• No results found

Beleidsvariant 4 – Versmallen (‘terug naar de oorsprong’)

N. B. Bij alle bovenstaande punten dient wel een belangrijke kanttekening te worden geplaatst dat al dit onderzoek niet specifiek is gericht op agentschappen maar op

2. Verbreden (‘naar een regeling op hoofdlijnen met keuzevrijheid ’) Deze variant stelt dat een fundamentele aanpassing van het model

5.5 Beleidsvariant 4 – Versmallen (‘terug naar de oorsprong’)

5.5.1 Kern beleidsvariant

Binnen deze beleidsvariant wordt de oorspronkelijke doelstelling van het agent-schapsmodel (bevorderen van doelmatige bedrijfsvoering) weer centraal gezet. Dit betekent dat de regeling dusdanig wordt ingericht en aangescherpt dat de modelei-genschappen, instrumenten als instellingsvoorwaarden zich sterker gaan richten op het creëren van aantoonbare doelmatigheidswinst. Dit richt zich ook op betere infor-matievoorziening om doelmatigheid ook te kunnen meten. Organisaties die zich niet

lenen om een doelmatige bedrijfsvoering te realiseren komen niet (langer) in aan-merking voor de agentschapsvorm en worden/blijven dan wel regulier dienstonder-deel, dan wel een andere organisatievorm. Het aantal agentschappen wordt dan substantieel kleiner.

Binnen deze variant is het nog de vraag hoe de verbeteringen uit variant ‘Verbete-ren’ zich verhouden tot de versmalling van het agentschapsmodel. Zo wordt in die variant gezocht naar ruimte om knelpunten op te lossen. Deze variant gaat ervan uit dat knelpunten niet spelen bij de agentschappen die onder het nieuwe regime val-len, waarmee die verbeteringen overbodig zijn. Dit komt bijvoorbeeld terug bij het knelpunt van de koppeling van de bekostiging op de verantwoording. Wanneer er al-leen agentschappen zijn die bekostigd worden op basis van P*Q, dan is hier ook een oplossing voor gevonden.

Hierbij is aan te merken dat deze variant geen oplossing biedt voor de agentschap-pen die buiten deze versmalling vallen. Voor een deel van de bevindingen moeten nog aanvullende maatregelen uitgewerkt worden om ook die aan te pakken.

5.5.2 Eigenschappen beleidsvariant

De agentschapsvorm blijft gestoeld op basis van de uitgangspunten van het princi-paal-agent-model en is bedoeld om zoveel als mogelijk het mechanisme en de prik-kels van marktwerking binnen de overheid door te voeren. Deze organisatievorm is derhalve bedoeld voor die overheidsorganisaties die zich ook lenen voor deze markt-mechanismes (vraag & aanbod/winst & verlies /realiseren van doelmatige bedrijfs-voering). Hierbij valt primair te denken aan overheidsorganisaties die interne dien-sten of producten leveren binnen het Rijk (o.a. ICT, facilitair, facturatie, UBR), dan wel organisaties die concrete diensten aan de samenleving of individuen leveren (ta-rief-gestuurde organisaties).

De regeling krijgt een meer gesloten en exclusief karakter dan momenteel het geval is. Hoewel binnen de huidige regeling ook instellingscriteria zijn, is het soort organi-saties dat momenteel agentschap is zeer divers (qua omvang, taak, arbeids-/kapi-taalintensiteit, et cetera).

Voor de instellingsvoorwaarden wordt aangesloten op de huidige voorwaarden, waaronder de minimale omvang van omzet (€ 50 miljoen) en de grens van 5% af-schrijvingskosten. De instellingsvoorwaarden worden aangescherpt op het kunnen voldoen aan output-financiering (PxQ). Organisaties die geen duidelijke product- en/of dienstverlening voortbrengen (taak- of inputfinanciering) lenen zich niet voor de agentschapsvorm.

De rollen in de driehoek worden versterkt zodat het spel van vraag (opdrachtgever) en aanbod (opdrachtnemer) maximaal tot zijn recht komt. Dit betekent ook dat de sturingsinformatie verbeterd moet worden om op een goede wijze te kunnen sturen op doelmatigheid. Waar veel studies en doorlichtingen moeite hebben om doelmatig-heid te meten en aan te tonen, wordt dit binnen deze variant versterkt. Dit kan door strakker voor te schrijven welke doelmatigheidsindicatoren moeten worden gehan-teerd, waarbij rekening gehouden moet worden met de vergelijkbaarheid over jaar-grenzen heen, met andere soortgelijke agentschappen en met de private sector.

De verslaggevingsregels zijn gebaseerd op de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving (RJ). Overheidsorganisaties dienen hier – net als bedrijven – aan te voldoen. Uitzon-deringen wordt zo min mogelijk toegestaan. De optie van kasverplichtingen-agent-schap wordt geschrapt aangezien deze minder bijdraagt aan het realiseren van doel-matige bedrijfsvoering dat het baten-lasten-agentschap.

