• No results found

Tijdens het vredesproces in Munster en Osnabrück deden de Amsterdamse kranten verslag van de gebeurtenissen. In dit verband waren niet alleen de berichten uit de twee Westfaalse steden van belang maar ook die uit enkele Europese regerings- of nieuwscentra. De kranten presenteerden, zoals van ze verwacht mocht worden, overwegend feitelijke informatie met ongeveer dezelfde woordkeus als nieuws. Als er weinig of geen feiten te melden waren, vormde die mededeling het nieuws, soms vergezeld van het uitspreken van het vertrouwen in de goede afloop of het inroepen van Gods hulp daarbij. Soms echter gingen ze nog wel eens een stapje verder en de feiten voorbij. Zo waagden ze zich nu en dan aan een voorspelling, bijvoorbeeld hoe lang het nog zou duren voor het overleg iets zou opleveren. Nog een stapje verder ging het, wanneer een krant aan een van de partijen in het conflict advies gaf. Een paar keer werd verschillende partijen geadviseerd om in de onderhandelingen met een beter voorstel te komen. Soms ook werd aan de lezer wat achtergrondinformatie gegeven,

bijvoorbeeld waarom de Spanjaarden toch zo’n haast hadden om tot een akkoord te komen. Het kwam niet vaak voor dat een krant uiting gaf aan een gevoel of vermoeden. Dat gebeurde bijvoorbeeld wel toen een krant schreef dat het leek alsof er een stok in het wiel van de onderhandelingen gestoken was. Commentaar kwam ook nog wel eens voor, zij het meestal kort en ook vaak een beetje verpakt in een feitelijke boodschap. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen, geheel tegen het officiële vredesstandpunt van de Franse bondgenoot in, een van de kranten meldde dat de Fransen juist vastbesloten waren om de oorlog voort te zetten.

De kranten schreven hun nieuws op een typisch onpartijdige toon die paste bij de feitelijkheid van de informatie. Toch konden zij zo nu en dan deze karakteristieke toon laten varen, met name wanneer emotie in een bericht een rol speelde. In de voor dit onderzoek niet gebruikte maar wel ter illustratie opgevoerde berichten over gevechtshandelingen van het Staatse leger, berichtten de Amsterdamse kranten regelmatig over ‘ons leger’ of ‘de onzen’ tegenover dat van de ‘vijand’. In de verslagen over de Munsterse onderhandelingen ging het er weliswaar wat neutraler aan toe maar de ergernis over de Franse dubbele agenda was in de berichten wel terug te vinden. Het Franse verzoek aan de Republiek om een leger te velde te brengen, kort na het tekenen van het vredesverdrag, zal op de Amsterdamse krantenlezers bevreemdend zijn overgekomen. Wellicht ook paste het in het opgekomen anti-Franse sentiment of droeg het daaraan bij. De ergernis bracht een van de kranten ertoe om wel erg aan te sturen op het separaat ondertekenen van het vredesverdrag met Spanje, zonder de Franse goedkeuring. Het in dezelfde krant gemelde misnoegen van Longueville over de voornaamste leden van het Franse hof die zo weinig animo voor de vrede toonden, was

weliswaar feitelijk maar paste voor de lezer ook naadloos in het anti-Franse sentiment. Een ander bericht meldde dat de Fransen van oordeel waren dat de Staten-Generaal geen haast zouden moeten maken met de ratificatie van het vredesverdrag. Tot de ratificatie zou het Spaanse leger immers ook nog soldaten moeten vrijhouden voor inzet tegen de Republiek. De Fransen zouden zelfs bij een snelle ratificatie hebben gedreigd met een bloedige oorlog in Vlaanderen. Al met al geen echt positieve berichten over de grote bondgenoot.

Kwantitatieve vergelijking van de kranten

Een vergelijking van de kranten is niet makkelijk te maken. Dat komt in de eerste plaats omdat de bewaarde exemplaren lang niet altijd van dezelfde week of periode zijn en omdat het aantal bewaarde exemplaren per titel enorm verschilt. Het al een paar maal gesignaleerde probleem dat de ene krant een nieuwsitem opnam, terwijl de andere dit juist wegliet,

bemoeilijkt vergelijking eveneens. Het is immers achteraf niet goed vast te stellen wat precies de reden van dit weglaten was. Bij de hierna volgende rekenkundige vergelijking van de kranten, dat wil zeggen, hoeveel regels tekst een titel gemiddeld besteedde aan het vredesproces in ruime zin per exemplaar, wordt het effect van niet opgenomen berichten natuurlijk wel meegenomen. Omdat het aantal bewaarde exemplaren per titel sterk varieert, is de betrouwbaarheid van het gemiddelde aantal regels niet bij iedere titel even groot.

