• No results found

Benoeming bijzondere curator

In document Het effectueren van het omgangsrecht (pagina 31-35)

4.3 Burgerlijk Wetboek

4.3.7 Benoeming bijzondere curator

Op grond van art. 1:250 BW kan een rechter ten behoeve van het kind een bijzondere curator benoemen, dit op verzoek van belanghebbenden (ouders of het kind zelf) of ambtshalve. De bijzondere curator behartigt de belangen van het kind in en buiten rechte. De bijzondere curator kan de positie van het kind tijdens een procedure verbeteren. Een bijzondere curator kan ieder natuurlijk persoon zijn, de wet stelt geen eisen aan de bijzondere curator.140 De gerechten hebben richtlijnen opgesteld voor de benoeming van een bijzondere curator, die de belangen van het kind behartigt in familiezaken. In deze richtlijn staat wanneer een bijzondere curator wordt benoemd en welke taak de bijzondere curator heeft.141

De bijzondere curator kan benoemd worden in situaties bij omgang en gezag bij echtscheidingen, ondertoezichtstellingen, uithuisplaatsingen, onderwijs en medische situaties.142 Een kind is vaak onderwerp van de strijd tussen de ouders, hierdoor kan het belang van het kind uit het oog worden verloren. Daarom is bij de wetswijziging in 2009 de benoeming van een bijzondere

137

HR 13 april 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1009, NJ 2002/4 .

138

Asser/de Boer 2010, nr. 845, Hof Arnhem 17 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3464.

139 HR 13 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1073, NJ 2002/5. 140 Kamerstukken II 2006-2007, 30145, nr.6, p. 21.

141 Richtlijn bijzondere curator: https://www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/Onderwerpen/Bijzondere-curator

curator vergemakkelijkt. Niet alleen de kantonrechter is vanaf dan bevoegd tot benoeming van een bijzondere curator, maar alle rechters zijn bevoegd tot benoeming.143

Wanneer een contactregeling niet wordt nagekomen, kan de rechter een bijzondere curator toewijzen als er sprake is van een strijd tussen de belangen van de kinderen en de met het gezag belaste ouder. De bijzondere curator kan het kind ondersteunen bij het voeren van gesprekken met zijn ouders over bijvoorbeeld het ouderschapsplan en hij kan het kind er bijvoorbeeld op wijzen dat het kind recht heeft op contact met beide ouders. Ook kan een bijzondere curator deelnemen aan de gesprekken van de ouders met de mediator. 144 Indien deze gesprekken niet tot het gewenste resultaat leiden, kan de bijzondere curator het kind ook ondersteunen bij het

zelfstandig aanvragen van een regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag of een verzoek om de vader of de moeder alleen met het gezag te belasten.145 Een voorbeeld van ondersteuning van een bijzondere curator bij het voeren van gesprekken is een uitspraak in 2014 van het Hof Amsterdam. In casu werkte de moeder niet mee aan de omgangsregeling en maakte ze de vader zwart bij de kinderen. Hierdoor konden de kinderen geen oordeel vormen over de omgang met hun vader. De bijzondere curator kreeg in casu als taak de belangen van de kinderen te waarborgen, door middel van gesprekken met de kinderen om te onderzoeken welke vorm van contact er mogelijk was met de vader.146

4.4 Strafrecht

Het strafrecht wordt vaak ingezet met betrekking tot omgang, vooral bij ontvoeringszaken. In deze gevallen gaat het om vaders die hun kinderen niet of niet op tijd terug terugbrengen bij hun moeders.147 Sinds 2005 wordt art. 279 Sr. ook ingezet om te dwingen een omgangsregeling na te komen. Art. 279 Sr bepaalt dat: “Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit des bevoegd over hem uitoefent, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.”

Over het inzetten van art. 279 Sr. als dwangmiddel wordt door verschillende partijen verschillend gedacht. Zo strijden SOS Papa en de Stichting Samenwerkingsverband Familierecht voor

effectieve sancties op het niet nakomen van een omgangsregeling, zoals ook de inzet van het

143

Kamerstukken II 2004-2005, 30145, nr. 3, p. 7.

144 Kamerstukken II 2006-2007, 30145, nr. 6, p. 22. 145 Kamerstukken II 2004-2005, 30145, nr. 3, p. 7.

146 Hof Amsterdam 25 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:917.

strafrecht.148 Uit de Parlementaire Geschiedenis van art. 1:377a BW blijkt dat strafrechtelijke sancties niet in het belang van het kind werden geacht. De minister vond dat er kon worden volstaan met de middelen in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering.149 Het Vader Kennis Centrum geeft daarentegen het advies tot het doen van aangifte bij gezamenlijk gezag en bij het niet nakomen van de omgangsregeling tegen de ouder die zich niet aan de omgangsregeling houdt bij politie en justitie.150. In verschillende uitspraken is namelijk de niet meewerkende ouder veroordeeld op grond van dit artikel.

Door de Hoge Raad is bepaald dat het niet houden aan de omgangsregeling ook strafbaar is op grond van art. 279 Sr, namelijk het onttrekken van het kind aan het gezag of opzicht van degene die desbevoegd over hem uitoefent.151 Hierna is door rechtbanken en gerechtshoven verschillend geoordeeld over de toepassing van art. 279 Sr. als dwangmiddel. In 2007 oordeelde het Hof Amsterdam dat ervoor gewaakt moest worden dat de inzet van politie en justitie wordt gebruikt als middel bij geschillen tussen partners, maar achtte de vervolging desondanks opportuun en legde 30 uur taakstraf op.152 In 2012 oordeelde het Hof Amsterdam anders: het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, maar legde geen straf of maatregel op. Hoewel de vrouw gehouden was aan medewerking aan de vastgestelde

omgangsregeling, was het niet altijd eenvoudig geweest om hier medewerking aan te verlenen. Zij had in de gegeven omstandigheden het beste ervan proberen te maken.153 In datzelfde jaar oordeelde het Hof Amsterdam weer anders. Het hof oordeelde dat het de bedoeling van de

wetgever was, dat het naleven van een omgangsregeling in beginsel dient te worden gehandhaafd door middel van civiele maatregelen. Een aparte strafbaarstelling is door de wetgever vooralsnog niet overwogen en daarom was er geen sprake van opzettelijke onttrekking aan het wettelijk gezag of toezicht op grond van art. 279 Sr.154 Terwijl het Hof Leeuwarden een moeder die niet meewerkte aan een omgangsregeling, wel veroordeelde tot een werkstraf van 60 uur. De moeder heeft willens en wetens niet meegewerkt aan de vastgestelde omgangsregeling. Zij heeft het kind bewust niet afgegeven aan de vader en hiermee de beslissende invloed gehad op de scheiding tussen de vader en het kind.155 Deze wisselende uitspraken stroken niet met de eerdere uitspraak 148 Kamerstukken II 2003–2004, 29 520, nr. 6. 149 Kamerstukken II, 1993-1994, 23003, nr. 5, p. 1. 150 “Aangifte-onttrekking-ouderlijk-gezag”, www.vaderkenniscentrum.nl. 151 HR 15 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8250.

152 Vos 2009 en Hof Amsterdam 15 januari 2007, rek. nr. K06/11366. 153 Hof Amsterdam 27 april 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW4482. 154 Hof Amsterdam 20 maart 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0594

van de Hoge Raad in 2005. Er wordt dan ook verschillend gedacht over de mogelijkheid of het strafrecht daadwerkelijk ingezet kan worden als dwangmiddel voor het effectueren van het omgangsrecht.

In document Het effectueren van het omgangsrecht (pagina 31-35)