• No results found

BESCHRIJVING ONDERZOEKSMETHODE

In document SNEL, INTUÏTIEF & ALTIJD BESCHIKBAAR? (pagina 30-33)

Dit is een exploratief onderzoek – het gebruik van smartphone-apps door de Nederlandse krantensector wordt verkend. Zoals ik in de inleiding al heb beschreven is er wel wetenschappelijk onderzoek verricht naar onderwerpen die aan deze studie gerelateerd zijn, maar niet naar het specifieke onderwerp van dit werkstuk. De focus van het onderzoek ligt dus vooral op het verkennen en in kaart brengen van het smartphone-app aanbod van de Nederlandse krantensector.

Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van deskresearch. Er zijn zowel kwantitatieve als kwalitatieve data verzameld. Er is voor deze methode gekozen omdat op deze manier het doel van het onderzoek accuraat en methodisch kan worden bereikt. Het doel is om in kaart te brengen in hoeverre Nederlandse kranten gebruik maken van smartphone-apps en om te beschrijven in hoeverre deze apps voldoen aan de voorwaarden waaronder gebruikers bereid zijn te betalen voor- en krantenuitgevers kunnen verdienen aan deze producten. Het kwantitatieve onderzoek gaat naar alle betaalde Nederlandse kranten, zowel landelijk als regionaal. Het kwalitatieve onderzoek gaat naar een aantal cases – m.a.w. een aantal geselecteerde apps.

Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een analysemodel. Hoe dit model eruit ziet en hoe het tot stand is gekomen wordt beschreven in paragraaf 3.2, ‘Analysemodel’. De onderzoeksresultaten zijn schematisch beschreven. Aan de hand hiervan zijn de hoofd- en deelvragen beantwoord. Bij de beantwoording van de hoofd- en deelvragen zijn de onderzoeksresultaten gecombineerd om zo per categorie algemene overeenkomsten en verschillen te kunnen beschrijven. Uit de conclusies van het onderzoek zijn aanbevelingen opgesteld voor de Nederlandse krantensector en zijn voorstellen gedaan voor vervolgonderzoek.

3.2 ANALYSEMODEL

De kranten en smartphone-apps worden geanalyseerd aan de hand van een analysemodel, dat bestaat uit verschillende aspecten op basis waarvan de dagbladen en apps gescoord zijn. Dit analysemodel is gebaseerd op verschillende theoretische concepten. Hier moet worden opgemerkt dat de manier waarop het model wordt gebruikt per case kan verschillen. Zie voor een toelichting paragraaf 3.3, ‘Selectie van cases’, onder de kop ‘Kwalitatief onderzoek’.

OPERATIONALISERING NAAR HET ANALYSEMODEL

Het analysemodel kent vier niveaus. De theoretische concepten zijn geoperationaliseerd door ze toepasbaar te maken op kranten en smartphone-apps en ze te vertalen naar verschillende vragen waarmee de dagbladen en apps geanalyseerd kunnen worden. Het volledige analysemodel is te vinden in Appendix A, ‘Analysemodel’.

Het eerste niveau heeft betrekking op het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek en omvat vragen die betrekking hebben op het aanbod van smartphone-apps per krant. Eerst wordt onderzocht of de krant één of meerdere apps aanbiedt. Bij een positief antwoord wordt gevraagd naar de naam van de app, de typering van de app en de platforms waarop de app beschikbaar is. Onder typering wordt de basiscategorie waaronder de app valt verstaan: gaat het om een nieuws-app of om een e-reader app? Hiernaast kan er ook sprake zijn van een special event-app. Onder platforms worden verschillende besturingssystemen voor smartphones verstaan, zoals iPhone, Android, Blackberry, Nokia en Windows Phone. Vervolgens wordt, ook bij een negatief antwoord, onderzocht of de krant een mobiele website aanbiedt. De volgende drie niveaus omvatten het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek. Het tweede niveau omvat vragen die te maken hebben met de algemene voorwaarden (gebruikersgemak) per app. Deze algemene voorwaarden zijn geformuleerd op basis van het 3D-onderzoek (Eyck, 2010), het onderzoek van PwC (PwC, 2010) en uit de beschreven theorieën omtrent de medialogica van online journalistiek (o.a. Dahlgren, 1996; Deuze, 1999; 2003; 2004, Deuze en Dimoundi, 2002; Oblak, 2005; Paulussen,