Bij de kwantitatieve vergelijking zijn alleen de regels tekst geteld die daadwerkelijk op het Spaans-Nederlandse vredesproces betrekking hebben, inclusief de berichten die daarmee nauw samenhangen. Oorlogsnieuws en berichten die betrekking hebben op de Rijksvrede zijn niet meegeteld; berichten over de Spaans-Franse onderhandelingen juist weer wel omdat de Nederlanders daar een rol in en een belang bij hadden. Het kan dus gaan om berichten uit Munster en Osnabrück maar ook om berichten uit bijvoorbeeld Brussel, Den Haag of Parijs. Omdat de kranten allemaal dezelfde lay-out hebben, geeft een vergelijking van het aantal regels een goede indicatie van de aandacht die een krant aan het onderwerp besteedde. De resultaten zijn verwerkt in de tabel hierna, waarin het aantal regels (reg) per exemplaar (exe) tot een gemiddelde (gem) leidt. De gegevens zijn uitgesplitst in drie perioden: 1646 tot en met 17 november, 18 november 1646 tot en met 1647 en 1648 tot en met 30 juni. Het laatste exemplaar van de Europische dat bewaard is gebleven, is van 17 november 1646 en omwille van een representatieve vergelijking van de kranten, eindigt de eerste meetperiode voor alle kranten op die datum. Omdat er vanaf 30 juni 1648 geen nieuws meer met betrekking tot het vredesproces in de kranten voorkomt, eindigt de derde meetperiode op die datum.

1646-1648 Middel-weeckse Dingsdaegsche Tydinge Courante Europische

Periode

Aantal→ exe reg gem exe reg gem exe reg gem exe reg gem exe reg gem

1646 t/m 17 nov 22 76 3,5 16 57 3,6 14 75 5,3 3 10 3,3 22 67 3,0 1647 va 18 nov 1646 7 54 7,7 9 67 7,4 2 10 5,0 4 34 8,5 1648 t/m 30 jun 15 143 9,5 17 168 9,8 10 66 6,6 1 63 63

Totaal exe reg gem exe reg gem exe reg gem exe reg gem exe reg gem

142 exemplaren 44 273 6,2 42 292 6,9 26 151 5,8 8 107 13,4 22 67 3,0

Tabel 1: aantal regels tekst over het vredesproces, per exemplaar, per titel en gemiddeld.

Uit de tabel blijkt dat voor alle kranten geldt dat er in elk opvolgend jaar meer aandacht was voor het vredesproces. De geringe terugval bij de Tydinge in 1647 is in dit verband

verwaarloosbaar in verband met het zeer beperkte aantal bewaarde exemplaren. Hetzelfde geldt overigens voor de explosieve stijging bij de Courante in het jaar 1648. Verder blijkt dat de gemiddelde waarden in de totaaltelling fors verschillen, namelijk van 3,0 tot 13,4 regels per krant. Op deze verschillen is wel wat af te dingen. In de eerste plaats is de

betrouwbaarheid van de berekende resultaten groter naarmate er meer exemplaren bewaard zijn gebleven. Naarmate het aantal bewaarde kranten groter is, zoals bij de Middel-weeckse, de Dinghsdaegse en de Tydinge, liggen de berekende waarden veel dichter bij elkaar. Bij de Courante is de betrouwbaarheid gering door het zeer kleine aantal bewaarde kranten.

Daarnaast is het zo dat de enige bewaard gebleven krant uit 1648 nu juist een verslag met een absoluut recordaantal regels bevat over de feestelijkheden in Amsterdam naar aanleiding van de publicatie van de Vrede van Munster. Ook bij de Europische is iets bijzonders aan de hand: er zijn slechts kranten beschikbaar van bijna de eerste elf maanden van 1646. Daarnaast verscheen de krant twee maal per week, waardoor het aantal regels nieuws uit Munster per exemplaar ook niet zal zijn toegenomen.

