• No results found

Naast de storingsbronnen zitten er ook beperkingen aan het onderzoek. Allereerst moet gesteld worden dat niet in elke casus de bestuurder en de intern toezichthouder gesproken is. Daarmee wordt de werkrelatie van één kant bekeken, waardoor er wellicht geen waarheidsgetrouw beeld naar voren is gekomen. Er is immers geen manier om eventuele opvattingen te weerleggen. Daarnaast is bij sommige casussen een oud-bestuurslid of toezichthouder gesproken tegenover een nieuw bestuurslid of toezichthouder. Hiermee wordt in feite niet de werkrelatie tussen beiden besproken, maar de oude en de nieuwe situatie besproken. Hier tegenover staat dat dit wel interessante resultaten heeft opgeleverd.

In geen enkele casus elk item besproken. Hieruit kan worden afgeleid dat er te veel indicatoren gevraagd moest worden in de beperkte tijd van het interview. Om dit te ondervangen was een checklijst of alles behandeld in het interview behandeld is aan het einde een goede toevoeging geweest om te zorgen dat alle items gevraagd waren. Een andere mogelijkheid om dit te ondervangen was een vervolginterview geweest.

3.8 Samenvatting

In dit hoofdstuk is de aandacht gevestigd op de methodologische keuzes. Het onderzoek heeft een deductief karakter en het onderzoeksdesign behelst een meervoudige casestudie. Er zijn in totaal 12 casussen geselecteerd op basis van inhoudelijke en pragmatische gronden. Er is gekozen voor 9 onderwijsstichtingen met een CvB–RvT model, waarbij zij 5 tot 9 scholen of 10 tot 20 scholen onder zich hebben. Hier zijn er twee eenpitter verenigingen aan toegevoegd en een stichting met een RvB-model. Qua denominatie is het onderscheid niet verder gegaan dan openbaar of bijzonder onderwijs.

In totaal zijn negen bestuurders en negen intern toezichthouders geïnterviewd. Daarbij hebben er drie interviews plaatsgevonden met medewerkers van de landelijke vereniging de PO-raad, de VTOI en het PVM. De dataverzameling heeft voornamelijk bestaan uit semigestructureerde interviews met bestuurders en toezichthouders. De antwoorden op de vragen zijn letterlijk uitgewerkt en op basis van deze uitwerking zijn casusbeschrijvingen gemaakt waarop de het resultatenhoofdstuk en de analyse is gebaseerd.

Het gebruik van semigestructureerde interviews, het spreken van beide partijen in een zestal casussen en het valideren van de gespreksverslagen door de geïnterviewde zijn de interne validiteit ten goede gekomen. Het minder gestandaardiseerde karakter heeft ook een nadeel, niet elk

element in elk interview is hetzelfde zijn behandeld, wat nadelig is voor de validiteit.

De externe validiteit in dit onderzoek is laag vanwege de enorme onderzoekspopulatie, maar in het achterhoofd moet gehouden worden dat het niet de intentie had om de uitkomsten van de

casestudie te generaliseren.

De betrouwbaarheid hangt van de nauwkeurigheid en consistentie waarmee de variabelen worden gemeten. In dit onderzoek is gepoogd de betrouwbaarheid te versterken door de vijf thema’s van Moeskops uit te werken met verschillende indicatoren, door een interviewhandleiding te gebruiken en door het beschrijven van de keuzes waarop de casusselectie heeft plaatsgevonden.

Een belangrijke storingsbron in dit onderzoek waar tot op zekere hoogte rekening mee is

gehouden, zijn sociaal wenselijke antwoorden. Deze zijn tegen gegaan door in een zestal casussen beide partijen van de werkrelatie te spreken. De antwoorden uit de zes casussen waar beide partijen elkaar tegen spraken, zijn in de resterende casussen met kritische blik bekeken en vergeleken met elkaar. Net als elk ander onderzoek heeft ook dit onderzoek zijn beperkingen. Zo zijn niet in alle casussen het CvB en de RvT gesproken, was er sprake van ‘oude’ of ‘nieuwe’ situaties en waren er te veel indicatoren voor één interview. Nu de het onderwerp is

geïntroduceerd, de theoretische basis gelegd is en de methodologische keuzes toegelicht zijn, worden in het volgende hoofdstuk de resultaten weergegeven.

