• No results found

Behoefte aan informatie over de fauna bij planning, realisatie en beheer van wegen

SOORTGERICHT Simulatiemodellen

3.4 Informatiebehoefte, gebruikerswensen en praktijkervaringen van DWW als criterium

3.4.1 Behoefte aan informatie over de fauna bij planning, realisatie en beheer van wegen

De manier waarop er gebruik gemaakt wordt van de onderzoeksresultaten binnen Rijkswaterstaat hangt samen met de gevolgde methode voor planning, inrichting en beheer van wegen. Hierbij is op verschillende momenten informatie over de fauna gewenst. In de beheersplanning van wegen worden verschillende planniveaus onderscheiden die overeenkomen met drie fasen in het planvormingsproces: plannings-, realisatie- en eindfase (Tabel 14).

De informatiebehoefte en de daaruit volgende beslissingen met betrekking tot de fauna verschillen per fase. Specialistische ecologische kennis wordt in het planvormingsproces als onontbeerlijk beschouwd. Toetsing en evaluatie van beslissingen die genomen worden door specialisten kunnen mogelijkerwijs ondersteund worden door modellen en/of direct toepasbare kennis over de habitat- en corridorfunctie van bermen voor de fauna.

Op basis van welke informatie over de fauna worden beslissingen genomen? Op welk moment in het plannings- en beheersproces is welke soort informatie over de fauna relevant? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zal in de volgende paragrafen kort worden aangegeven waaruit deze behoefte bestaat, zodat in §0 kan worden aangegeven wat de perspectieven van de verschillende instrumenten voor HACOBERM III zijn.

Tabel 14 Relatie tussen planfasen bij RWS, fasen in de Tracéwetprocedure en planniveaus (Brinkhuijsen et al., 1997; Rövekamp & Stolk, 1994)

Planfasen RWS Fasen Tracéwetprocedure Planniveaus

startnotitie -

verkenningsfase

richtlijnen inhoud MER -

trajectnota/MER landschapschets voor alle

tracévarianten

ontwerp-tracébesluit landschapsplan voor het gekozen tracé planningsfase tracébesluit - realisatiefase: planuitwerking bestek uitvoering - inrichtingsplan eindfase: beheer en onderhoud - beheersplan onderhoudsbestek

3.4.1.1 Informatiebehoefte in de plannings- en realisatiefase

Binnen de plannings- en realisatiefase spelen onderwerpen als tracékeuze, ontwerp, voorbereiding en aanleg van de weg een rol. Binnen deze fasen worden, zowel voor reconstructie van wegen als voor nieuwbouw, drie planniveaus onderscheiden (Brinkhuijsen et al., 1997):

1. landschapsschetsen voor tracévarianten, 2. landschapsplan,

3. inrichtingplan.

Per planniveau is in Tabel 15 beknopt met trefwoorden weergegeven wat de karakteristieken zijn van de informatiebehoefte over de fauna en wegbermen. Bekeken worden achtereenvolgens de volgende aspecten:

1. Diepgang, schaalniveau van informatie over de fauna.

2. Inhoudelijke punten van belang voor het planniveau (Wat voor soort informatie is gewenst: objectgegevens, doelstellingen, functies, eindbeelden?).

3. Relatie en afstemming met andere aspecten van belang bij planning en realisatie van wegen. Dit geldt voor zowel de esthetische kwaliteit (inpassing in landschap) als de economisch functionele kwaliteit (technisch wegontwerp, ruimtegebruik woon- en leefmilieu). Hier is ook de afstemming met andere aspecten die ecologisch van belang kunnen zijn aan orde. Een voorbeeld hiervan zijn botanisch zeer waardevolle gebieden die wellicht voor de fauna minder relevant zijn.

Tabel 15 Karakterisering van de behoefte aan informatie over de fauna in plannings- en realisatiefase (Brinkhuijsen et al., 1997; Rövekamp & Stolk, 1994). De vet en cursief aangegeven aspecten zullen in Tabel 16 als beoordelingscriteria gebruikt worden

Planniveau Diepgang /

schaalniveau

Inhoudelijk Relatie andere

aspecten tracévarianten en

landschapsschetsen § meerdere alternatieven,verschil in inhoud per variant/landschapsschets § tracé op hoofdlijnen 100

m, speling aan beide kanten § visieontwikkeling § uitgangspunten en ontwerpprincipes per aspect: (fauna) § schaal 1:50000 tot 10000