2004 en Massey en levy, 1999). Eerst worden twee vragen gesteld die betrekking hebben op snelheid. Er wordt onderzocht of het nieuws op de app actueel is en of de app snel laadt – hiermee worden ook artikelen binnen de app bedoeld. Vervolgens worden er vier vragen gesteld die te maken hebben met intuïtiviteit. Er wordt onderzocht of de interface van de app gebruiksvriendelijk is en of de artikelen kort zijn, met de mogelijkheid om door te klikken (hypertext). Bij een positief antwoord op de laatste vraag wordt onderzocht of het om interne of externe hyperlinks gaat. Ook wordt er onderzocht of de app een duidelijk overzicht van het (belangrijkste) nieuws biedt, en in welke categorieën. Tenslotte wordt er een vraag gesteld over offline beschikbaarheid. Er wordt onderzocht of de app offline toegang biedt tot artikelen die eerder zijn ingeladen.

Het derde niveau heeft betrekking op de extra functionaliteiten/mogelijkheden per app. Deze zijn geformuleerd op basis van het 3D-onderzoek (Eyck, 2010), het onderzoek van PwC (PwC, 2010) en uit de beschreven theorieën omtrent de medialogica van online journalistiek (o.a. Dahlgren, 1996; Deuze, 1999; 2003; 2004, Deuze en Dimoundi, 2002; Oblak, 2005; Paulussen, 2004 en Massey en levy, 1999). Eerst worden er drie vragen gesteld die te maken hebben met regionaal/lokaal nieuws. Eerst wordt onderzocht of de app lokaal en/of regionaal nieuws aanbiedt – en zo ja, op welke stad, steden en regio(‘s) dit nieuws betrekking heeft. Ook wordt onderzocht of dit nieuws afhankelijk is van de plaats waar de gebruiker zich bevindt. Vervolgens wordt er vijf vragen gesteld die te maken hebben met individualisering. Er wordt onderzocht of belangrijke berichten “gepushed” worden, en, zo ja, om welke categorie berichten het gaat. Vervolgens wordt onderzocht of de gebruiker zelf kan instellen welke (categorie) berichten voor hem belangrijk zijn. Ook wordt er onderzocht of er sociale media zijn geïntegreerd in de app, of de gebruiker de interface van de app naar eigen voorkeur kan instellen en of de app een indicatie geeft welke berichten de gebruiker al heeft geopend. Tenslotte wordt er onderzocht of de app multimediaal is – d.w.z. of er verschillende mediaformats worden gecombineerd binnen de app.

Het vierde niveau omvat drie vragen die te maken hebben met betaalmodellen. Deze zijn geformuleerd op basis van onderzoek naar nieuwe betaalmodellen achter

smartphone-apps (Andersson en Wolff, 2010; Boogert, 2011). Eerst wordt onderzocht of de app gratis of tegen betaling te downloaden is. Vervolgens wordt onderzocht of de app ook wordt aangeboden in combinatie met andere producten/diensten en zo ja, wat deze productbundeling(en) inhoudt/-houden. Tenslotte wordt onderzocht of er sprake is van in-app betalingen. Wanneer dit het geval is, wordt gecheckt welk in-app betaalmodel achter de app zit: het kiosk- of het freemium-betaalmodel. Wanneer het model is vastgesteld, wordt onderzocht welke content de gebruiker kan kopen en wat deze kost.

In document SNEL, INTUÏTIEF & ALTIJD BESCHIKBAAR? (pagina 30-33)