Inhoudelijke vergelijking van de kranten

Hiervoor is al geconstateerd dat de onderzochte kranten soms het feitelijke nieuws over de onderhandelingen ontstegen en een stapje verder gingen. Ze waagden zich aan voorspellingen, gaven soms adviezen en achtergrondinformatie, uitten vermoedens of gaven commentaar. De vraag is nu of er kranten waren die, meer dan andere, uit hun feitelijke rol vielen. Om die vraag te kunnen beantwoorden is een inventarisatie gemaakt van de berichtgeving in de

kranten die niet puur feitelijk was. Daarbij is een onderscheid gemaakt in twee categorieën van niet-feitelijk nieuws: inschattingen (ins) waaronder de voorspellingen en de vermoedens ressorteren, en commentaar (com) waaronder ook de adviezen en achtergrondinformatie wordt verstaan. Voor de vergelijking zijn dezelfde perioden aangehouden als hiervoor bij de inventarisatie van het aantal regels zodat ook nu de gegevens uit de Europische meegenomen kunnen worden. Uit de inventarisatie ontstaat het volgende beeld:

1646-1648 Middel-weeckse Dingsdaegsche Tydinge Courante Europische

Periode

Aantal

exe ins com exe ins com exe ins com exe ins com exe ins com

1646 t/m 17 nov 22 2 2 16 3 14 1 1 3 22 2 3 1647 va 18 nov 1646 7 1 2 9 2 4 1648 t/m 30 jun 15 7 17 1 10 1

Totaal exe ins com exe ins com exe ins com exe ins com exe ins com

142 exemplaren 44 3 11 42 3 1 26 1 1 8 22 2 3

Tabel 2: aantal niet-feitelijke nieuwsberichten per exemplaar, per titel en per periode.

Uit de tabel blijkt dat voor de periode 1646, gezien het aantal exemplaren per titel, de niet- feitelijke nieuwsberichten nog relatief gelijke tred hielden, met de Europische en de Middel- weeckse op respectievelijk nummer een en twee. Voor de perioden 1647 en vooral 1648 stak de Middel-weeckse met kop en schouders boven de andere titels uit. Dit is niet geheel

onverwacht gezien het anti-Franse sentiment dat zo nu en dan uit de artikelen in die krant naar voren kwam.

Commentaar in de vorm van achtergrondinformatie stond in de Dinghs-daegsche van 10 maart 1648. Daarin stond dat de redenen om met Spanje vrede te sluiten nog wel de nodige uitleg in Parijs vergden.235 Men realiseerde zich dat de afspraken met Frankrijk werden geschonden. Dat gold ook voor het bericht in de Middel-weeckse van 12 mei 1648 waarin stond dat een Nederlandse ambassadeur speciaal naar Osnabrück was gereisd om Servien te vertellen dat de vrede met de Spanjaarden werd doorgezet maar dat de Republiek, als doekje voor het bloeden, graag wilde bemiddelen tussen Frankrijk en Spanje. Bijzonder is dat het commentaar niet alleen maar betrekking heeft op de Franse bondgenoten maar ook enkele keren op de eigen gelederen. Het bericht in de Middel-weeckse waarin stond dat Brun zich

verbaasde over het feit dat de Staatse ratificatie zo lang op zich liet wachten, mag toch als commentaar op Den Haag worden beschouwd, zeker in het licht van het algemene

commentaar op de Franse vertragingstactiek.236 In dezelfde krant van een week later werd overigens droogjes gemeld dat het de Zeeuwen waren die meer tijd nodig hadden. Het

commentaar was toen weliswaar ook op het eigen landsbestuur gericht, maar dan op de steeds een beetje dwarsliggende provincie.237 Aan hetzelfde adres was het commentaar gericht in de Tydinge van 2 mei 1648 waarin stond dat het wachten op De Knuyt niet meer nodig was omdat, terwijl de rest van de ambassadeurs naar Munster afreisden om de ratificaties met de Spanjaarden uit te wisselen, de Zeeuwse Staten hun eigen man uit protest thuishielden.238

In de onderzochte kranten werden de diverse hoogtepunten in het vredesproces meer of minder uitgebreid verslagen. In de Courante van 19 januari 1647 stond een redelijk uitgebreid verslag van de ondertekening van de overeenkomst van 8 januari. Het verslag was feitelijk van aard en het woordje ‘eindelijk’ vormde hierin het enige commentariërende element.239