Voor deze beleidsvariant dient de Regeling agentschappen te worden aangepast, waarbij met name naar de instellingsvoorwaarden gekeken dient te worden. Tevens dient te worden afgesproken hoe de huidige agentschappen die niet aan de instel-lingsvoorwaarden voldoen worden omgevormd. Het ligt in de rede dat de agent-schappen waarvan activiteiten in mindere mate passen bij de bedrijfsmatige logica, overstappen naar een andere organisatievorm. Zij kunnen samenwerkingsovereen-komsten sluiten, passend bij hun situatie en in lijn met een mogelijk op te stellen publieke governance code.

Aangezien de focus van deze beleidsvariant op doelmatigheid ligt, ligt het in de rede om de (beleids-)verantwoordelijkheid voor de Regeling agentschappen bij het Minis-terie van Financiën te houden.

5.5.3 Voordelen beleidsvariant

Deze beleidsvariant heeft de volgende voordelen:

 Meer onderscheidend vermogen

Op deze wijze is de organisatievorm van agentschap (zoveel als mogelijk) onderscheidend aan andere organisatievormen binnen de Rijksoverheid (o.a.

reguliere dienstonderdelen, zbo’s). Het agentschapsmodel heeft één duide-lijke doelstelling en is derhalve ook bedoeld voor die organisaties die zich kunnen verhouden tot het realiseren van dit doel;

 Meer ordening

In lijn met het vorige punt draagt deze variant ook bij aan een ordening bin-nen het rijksbrede organisatielandschap: binbin-nen het landschap van over-heidsorganisaties zijn voor de organisaties die volledig onder ministeriële verantwoordelijkheid vallen twee soorten te onderkennen35:

1) Agentschappen (puur gericht op de doelmatige bedrijfsvoering):

2) Reguliere diensten (alle andere overheidsorganisaties).

 Hogere mate van bevorderen doelmatigheid

Belangrijkste voordeel is dat op deze wijze zoveel als mogelijk de doelmatig-heid wordt bevorderd. Dit dient zowel te leiden tot het verlenen van dezelfde dienstverlening tegen lagere kosten, dan wel tot betere dienstverlening te-gen dezelfde kosten.

5.5.4 Nadelen beleidsvariant

Deze beleidsvariant heeft de volgende nadelen:

 Hoge transitiekosten

Binnen deze beleidsvariant zullen de huidige agentschappen die niet voldoen aan de nieuwe instellingsvoorwaarden worden omgevormd tot een regulier dienstonderdeel dan wel zbo. Dit leidt tot (hoge) transitiekosten omdat dit betekent dat deze diensten bijvoorbeeld naar een ander verslaggevingsstel-sel over dienen te gaan (aanpassen ICT, opleiding personeel). Deze variant geeft geen kant en klare route voor het uitstappen uit het model. Om transi-tiekosten te voorkomen zou er bijvoorbeeld voor gekozen kunnen worden dat de wijzigingen alleen van toepassing zijn op nieuwe agentschappen en dat de huidige agentschappen blijven bestaan. Hiermee wordt echter de va-riant ondermijnd.

35 Bij het uitwerken van deze beleidsvarianten wordt de organisatievorm ‘sui generis’ buiten beschouwing gelaten

 Onvoldoende aandacht voor publieke waarde

Deze variant biedt geen aangrijpingspunten voor het bevorderen van de breed gedragen behoefte om in de uitvoering meer de focus te leggen op publieke waarde of hier invulling aan te geven, hoewel bij de agentschappen die binnen deze variant blijven bestaan de koppeling van doelmatigheid aan publieke waarde een-op-een is.

 Onvoldoende oplossingen

Niet alle bevindingen worden hiermee opgelost. Voor de agentschappen die buiten de smalle scope van deze variant vallen biedt het nog geen oplossin-gen. Een voorbeeld zou kunnen zijn dat per agentschap de afweging moet worden gemaakt om dit óf naar de markt te brengen, óf als dienstonderdeel verder te gaan.

 Uitvoerbaarheid

Er is nog veel onzekerheid over uitvoering van deze variant

Er zijn veel aspecten onduidelijk over een mogelijke uitvoering van deze va-riant. Zo moet een keuze worden gemaakt hoe wordt bepaald welke agent-schappen binnen de versmalling vallen en kunnen blijven bestaan en welke agentschappen erbuiten vallen. Er is nog onvoldoende zicht op welke organi-satievorm het meest passend is voor de agentschappen die erbuiten vallen.

Groeivariant – naar een verdere versmalling

Binnen bovenstaande variant wordt met name gekeken naar overheidsorganisa-ties die zich kunnen verhouden tot het op een bedrijfsmatige/ doelmatige wijze.

Het is mogelijk om deze scope nog verder te versmallen naar alleen die organisa-ties die interne dienstverlening leveren binnen de overheid (bv. ICT, facilitair, huisvesting, consultancy). Dit omdat overheidsorganisaties die diensten aan de samenleving dan wel direct aan individuen leveren zich beter laten aansturen op basis van publieke waarde en dus minder geschikt zijn om primair op doelmatig-heid te worden aangestuurd.