• No results found

Bestaande alternatieven

Een bestaande vorm van vermogensaftrek is te vinden in België, de Belgische notionele interestaftrek (hierna: BNI). Een percentage dat elk jaar opnieuw wordt berekend, wordt vermenigvuldigd met het gecorrigeerde eigen vermogen. De uitkomst wordt in aftrek gebracht van het belastbare inkomen. De aftrekpost is ingevoerd om investeringen te promoten en de werkgelegenheid te bevorderen. Eveneens trachtte België het verschil tussen de aftrekbare rente en de belastbare dividenden te verminderen.143 De vermogensaftrek is voor alle lichamen in België waar de vennootschapsbelasting wordt

ingehouden en lichamen die niet gevestigd zijn in België waar belasting voor ‘niet-

inwoners/vennootschappen’ in aftrek wordt gebracht. Het is voor belastingplichtige mogelijk om van de aftrek af te zien. Een reden hiervoor is de administratieve lasten die noodzakelijk zijn voor de aftrek.144

Een bezwaar voor de BNI ontstaat als de belastingplichtige veel met vreemd vermogen is gefinancierd. De BNI kent geen vermogensbijtelling. Er ontstaat een renteaftrek door de financiering met vreemd vermogen en een vermogensaftrek wegens het eigen vermogen. Alleen is vervolgens geen sprake van een vermogensbijtelling die excessieve overnamerente en deelnemingsrente voorkomt of beperkt.145 Dit is de reden waarom Nederland de voorkeur heeft voor een variant met een vermogensbijtelling.146 De BNI past niet in de Nederlandse wetgeving. De Belgische wetgeving kent geen fiscale eenheid. Er ontstaat frictie wanneer de BNI wordt toegepast en een fiscale eenheid wordt aangegaan. Voor het vormen van de fiscale eenheid is het gecorrigeerd eigen vermogen van de moedermaatschappij lager uitgevallen aangezien het eigen vermogen wordt verminderd door de eliminatie van de deelneming. Is er sprake van een negatief eigen vermogen dan volgt er geen vermogensaftrek. Heeft de deelneming een positief eigen vermogen dan wordt, voor het eigen vermogen van de deelneming, een

vermogensaftrek toegekend. Bij het aangaan van de fiscale eenheid wordt het eigen vermogen van de moedermaatschappij en de deelneming bij elkaar geteld met uitzondering van de goodwill en stille

141

Rapport studiecommissie belastingstelsel, 7 juni 2010, p. 90 142

Rapport studiecommissie belastingstelsel, 7 juni 2010, p. 90

143 P.F.E.M. Merks, Groepsfinanciering en vennootschapsbelasting, WFR 2005/1246, paragraaf 5.1 144

M.F. Nouwen & J. van Strien, De groepsrentebox is ‘dood’, lang leve de vermogensaftrek?, NTFR 2010/1423, paragraaf 4.2

145

M.F. Nouwen & J. van Strien, De groepsrentebox is ‘dood’, lang leve de vermogensaftrek?, NTFR 2010/1423, paragraaf 6.2

146

40 reserves. Is de goodwill veelal met vreemd vermogen gefinancierd dan is het mogelijk dat er een negatief eigen vermogen ontstaat en er geen vermogensaftrek wordt toegekend.

Ten slotte, de kosten die gepaard gaan met de invoering van de BNI in het Nederlandse belastingstelsel zijn bepaald op €3.7 miljard.147

4.2.2 Earningsstrippingregeling in Duitsland

In het consultatiedocument van 15 juni 2009 is een earningsstrippingregeling voorgesteld.148 In Duitsland is de regeling al sinds 1 januari 2008 ingevoerd. De regeling heeft de Duitse thin- capregeling vervangen. Naast de earningsstrippingregeling heeft er een tariefsverlaging

plaatsgevonden.149 Vanwege de financiële crisis besloot de Duitse wetgever de drempel tijdelijk te verhogen van €1 miljoen naar €3 miljoen voor de jaren 2008 en 2009. Deze verhoging is in 2010 definitief geworden, evenals de verrekening van de rentelast en de rentecapaciteit.150

Een voordeel dat in de literatuur naar voren komt is de eenvoud van de regeling.151 De rente en de EBITDA zijn bij de belastingplichtige gemakkelijk te bepalen en er zijn geen vage definities die beoordeeld dienen te worden door de belastingdienst. Een nadeel, de procyclische werking, is verholpen door de verrekening van de rentecapaciteit en de rentelast. De procyclische werking zorgt voor een negatieve spiraal. Het niet verrekenen zorgt ervoor als de economie daalt, de inkomsten dalen en vervolgens ook de aftrekbare rente. Met als gevolg dat de belastbare winst een kleinere aftrekpost heeft.152 Als laatste is de earningsstrippingregeling effectief om uitholling van de grondslag tegen te gaan. Ook stimuleert de regeling belastingplichtigen om inkomsten te behalen. Namelijk als

belastingplichtigen veel rente willen aftrekken dienen zij hoge inkomsten te behalen, waardoor de staatskas wordt verhoogd.153

De regeling heeft als doel investeringen met eigen vermogen te stimuleren. Echter, er zijn situaties waar de regeling zijn doel voorbij gaat. De drempel van €3 miljoen zorgt ervoor dat

belastingplichtigen de drempel opzoeken, wat resulteert in een groter post vreemd vermogen.154 Ook blijkt uit onderzoek dat er geen sprake is geweest van een stijging van investeringen met eigen vermogen.155 Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de ondernemingen die door de regeling benadeeld worden, bepaalde maatregelen hebben toegepast om de nadelen te verminderen. Uit het bovenstaande

147

Kamerstukken II, 2004-2005, 30107, nr. 2, p 148

Brief van de staatssecretaris van Financiën, 15 juni 2009, kenmerk: DB/2009/227U 149

J.H.A.M. van Helvoirt, E.H.S. Spierts & A.J. Stevens, De Duitse unternehmensteuerreform 2008: een overzicht, WFR 2008/834

150

Wachstumsbeschleunigungsgesetz, BT-Drucks 17/15 151

F.J. Elsweier & J. van Strien, De Duitse earningsstrippingmaatregel: een (goede) optie voor Nederland? WFR 2012/182, p. 5 en M.G.H. Kroon & J. van Strien, Het streven naar grondslagverbreding: is earningsstripping de oplossing?, NTFR 2011/614, paragraaf 3.1.

152

F.J. Elsweier & J. van Strien, De Duitse earningsstrippingmaatregel: een (goede) optie voor Nederland? WFR 2012/182, p. 5

153

M.G.H. Kroon & J. van Strien, Het streven naar grondslagverbreding: is earningsstripping de oplossing?, NTFR 2011/614, paragraaf 3.1.

154

F.J. Elsweier & J. van Strien, De Duitse earningsstrippingmaatregel: een (goede) optie voor Nederland? WFR 2012/182, p. 7

155

41 is te concluderen dat de regeling veel nadelen en voordelen heeft en dat de effectiviteit van de regeling niet hierdoor is te beoordelen.156