H4. Resultaten

In de 21 interviews is er veel informatie verzameld. In dit hoofdstuk wordt die informatie uit de verschillende casussen per thema beschreven. Dit is gebaseerd op de casusbeschrijvingen, die op hun beurt gebaseerd zijn op de (letterlijke) uitwerking van de interviews die geverifieerd zijn bij de respondenten. De casusbeschrijvingen zijn te vinden in bijlage 4, waarin per casus de precieze uitwerkingen van de thema’s en indicatoren staan. Hier kan in dit hoofdstuk naar verwezen

worden. Om de resultaten te kunnen plaatsen is het van belang dat de lezer de achtergrond van de casussen weet. Daarom begint het hoofdstuk met een korte achtergrondschets per casus. Deze staan ook in de casusbeschrijvingen. Aan het begin van dit hoofdstuk moet een kanttekening gemaakt worden. Antwoorden van respondenten kunnen altijd een vleugje van het sociaal wenselijke bevatten (zoals besproken in hoofdstuk 3). Zo worden bijvoorbeeld begrippen als confrontatie en conflicten gemeden en omgevormd naar ‘stevige gesprekken’.

Tijdens de interviews en het uitwerken daarvan zijn een aantal dingen opgevallen die vooraf genoemd moeten worden. Zo blijkt dat de rollen en positie van de bestuurder bij de meeste

casussen niet behandeld is. Een eerste verklaring is tijdgebrek, maar veel belangrijk lijkt te zijn dat de rollen en positie van de intern toezichthouder meer vragen oproept en als belangrijker thema wordt gevoeld. Dit is vreemd, bekeken in het licht van de recente gebeurtenissen waar ook de rol van bestuurder centraal staat. Aan de andere kant lijkt het voor zowel bestuurders als intern toezichthouders duidelijk te zijn wat de rollen en taken van de bestuurder zijn.

Daarnaast is een aantal items bij de interviews niet behandeld zijn. Zo is ‘schakelen tussen posities en rollen’ bij casus 10, 11 & 12 niet aan de orde gekomen. Dit is te verklaren doordat de eerste vier items van posities en rollen veel tijd in beslag hebben genomen. Door de onderzoeker is de keuze gemaakt om minder aandacht aan het laatste item te besteden zodat de andere thema’s ook aan bod konden komen.

Ten derde is het item ‘zwakke signalen’ dat binnen het thema balans valt slechts in twee casussen besproken. Dit item heeft sterk verband met de informatiestroom, immers, zonder informatie geen signalen. Daarom wordt het item binnen de informatiestroom benoemd bij de twee casussen en wordt het als op zichzelf staand item verwijderd. Er is geen duidelijke reden waarom dit item minder behandeld is. Ook hier zou tijdgebrek een rol gespeeld kunnen hebben. Een meer

inhoudelijke reden zou kunnen zijn dat toezichthouders zich niet bewust zijn van zwakke signalen, omdat men hier nooit mee geconfronteerd is.

Ten vierde valt op dat de casussen waarin een van de twee partijen gesproken is, er vaker items niet behandeld zijn. Met name bij casus 10 en 12 zijn een aantal items niet behandeld. Dit komt enerzijds doordat er uit twee interviews meer informatie geput kan worden dan uit een interview. Daarnaast is met betrekking tot casus 10 en 12 het feit dat dit een van de eerste interviews waren en dit invloed heeft gehad op het vermogen om doorvragen van de onderzoeker.

Dit hoofdstuk begint met korte achtergrondschetsen van de 12 casussen. Daarna wordt, in paragraaf 4.2 tot en met 4.6 de opbouw van de vijf thema’s van Moeskops (2008) aangehouden. Elk thema wordt besproken in drie delen op basis van een splitsing van de casussen. In de eerste vijf casussen zijn zowel het CvB als de RvT gesproken, daarom worden zij als een groep

beschouwd. De tweede groep wordt gevormd door de casussen 6 tot en met 9, omdat hier één van de partijen (CvB of RvT) gesproken is. De laatste groep wordt gevormd door de casus met het RvB-model, en de twee eenpitter verenigingen. Dit vanwege de andere aard van het onderliggende (juridische) bestuursmodel. Al deze resultaten zijn samengevat in de resultatentabel (paragraaf 4.7), waarbij waarden zijn toegekend aan de mate van effectiviteit per casus per indicator. Na de weergave van de resultatentabel volgt een samenvatting van de resultaten uit de interviews met landelijke partijen namelijk de VTOI, de PO-raad en de PVM. Tot slot is een opsomming gemaakt van aanvullende thema’s die door respondenten zelf genoemd zijn. Afgesloten wordt met een samenvatting.