In de Dinghs-daegsche van 4 februari 1648 stond de ondertekening van het vredesverdrag op 30 januari in slechts een enkele zin beschreven, terwijl het toch moet hebben gegolden als een mijlpaal in het proces. Ook hierin vormde het woordje ‘eindelijk’ het enige commentaar.240 In de Middel-weeckse van 19 mei 1648 stond een uitgebreid verslag van de feestelijkheden in Munster op 15 mei. Hoewel volledig feitelijk van aard, sprak er wel blijdschap uit het verslag: ‘dese Stad is seer verheucht’.241

Precies hetzelfde gold voor het bijzonder uitgebreide en gedetailleerde verslag in de Courante van 6 juni van de festiviteiten in Amsterdam van 5 juni: ‘over de Vrede [werd] heerlijcken ghetriumpheert’.242

Deze verslagen van de hoogtepunten zijn alle vier, als feitelijke berichten, niet in tabel 2 opgenomen.

Conclusie

De wekelijks verschijnende Amsterdamse kranten brachten in de periode 1646-1648 met grote regelmaat nieuws over het vredesproces in Westfalen. Op deze wijze maakten ze de feiten uit met name Munster kenbaar aan hun lezerspubliek in Amsterdam en daarbuiten. De lezers namen kennis van de hen door de kranten voorgeschotelde berichten en konden zich op basis van deze informatie een beeld vormen van en wellicht een opinie vormen over de

236 Ordinarise Middel-weeckse Courante, 7 april 1648. 237 Ordinarise Middel-weeckse Courante, 14 april 1648. 238

Tydinge uyt verscheyden Quartieren, 2 mei 1648.

239 Courante uyt Italien ende Duytslandt, &c, 19 januari 1647. 240 Ordinaris Dinghs-daegsche Courante, 4 februari 1648. 241 Ordinarise Middel-weeckse Courante, 19 mei 1648. 242

onderhandelingen. In zoverre leverden de kranten, hoe feitelijk hun berichtgeving ook kon zijn, een bijdrage aan de vorming van een mening bij hun lezers. De feitelijkheid van de berichtgeving betekende overigens niet dat alle kranten precies dezelfde feiten brachten of precies hetzelfde over dezelfde feiten schreven. Dit onderzoek bevestigt immers de

constatering van Hooft in zijn brief uit 1631 dat in de ene krant altijd wel weer iets stond dat de andere niet meldde. Hierdoor zouden de verschillende kranten, ondanks hun feitelijke berichtgeving, kunnen hebben bijgedragen aan de vorming van verschillende meningen.

De kwantitatieve vergelijking van de kranten op basis van de verschillen in het aantal tekstregels over het vredesproces, levert een onvoldoende betrouwbaar resultaat op om een uitspraak te doen over welke krant meer of juist minder berichtte over het vredesproces. Het aantal meetgegevens - het aantal bewaarde kranten - verschilt te veel om de relatief geringe verschillen in aantal regels te kunnen verklaren. Naarmate meer kranten bewaard zijn gebleven en er dus een groter aantal meetgegevens beschikbaar is, worden de onderlinge verschillen in aantal tekstregels steeds kleiner. Voor de drie wat betreft hoeveelheid meetgegevens vergelijkbare kranten, de Middel-weeckse, de Dingsdaegsche en de Tydinge geldt dat zij, over de gehele periode van 1646-1648 gemiddeld ongeveer zes à zeven regels per exemplaar aan de Spaans-Staatse vredesonderhandelingen wijdden. Van een verschil in aandacht voor het onderwerp tussen deze kranten was dus niet of nauwelijks sprake. Wel kan op basis van de tabel worden geconcludeerd dat alle kranten - behalve de Europische, die immers na 1646 ophield te bestaan - met de jaren meer aandacht aan het vredesproces besteedden. Ook hier zijn de verschillen tussen de kranten onderling onvoldoende betrouwbaar, als gevolg van de grote verschillen in aantallen bewaard gebleven kranten.

De kwalitatieve vergelijking van de kranten op basis van de verschillen in het aantal niet-feitelijke nieuwsberichten, levert niet alleen een betrouwbaar maar ook een interessant resultaat op. Vrijwel alle kranten maakten wel eens een uitstapje buiten de feiten in de zin van het uiten van een vermoeden of het geven van al dan niet verpakt commentaar. De Middel- weeckse echter steekt in de eerste helft van 1648, de korte derde periode, met kop en schouders boven de andere kranten uit. Lieshoudts weduwe, Sara Vlaminck, plaatste in die periode in zeven van de vijftien bewaarde kranten een commentaar met betrekking tot de vredesonderhandelingen terwijl haar collega’s, Jansz. en de weduwe van Broersz., dat in dezelfde periode respectievelijk in geen van de tien en een van de zeventien bewaarde kranten deden. Het gevonden grote verschil maakt het resultaat betrouwbaar in de zin dat de kans dat Vlaminck in haar kranten (veel) meer commentaar leverde dan haar collega’s, erg groot is. Van de zeven commentaren in de Middel-weeckse waren er vier gericht tegen Frankrijk, een

