• No results found

Beschrijvende statistiek, hoofdeffecten en interacties

In document “Wees niet doof voor te luid!” (pagina 53-58)

5. RESULTATEN

5.1 Beschrijvende statistiek, hoofdeffecten en interacties

5. RESULTATEN

5.1 Beschrijvende statistiek, hoofdeffecten en interacties

5.1.1 Geloofwaardigheidscheck

Realistisch Geloofwaardigheid Manipulatie Poster Fysieke dreiging 5.97 (SE =.21) 6.03 (SE =.22) 3.23 (SE =.21)

Sociale dreiging 6.26 (SE =.21) 5.77 (SE =.22) 3.31 (SE =.21)

Folder Fysieke dreiging 5.86 (SE =.21) 5.58 (SE =.22) 3.62 (SE =.21) Sociale dreiging 5.77 (SE =.21) 5.66 (SE =.22) 3.21 (SE =.21)

Totaal Gemiddelde* 5.96 (SD = 1.23) 5.76 (SD = 1.30) 3.35 (SD = 1.24) Tabel 4: Overzicht gemiddelden van de variabelen aangaande de geloofwaardigheid van het

voorlichtingsmateriaal

*Door afronding kunnen de waarden in deze rij iets afwijken van de het gemiddelde van de waarden in de eerste vier rijen

Een voorwaarde voor het interpreteren van de resultaten is dat het gebruikte voorlichtingsmateriaal als realistisch en geloofwaardig beoordeeld wordt. Dit is, zoals tabel 4 laat zien, het geval. Alle gemiddelden (totaal en per groep) betreffende het gepercipieerde realisme en de gepercipieerde geloofwaardigheid liggen ruim boven het natuurlijke middenpunt van de schaal (7-punts). De scores voor wat betreft gepercipieerde manipulatie liggen daarnaast juist onder het middenpunt van de 7-puntsschaal. Een uANOVA laat zien dat het type message design en type dreiging geen invloed hebben gehad op het gepercipieerde realisme, de gepercipieerde geloofwaardigheid of de

gepercipieerde manipulatie. Ook blijken er geen interacties te zijn tussen message design X type fear appeal op realisme, geloofwaardigheid en manipulatie. De verschillende voorlichtingsmaterialen worden wat betreft deze variabelen dus als gelijk ervaren.

5.1.2 Resultaten aangaande de effectiviteit van het voorlichtingsmateriaal

De eerste en meest belangrijke onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal staat is: “Welk type message design (poster met beknopt narratief/folder met volledig narratief) en type dreiging (fysiek/sociaal) zijn het meest persuasief effectief ter preventie van gehoorschade door te luide muziek tijdens het uitgaan?”. Zoals eerder al uitgelegd verwijst persuasief effectief in dit onderzoek in naar de scores op de metingen van attitude en gedragsintentie, aangezien het doel van

voorlichtingscampagnes het creëren van boodschapconsistente attitudes en gedragingen is. In onderstaande tabel worden de gemiddelde scores voor attitude en intentie per groep en in totaal gepresenteerd.

Attitude Intentie Poster Fysieke dreiging 5.10 (SE =.15) 4.05 (SE =.33)

Sociale dreiging 4.90 (SE =.15) 4.16 (SE =.32)

Folder Fysieke dreiging 4.91 (SE =.15) 4.07 (SE =.32) Sociale dreiging 5.10 (SE =.15) 4.07 (SE =.32)

Totaal Gemiddelde 5.00 (SD =.87) 4.09 (SD = 1.88) Tabel 5: Overzicht gemiddelden uitkomstvariabelen attitude en intentie per groep en in totaal

54 De gemiddelde scores (per groep en in totaal) voor wat betreft de attitude en intentie liggen (net) boven het middenpunt van de schaal, wat indiceert dat proefpersonen een positieve houding

hebben aangaande het dragen van oordoppen tijdens het uitgaan ter preventie van gehoorschade en een lichte intentie hebben in de toekomst oordoppen te dragen tijdens het uitgaan.