§ leefgebieden soorten koppelen

aan: belemmeringen en potentiële ontwikkelings- mogelijkheden

§ breedte bermen

§ uitspraken over mitigatie en

compensatie

§ aard en kwantificering effecten, effectbeschrijving MER, relevante soortengroepen § ecologische plannen (andere) overheden § mitigatie en compensatie i.v.m. landschapsaspect

landschapsplan § vastleggen exact ruimtebeslag § vastgelegde functies, doelstellingen en eindbeelden § schaal 1:10000 tot 2500 § richtlijn beheersplan § inrichtingseisen, beheerseisen gewenste soorten/ecotopen § evaluatie connectiviteit: § routes van dieren § aard + locatie van evt.

faunavoorzieningen § eisen vanuit

natuurcompensatie § relaties habitat, corridor,

barrière; lokale situatie in detail

§ budget mitigerende maatregelen

§ opstellen i.s.m. andere instanties zoals Provincie en directie NBLF. § afstemming met

functionele en visueel- ruimtelijke aspecten

inrichtingsplan § schaal 1:1000 met details 1:100 § tracébesluit § concrete omschrijving voorgestelde inrichting § uitgangssituatie in detail § concretisering beheersvisie:

vorm, tijdstip, frequentie, intensiteit.

§ keuze technische oplossing maatvoering materiaal § opstellen globale beheersvisie voor beheersplan zie §4.4.1.2 Informatiebehoefte fauna in de Beheersfase. § aanlegbestek

§ relatie met GROBIS

Voor de tracévarianten en landschapschetsen is zowel brede als meer gedetailleerde informatie nodig. Enerzijds is dit van belang voor de visieontwikkeling, de uitgangspunten en ontwerpprincipes voor de fauna. Anderzijds is dit belangrijk om gefundeerde afwegingen te kunnen maken tussen verschillende tracés en voor het opstellen en evalueren van landschapsschetsen waarin rekening gehouden wordt met faunistische aspecten. Zo is voor het opstellen van prioriteiten en kwetsbaarheden

van verschillende diersoorten informatie nodig op het niveau van lokale verspreidingsgegevens van soorten en de connectiviteit tussen lokale populaties. In deze fase is het voor de afstemming met het landschappelijk aspect van de aanleg van wegen van belang dat aangegeven wordt waaruit de gewenste mitigerende en compenserende maatregelen bestaan. Hiervoor is, volgens de in de praktijk gewenste situatie, gedetailleerde kennis over de versnipperende werking van een weg en de mogelijke habitat- en corridorfunctie van bermen nodig.

Voor de landschapsplannen is gedetailleerde informatie nodig die per gewenste soortengroep aangeeft welke inrichtingseisen en beheersmaatregelen nodig zijn voor het minimaliseren van de negatieve effecten of het optimaliseren van de habitat- en corridorfunctie van de bermen. Hierbij is informatie over de exacte routes van dieren in het landschap noodzakelijk om bijvoorbeeld de faunavoorzieningen te kunnen plannen. De connectiviteit van populaties, de mogelijke functie als habitat en/of corridor van bermen en de afhankelijkheid van de inrichting van bermen voor soortengroepen spelen op dit niveau een belangrijke rol. Daarnaast is het noodzakelijk om de betekenis van bermen voor verschillende soorten te kunnen bepalen om aan te geven waaruit de exacte eisen vanuit de natuurcompensatie bestaan. Deze informatie wordt in deze fase ook gebruikt bij het landschappelijke aspect van de inrichting van de weg.

In het inrichtingsplan worden de doelstellingen, functies en eindbeelden vormgegeven door omschrijvingen van de voorgestelde inrichting. Als basis dienen de functies en doelstellingen van het landschapsplan. Bij deze fase is het voor de fauna van belang dat er richtlijnen en handreikingen worden aangedragen voor de aanleg van de geplande maatregelen en inrichtingseisen van de berm zoals omschreven in het landschapsplan (wijze van uitvoering; materialen methode). Tijdens uitvoering moet men dit kunnen controleren. Daarnaast wordt hierin kadergevend aangegeven waaruit het beheer zou moeten bestaan om de gewenste eindbeelden te bereiken (beheersvisie voor de middellange en lange termijn). Voor het opstellen van een beheersvisie is het van belang dat er van de gewenste soorten bekend is wat voor maatregelen bij een bepaald eindbeeld horen.

