven. Na afloop van dit onderzoek blijkt nog onvoldoende in hoeverre het armoede- en schuldenbeleid geïntegreerd is binnen de

decentralisaties. Verder blijkt uit dit onderzoek dat er nogal wat spanningen bestaan tussen de verhouding van het Rijk en gemeenten. Een aantal gemeentelijke organisaties gaven aan dat die afstemming nog lang niet altijd voldoende is en dat zaken langs elkaar heen lopen. Ook hier zou in de toekomst onderzoek naar verricht kunnen worden dat eventueel zou kunnen resulteren in een adviesplan waarin aangegeven wordt hoe deze verhoudingen in de toekomst verbeterd kunnen worden. Uit de resultaten van dit onderzoek betreffende de beleidsvrijheid van gemeentelijke organisaties ziet het ernaar uit dat er een verband bestaat tussen de omvang van een gemeentelijke organisaties en de mate van beoordeling betreffende de beleidsvrijheid vanuit het Rijk. Vervolg onderzoek zou aan moeten tonen of hier daadwerkelijk sprake van is. Tot slot blijkt ten aanzien van samenwerking uit dit onderzoek duidelijk dat gemeentelijke organisaties verwachten in de toekomst steeds meer te zullen gaan samenwerken in regio Twente verband. Een aantal gemeentelijke organisaties zien deze verschuiving als positief en een aantal gemeentelijke organisaties als negatief. Vervolg onderzoek zou dieper inzicht kunnen geven in de vraag in hoeverre het gewenst is om in de toekomst ten aanzien van het armoede- en schuldenbeleid te gaan samenwerken in regio Twente verband.

LITERATUURLIJST

Allers, M., & Kamp, de, F. (2010). Een kwaal van de verzorgingsstaat: de armoedeval. Groningen: COELO. Allers, M.A., & Sijtsma, F.J. (1997). Kengetallen voor een efficiënt gemeentelijk armoedebeleid. Groningen: COELO.

Babbie, E. (2010). The Practice of Social Research. Canada: CENGAGE.

Bekkers, V. (2012). Beleid in beweging. Achtergronden, benaderingen, fasen en aspecten van beleid in de

publieke sector. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Berry, W.D., & Baybeck, B. (2005). “Using geographic information systems to study interstate competition”.

American Political Science Review, 99 (4), 505-519.

Braun, D., & Gilardi, F. (2006). Taking Galton’s problem’ seriously. Towards a theory of policy diffusion. Journal

of Theoretical Politics, 18 (3), 298-322.

Bruin, de, J.A., & Heuvelhof, ten, E.F. (1991). Sturingsinstrumenten voor de overheid: over complexe netwerken

en een tweede generatie sturingsinstrumenten. Leiden/Antwerpen: Stenfert Kroese.

Crain, R.L. (1966). “Fluoridation – Diffusion of an innovation among cities”. Social Forces, 44 (4), 467-476. De Kinderombudsman. (2013). Kinderen in armoede in Nederland. Den Haag: Verwey-Jonker Instituut. Denters, S.A.H., Heffen, van, O., & Jong, de, H.M. (1999). ‘Grotestedenbeleid: proeftuin of procrustusbed? Gemeentelijk jeugd- en veiligheidsbeleid als casus’. Bestuurskunde, 3 (8), 106-115.

EAPN & EUROCHILD. (2013). Towards children’s well-being in Europe, explainer on child poverty in the EU. Brussel: The Directorate-General for Employment, Social Affairs and Equal Opportunities of the European Commission.

Elmore, R. (1980). Backward mapping: Implementing research and policy decisions. Political Science Quarterly,

94, 601-616.

Flick, U. (2009). An introduction to qualitative research. London: SAGE.

Gilardi, F. (2010). Who learns from what in policy diffusion processes? American Journal of Political Science, 54 (3), 650-666.

Gilardi, F. (2012). Transnational Diffusion: Norms, Ideas and Policies, in: W. Carlsnaes, T. Rise and B. Simmons (eds): Handbook of International Relations. Zurich: SAGE Publications.

Grupp, F.W., & Richards, A.R. (1975). “Variations in elite perceptions of American states as referents for public policy making”. American Political Science Review, 69 (3), 850-858.

Hoogerwerf, A. (1989). Beleid, processen en effecten. Den Haag: Samson.

Hoppe, R. (1989). Beleidsproblemen geproblematiseerd. Muiderberg: Countinho.

Jans, W., Denters, S.A.H., Need, A., & Gerven, van, M. (2015). Mandatory innovation in a decentralized system:

The adoption of an e-government innovation in Dutch municipalities, in: Acta Politica. Online publicatie 27

maart 2015; doi: 10.1057/ap.2014.36.

Jungmann, N., Lems, E., Vogelpoel, F., Beek, van, G., & Wesdorp, P. (2014). Onoplosbare schuldsituaties. Utrecht: NVVK.

Klijnsma, J. (2013). Intensivering armoede- en schuldenbeleid. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Maggetti, M., & Gilardi, F. (2015). Problems (and solutions) in the measurement of policy diffusion mechanisms. Journal of Public Policy, 00 (0), 1-21.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (2014). Gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid. Amersfoort: Bureau Bartels.

Peterson, P.E., & Rom, M.C. (1990). Welfare Magnets: a new case for a national standard. Washington, DC: The Brookings Institutions.

Punch, K.F. (2006). Developing effective research proposals. London: SAGE.

Shipan, C.R., & Volden, C. (2008). “The mechanisms of policy diffusion”. American Journal of Political Science,

52 (4), 840-857.

Simmons, B., Dobbin, F., & Garrett, G. (2006). Introduction: The International Diffusion of Liberalism.

International Organization, 60 (4), 781-810.

Sociaal en Cultureel Planbureau., & Centraal Bureau voor Statistiek. (2014). Armoedesignalement 2014. Den Haag: SCP & CBS.

Sugiyama, N.B. (2008). Theories of policy diffusion: Social sector reform in Brazil. Comparative Political Studies,

41 (2), 193-216.

UNICEF., & Kind en Samenleving. (2010). Dat denken we ervan. Jongeren geraakt door armoede spreken over

hun leven. Brussel: UNICEF België.

Vaus, de, D.A. (2001). Research designs in social research. London: SAGE.

Vereniging voor Nederlandse Gemeenten. (2012). Factsheets Samenhang Decentralisaties. Den Haag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Vereniging voor Nederlandse Gemeenten. (2014). Armoede- en schuldenbeleid. Den Haag: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Volden, C. (2006). States as policy laboratories: emulating success in the children’s health insurance program.

American Journal of Political Science, 50 (2), 294-312.

Walker, J.L. (1969). “The diffusion of innovations among the American States”. American Political Science