Om de eerste onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werd er gekeken of er verschillen zijn tussen de vier onderzoeksgroepen voor wat betreft de attitude en intentie aangaande het dragen van oordoppen tijdens het uitgaan. Allereerst werd er een 2 X 2 uANOVA uitgevoerd met message design (poster/folder) en type dreiging (fysiek/sociaal) als onafhankelijke variabelen en attitude aangaande het dragen van oordoppen tijdens het uitgaan als afhankelijke variabele. De uANOVA laat geen hoofdeffecten zien voor wat betreft het type message design (F(1, 136) = .04; p = >.05) of het type dreiging (F(1, 136) = .01; p = >.05) op hun vermogen om positieve attitudes te genereren. Beide typen message design, de poster met beknopt narratief (M = 4.97; SE =.11) en de folder met

uitgebreid narratief (M = 5.00; SE =.10), en beide typen dreiging, fysieke dreiging (M = 4.98; SE =.10) en sociale dreiging (M = 5.00; SE =.10), blijken gelijk te zijn in de bevordering van positieve attitudes aangaande het dragen van oordoppen tijdens het uitgaan. Ook een interactie-effect tussen het type message design X type dreiging op attitude bleef uit (F(1, 136) = 1.35; p = >.05).

Om ook de invloed van het type message design en het type dreiging op de gedragsintentie te achterhalen werd nogmaals een 2 X 2 uANOVA uitgevoerd, dit keer met intentie als afhankelijke variabele. Deze uANOVA laat wederom geen hoofdeffecten zien voor wat betreft het type message design (F(1, 136) = .01; p = >.05) of het type dreiging op intentie (F(1, 136) = .03; p = >.05). Beide typen message design, de poster met beknopt narratief (M = 4.12; SE =.23) en de folder met uitgebreid narratief (M = 4.07; SE =.23), en beide typen dreiging, een fysieke dreiging (M = 4.06; SE =.23) en een sociale dreiging (M = 4.12; SE =.23), blijken gelijk te zijn in het genereren van een (lichtelijk) positieve intentie om in de toekomst oordoppen te dragen tijdens het uitgaan. Net als bij attitude, werd er geen significante interactie gevonden tussen het type message design X

typedreiging op intentie (F(1, 136) = .03; p = >.05).

5.1.2.1 Aanvullende resultaten aangaande de effectiviteit van het voorlichtingsmateriaal

Om deze resultaten verder te onderzoeken en meer inzicht te krijgen in de effecten van het type message design en het type dreiging werd er een serie uANOVA’s uitgevoerd op variabelen die volgens de theorie een belangrijke rol spelen in het verwerkingsproces van fear appeals en/of bij gedragsverandering. Deze variabelen zijn – zoals in paragraaf 4.1 is toegelicht – voornamelijk afkomstig uit het EPPM van Witte (1998) en de TPB van Ajzen (1991).

Poster Folder Totaal

Fysieke dreig. Sociale dreig. Fysieke dreig. Sociale dreig. Gemiddelde* Angst 3.31 (.28) 3.51 (.27) 3.69 (.27) 3.24 (.27) 3.44 (1.61) Ernst 6.62 (.15) 6.37 (.15) 6.41 (.14) 6.43 (.15) 6.45 (.86) Kwetsbaarheid 5.73 (.22) 6.06 (.22) 6.20 (.22) 5.77 (.22) 5.94 (1.29) Responseffectiviteit 6.33 (.20) 6.00 (.19) 5.80 (.19) 6.43 (.19) 6.14 (1.16) Eigeneffectiviteit 5.15 (.24) 5.14 (.23) 5.00 (.23) 5.10 (.23) 5.10 (1.37) Defensieve vermijding 2.28 (.23) 2.36 (.22) 2.50 (.22) 2.14 (.22) 2.32 (1.32) Boodschap minimalis. 2.66 (.26) 2.89 (.26) 3.04 (.26) 3.24 (.26) 2.95 (1.54) Subject. norm vriend. 4.51 (.24) 4.67 (.23) 4.58 (.23) 4.64 (.23) 4.60 (1.37) Subject. norm oordeel 2.82 (.32) 3.13 (.32) 2.76 (.31) 2.80 (.32) 2.88 (1.87) Conversatie-intentie 2.84 (.29) 2.74 (.29) 3.24 (.29) 2.76 (.29) 2.90 (1.71)