tegen de Staten-Generaal, een tegen de Zeeuwse Staten en een tegen zowel de Staten- Generaal als Frankrijk. Het commentaar op Frankrijk paste in het anti-Franse sentiment dat ook uit de pamfletten naar voren komt. Het commentaar op de eigen gelederen in Den Haag en Middelburg had steeds betrekking op het getreuzel met de ratificatie. Met haar commentaar verkondigde Vlaminck niet zozeer bijzondere mening; die werd immers, getuige de

pamfletten, breed gedeeld in de Republiek. Het bijzondere is dat zij die mening verwoordde in haar krant en daarmee bijdroeg aan de verspreiding ervan.

Voor de anti-Franse uitlatingen van Vlaminck ligt een verklaring voor de hand. Weliswaar was zij van geboorte Amsterdamse maar gezien haar naam mag worden aangenomen dat haar familie oorspronkelijk uit Vlaanderen kwam. Gezien de opgegeven godsdienst mag tevens worden aangenomen dat haar ouders of grootouders Vlaamse protestanten waren die, in verband met de onderdrukking van protestanten aldaar, naar de Republiek waren verhuisd of gevlucht. Uit het begraafregister blijkt dat Vlaminck daarin onder de naam Flamen is geregistreerd. Voor de mensen met die naam geldt dat zij voor het overgrote deel in de ‘Fransch of Waalsch Gereformeerde Kerk’ zijn begraven. Vlaminck en Lieshoudt lieten een aantal van hun kinderen in de Waalse Kerk dopen en gaven daarbij op dat hun godsdienst de Waals hervormde was. Zoals veel protestanten uit de Spaanse Nederlanden was Vlaminck, en wellicht met haar Lieshoudt, toegetreden tot de Waals hervormde geloofsgemeenschap. In deze gemeenschap van Franse Hugenoten zal een uitgesproken negatief beeld van de Franse overheid hebben bestaan vanwege de

onderdrukking en de pesterij van de protestanten daar. In de ogen van de Hugenoten zal de positie van de protestanten onder het regime van de Franse bondgenoot vergelijkbaar zijn geweest met die van deze groep in de Spaanse Nederlanden. Tegen deze achtergrond wekken de uitlatingen van de Waals hervormde Vlaminck geen verwondering meer.

De kranten hebben bijgedragen aan de vorming van de publieke opinie. Dat deden ze in de eerste plaats in algemene zin door hun lezers gewoon te informeren over hetgeen gaande was in Munster en waardoor die lezers zich over de vredesonderhandelingen een mening konden vormen. In de tweede plaats en meer bijzonder, ventileerden ze zo nu en dan een mening, al misten ze ten enenmale de opiniërendheid die de pamfletten kenmerkte. De weinige commentaren in de kranten waren voorzichtig, soms verpakt in feiten en dreven waarschijnlijk mee op de stroom die de pamfletten al hadden veroorzaakt. Een krant, de Middel-weeckse, nam duidelijk meer stelling dan de andere en droeg daarmee ook meer dan de andere bij aan de vorming van de publieke opinie. Hoewel de kans groot is dat Hooft ook de Middel-weeckse onder ogen heeft gehad heeft hij zich, voor zover bekend, nooit over die

krant uitgelaten. Van de commentaren in 1648 heeft hij geen kennis kunnen nemen omdat hij al in 1647 overleed. Dat is jammer want in die krant stond inderdaad ‘ijets dat d'ander niet en melt’. De vraag of hij de krant hierdoor ook ‘zinlijker’ zou hebben gevonden, kan helaas niet meer worden beantwoord.

Geraadpleegde primaire bronnen

De Koninklijke Bibliotheek te Den Haag heeft een groot aantal kranten gedigitaliseerd. Het digitale archief is beschikbaar via http://kranten.delpher.nl/.

De volgende titels en exemplaren zijn gebruikt: Tydinge uyt verscheyden quartieren

Jaar/mnd jan feb mrt apr mei jun jul aug sept okt nov dec