3.4.1.2 Informatiebehoefte in de beheersfase

Het beleid van Rijkswaterstaat voor de groenvoorzieningen is gericht op een planmatige werkwijze van beheer en onderhoud. Voor ieder wegvak dient het groenbeheer te worden vastgelegd in groenbeheersplannen (Meijer, 1996). Op basis van de geplande en actuele situatie uit de plan- en realisatiefase is er ook hier een informatiebehoefte wat betreft de fauna. Informatie vanuit landschaps- en inrichtingsplan is het kader voor een op te zetten beheersplan. In het beheersplan wordt de koppeling gemaakt tussen doelstellingen en de maatregelen om deze te bereiken. De functiebestemming van het betreffende tracé wordt in principe bepaald in het landschapsplan.

Wat de fauna betreft is voornamelijk informatie nodig voor het opstellen van een beheersvisie in beheersplannen. Daarnaast is voor de vertaalslag van de beheersvisie

naar het concrete beheer inzicht nodig in de juiste beheersmaatregelen per soort einddoel. In een beheersvisie wordt aandacht besteed aan een aantal aspecten (Rövekamp & Stolk, 1994; Meijer, 1996):

1. Uitgangspunten voor de beheersvisie. Hierin worden alle gegevens opgenomen die kaderstellend zijn voor het beheer. Deze gegevens kunnen afkomstig zijn uit de plannings- en realisatiefase, in het bijzonder het landschapsplan. Daarnaast kan dit worden aangevuld met randvoorwaarden vanuit andere instanties en relevante onderzoeksresultaten. Voor de fauna kunnen dit actuele gegevens zijn over verkeersslachtoffers of bestemmingsplannen.

2. Analyse van uitgangspunten. Hierin worden eventuele knelpunten tussen de ecologische (faunistische) uitgangspunten en andere aspecten (landschap, economie) aangegeven. Bovendien kunnen tegenstrijdigheden in het beheer worden uitgelicht. Aangegeven wordt wat de ontwikkelingsmogelijkheden van verschillende soorten bij deze eindbeelden zijn. Op grond hiervan kunnen afwegingen voor beheer gemaakt worden.

3. Beheerskeuzen. Hier wordt aangegeven wat voor maatregelen genomen moeten worden om een bepaalde situatie te realiseren. Voor de fauna wordt hier aandacht geschonken aan te behouden en te ontwikkelen ecotopen, verbindingszones e.d. Op basis van prioriteit en financiële randvoorwaarden wordt een prioritering in het beheer geformuleerd. Het voorgestane beheer wordt kort weergegeven.

In het beheersplan worden vervolgens deze visies, analyses en beheerskeuzen geconcretiseerd naar het beheer van beheerobjecten van het betreffende wegvak. Wat de fauna betreft zijn beheersplannen in het algemeen toegespitst op het maaibeheer. Van belang hierbij zijn maatregelen als: maaifrequentie en -tijdstip, ruimtelijke differentiatie, materieel, afvoeren maaisel, begrazing en niets doen. De toepassing is sterk afhankelijk van soortengroepen en het gewenste einddoel. Inzicht in de effecten op soortengroepen is hier gewenst.

4. Daarnaast wordt in een beheersplan aandacht besteed aan een veldinventarisatie van beheerobjecten; hierbij is van belang hoe, wat, door wie, en wanneer er geïnventariseerd wordt. Voor de fauna kan hier, naast beschrijvingen van gewenste vegetatietypen, gedacht worden aan het opstellen van overzichten van faunavoorzieningen met behulp van het GROBIS-systeem (zie ook Hoofdstuk 3). Dit hangt samen met een belangrijke onderdeel van het beheersplan, de evaluatie, waarin de geplande maatregelen getoetst worden op hun functioneren. Voor de fauna zou hier sprake kunnen zijn van een monitoringsplan, waarin gekeken wordt of een geplande habitat- en of corridorfunctie in de praktijk bestaat en voldoet.

Uit de beschrijving van deze aandachtspunten voor de fauna bij het opstellen van een planmatig beheer van groenvoorzieningen kan worden afgeleid dat slechts de basis voor het plan gelegd is in de eerdere fasen en dat in de beheersfase nog zeer veel keuzes mogelijk zijn. Een beheersplan werkt met een algemene visie van het betreffende tracé, maar doet ook gedetailleerde uitspraken over objectgegevens per beheerstype. Het grootste verschil met de voorgaande fasen, naast het schaal- en

detailleringniveau, lijkt te liggen in de vertaling van visies naar concrete maatregelen en de evaluatie hiervan.