55 Tabel 6: Overzicht gemiddelde scores van de variabelen aangaande de persuasieve effectiviteit van het

voorlichtingsmateriaal per groep (+SE) en in totaal (+SD)

*Door afronding kunnen de waarden in deze kolom iets afwijken van de het gemiddelde van de waarden in de eerste vier kolommen

Tabel 6 presenteert de variabelen en de gemiddelde scores van deze variabelen per

onderzoeksgroep. Wat opvalt zijn de scores aangaande de opgeroepen angst. Hoewel dit in de kleinschalige pretest niet het geval was, liggen de gemiddelde scores van de vier onderzoeksgroepen op dit punt allemaal net onder het middenpunt van de schaal. De proefpersonen ervaren dus weinig angst bij het zien/lezen van de fear appeal. Toch ervaren de proefpersonen wel een hoge mate van dreiging. Zowel de scores van gepercipieerde ernst als de scores van gepercipieerde kwetsbaarheid liggen ruim boven het middenpunt van de schaal. Dit indiceert dat proefpersonen gehoorschade ernstig vinden en het waarschijnlijk achten dat zij gehoorschade op kunnen lopen tijdens het uitgaan. Het type message design of type dreiging had geen invloed op deze scores. Ook werd er geen

significant interactie-effect gevonden tussen het type message design X type dreiging op angst, ernst of kwetsbaarheid.

Ook de scores (per groep en totaal) van gepercipieerde effectiviteit (responseffectiviteit en

eigeneffectiviteit) liggen ruim boven het middenpunt van de schaal. Dit wijst erop dat proefpersonen ervan overtuigd zijn dat het dragen van oordoppen het oplopen van gehoorschade tijdens het uitgaan kan voorkomen en dat zij tevens in staat zijn oordoppen tijdens het uitgaan te dragen. Voor wat betreft de responseffectiviteit werd er een significant interactie-effect gevonden tussen het type message design X type dreiging (F(1, 136) = 6,26; p =.01). Om deze interactie te duiden werd er een opvolganalyse gedaan (Independent Sample T-Test). Hieruit bleek dat het effect van het type dreiging alleen significant is voor de folders (uitgebreid narratief) (t (55,80) = -2.51; p = .01), maar niet voor de posters (beknopt narratief) (t (67) = 1.14; p = >.05). In een de folders met een uitgebreide narratieve boodschap leidt een sociale dreiging (M = 6.43; SE =.13) tot een hogere gepercipieerde responseffectiviteit dan een fysieke dreiging (M = 5.80; SE =.22). Het type message design of type dreiging had echter geen invloed op de gepercipieerde eigeneffectiviteit. Zowel de hoofdeffecten als de interactie tussen type message design X type dreiging op gepercipieerde eigeneffectiviteit traden niet op.

De gemiddelde scores voor wat betreft defensieve vermijding als boodschap minimalisatie liggen – zoals is af te lezen in tabel 6 – onder het middenpunt van de schaal. Dit indiceert dat proefpersonen geen tot weinig defensieve reacties vertoonden. Een uANOVA toont aan dat er geen hoofdeffect is voor wat betreft het type message design, noch het type dreiging. Ook werd er geen significant interactie-effect gevonden tussen type message design X type dreiging op defensieve vermijding of boodschap minimalisatie.

Tenslotte werd er nog gekeken naar de effecten van het type message design en type dreiging op de subjectieve norm (volgens de TPB een belangrijke determinant van gedragsintenties) en conversatie- intentie. Kijkend naar de gemiddelden valt allereerst op dat proefpersonen denken dat hun vrienden het verstandig en goed vinden wanneer zij oordoppen dragen tijdens het uitgaan (M = 4.60; SD = 1.37), maar dat de proefpersonen tegelijkertijd ook weinig waarde hechten aan het oordeel van vrienden of andere mensen (M = 2.88; SD = 1.87). De conversatie-intentie van de proefpersonen om in de toekomst met iemand over gehoorschade door te luide muziek of het dragen van oordoppen

56 tijdens het uitgaan te praten is laag, gezien de gemiddelde scores (ruim) onder het middenpunt van de schaal liggen. Voor wat betreft deze variabelen maakt het wederom geen verschil aan welk type message design of aan welk type dreiging de proefpersonen zijn blootgesteld. Er werden namelijk geen significante hoofdeffecten gevonden van type message design of type dreiging op zowel de subjectieve norm vrienden, de subjectieve norm oordeel als de conversatie-intentie. Ook significante interactie-effect tussen het type message design X type dreiging op deze variabelen werden niet gevonden.

5.1.3 Resultaten aangaande de betrokkenheid bij het voorlichtingsmateriaal

Ook de variabelen identificatie en transportatie (cognitieve en emotionele betrokkenheid bij

personages en gebeurtenissen in de tekst) spelen een belangrijke rol in dit onderzoek, aangezien een hoge mate van identificatie en transportatie de persuasieve effectiviteit van het voorlichtings-materiaal kan verhogen. Omdat, ter herhaling, nog onduidelijk is hoe uitgebreid een narratief moet zijn voordat identificatie en transportatie en de effecten daarvan optreden, is het interessant om te kijken wat het effect van de manipulatie ‘type message design’ is geweest op deze variabelen. Ook wordt gekeken of het type dreiging nog van invloed is geweest op de mate van identificatie en transportatie. De onderzoeksdeelvraag die in deze paragraaf centraal staat luidt dan ook: “Wat is de invloed van het type dreiging, maar vooral het type message design op identificatie en transportatie (en mogelijke effecten daarvan)?” Onderstaande tabel laat de gemiddelde scores voor identificatie en transportatie per groep en in totaal zien.

Identificatie Transportatie Poster Fysieke dreiging 5.06 (SE =.20) 3.97 (SE =.18) Sociale dreiging 5.01 (SE =.19) 4.24 (SE =.17)

Folder Fysieke dreiging 5.37 (SE =.19) 4.58 (SE =.17) Sociale dreiging 5.20 (SE =.19) 4.32 (SE =.17)

Totaal Gemiddelde 5.16 (SD = 1.13) 4.28 (SD = 1.03)

Tabel 7: Overzicht gemiddelde scores van de variabelen aangaande identificatie en transportatie per groep en in totaal

Tabel 7 laat zien dat de proefpersonen zich konden identificeren met het personage in de

voorlichtingsboodschap. De gemiddelde scores per groep en in totaal liggen boven het middenpunt van de schaal. Kijkend naar de gemiddelde score van alle proefpersonen betreffende de mate van transportatie, valt op dat de mate van transportatie in de narratieve wereld niet erg hoog is geweest. De score in de onderzoeksgroep poster met beknopt narratief/fysieke dreiging ligt zelfs onder het middenpunt van de schaal. Of het type message design of type dreiging daadwerkelijk significante invloed heeft gehad op deze score en andere scores wordt met behulp van uANOVA’s getest. Allereerst werd er wederom een 2 X 2 uANOVA uitgevoerd met message design en type dreiging als onafhankelijke variabele en identificatie met het personage in het voorlichtingsmateriaal als

afhankelijke variabele. De toets laat geen hoofdeffect zien voor wat betreft het type message design (F(1, 136) = 1.70; p = >.05) of het type dreiging (F(1, 36) =.33; p = >.05) op de mate van identificatie met het personage in de voorlichtingsboodschap. Beide typen message design, de poster met beknopt narratief (M = 5.03; SE =.14) en de folder met uitgebreid narratief (M = 5.29; SE =.14), en beide typen dreiging, een fysieke dreiging (M = 5.22; SE =.14) en een sociale dreiging (M = 5.11; SE =.14), blijken gelijk te zijn in de mate waarin identificatie met het personage in de tekst opgeroepen

57 wordt. Ook trad er geen interactie-effect op tussen het type message design X type dreiging op identificatie (F(1, 36) = .10; p = >.05).

Om ook de invloed van message design en type dreiging op transportatie te achterhalen werd nogmaals een 2 X 2 uANOVA uitgevoerd, dit keer met transportatie in de narratieve wereld als afhankelijke variabele. Het resultaat van deze toets laat een hoofdeffect zien voor het type message design (F(1, 36) = 3.91; p = .05). Blootstelling aan een folder met volledig narratief (M = 4.45; SE =.12) leidt tot een hogere mate van transportatie in de narratieve wereld dan blootstelling aan een poster met een beknopt narratief (M = 4.11; SE =.12). Er trad echter geen hoofdeffect op voor wat betreft het type dreiging (F(1, 36) = .001; p = >.05). Ook het interactie-effect tussen het type message design X type dreiging op transportatie bleef uit (F(1, 36) = 2.33; p = >.05).

5.1.3.1 Aanvullende resultaten aangaande de betrokkenheid bij het voorlichtingsmateriaal

Mogelijke effecten van identificatie en transportatie zijn onder andere het reduceren van weerstand en oproepen van sterke emoties. Aanvullend wordt gekeken of het type message design en het type dreiging hier invloed op hebben uitgeoefend, door nogmaals een serie uANOVA’s uit te voeren. In tabel 8 zijn de gemiddelde scores van de mate van counterarguing en de bij de proefpersonen al dan niet opgeroepen emoties weergegeven.

Poster Folder Totaal

Fysieke dreig. Sociale dreig. Fysieke dreig. Sociale dreig. Gemiddelde* Counterarguing 1.99 (.22) 2.71 (.22) 2.58 (.22) 2.27 (.22) 2.39 (1.31) Ongerustheid 4.10 (.27) 4.44 (.26) 4.86 (.26) 4.16 (.26) 4.40 (1.57) Afkeer 2.14 (.20) 2.53 (.20) 2.28 (.20) 2.28 (.20) 2.31 (1.18) Boosheid 1.85 (.22) 2.61 (.22) 2.20 (.22) 2.40 (.22) 2.27 (1.31) Bedroefdheid 2.41 (.26) 3.29 (.26) 2.91 (.25) 2.31 (.26) 2.73 (1.54) Verwarring 2.06 (.25) 2.79 (.25) 3.40 (.25) 3.03 (.25) 2.83 (1.54) Verbazing 2.16 (.27) 2.87 (.26) 3.47 (.26) 3.14 (.64) 2.92 (1.62) Geluk 1.68 (.21) 1.90 (.21) 2.02 (.21) 2.04 (.21) 1.91 (1.24) Compassie 4.39 (.27) 4.42 (.26) 5.22 (.26) 4.86 (.26) 4.73 (1.58) Tabel 8: Overzicht gemiddelde scores van de variabelen aangaande betrokkenheid bij het

voorlichtingsmateriaal per groep (+SE) en in totaal (+SD)

*Door afronding kunnen de waarden in deze kolom iets afwijken van de het gemiddelde van de waarden in de eerste vier kolommen

In alle onderzoekscondities bleef de mate van counterarguing ver onder het middenpunt van de schaal. Dit indiceert dat de proefpersonen in alle onderzoekscondities weinig weerstand boden tegen de voorlichtingsboodschappen, in de zin van dat ze weinig argumenten tegen het standpunt in de tekst bedachten. Een uANOVA laat een significant interactie-effect zien tussen het type message design X type dreiging op de mate van counterarguing (F(1, 36) = 5.50; p =.02). Er werd een opvolganalyse gedaan (Independent Sample T-test) om deze interactie te duiden. Hieruit blijkt dat het effect van het type dreiging alleen significant bij de posters met beknopt narratief (t (62.97) = -2.57; p =.01), maar niet in de folders met uitgebreid narratief (t (69) =.93; p = >.05). Op een poster leidt een fysieke dreiging (M = 1.99; SE =.22) tot minder argumentatie tegen de claim in de

gezondheidsboodschap dan een sociale dreiging (M = 2.71; SE =.22).

Kijkend naar de metingen van emoties valt op dat slechts twee emoties, zowel per onderzoeks-conditie als in totaal, boven het middenpunt van de 7-puntsschaal scoren. Namelijk: ongerustheid (M

In document “Wees niet doof voor te luid!” (pagina 53-58)