• No results found

Beding ten behoeve van een derde

104. Artikel 1121 Burgerlijk Wetboek laat toe dat men bedingt ten behoeve van een derde, indien dit de voorwaarde is van een beding dat men voor zichzelf maakt of van een schenking aan een ander. Te denken valt aan een levensverzekering137, maar ook aan een spaarrekening met derdenbeding.

105. Ook hier is het uiteraard mogelijk de begunstiging via levensverzekering te combineren met andere rechtsfiguren. Wanneer de kleinkinderen bijvoorbeeld werden begunstigd in de levensverzekeringsovereenkomst en de kinderen verwerpen de nalatenschap na het overlijden van de verzekeringnemer, dan wordt opnieuw een volledige generatiesprong bewerkstelligd.

§1. Levensverzekering

106. Een levensverzekering is eigenlijk een beding ten behoeve van een derde indien je iemand anders als begunstigde aanduidt. Je kan één van uw kinderen of kleinkinderen begunstigen via een levensverzekering, maar het is ook mogelijk om in het algemeen “alle kinderen” of “alle kleinkinderen” aan te duiden.138 Deze aanduiding zorgt ervoor dat kleinkinderen verwekt na het

afsluiten van de levensverzekering ook begunstigd zullen worden, waar dit niet het geval is indien de begunstigden bij naam worden vermeld.139 Artikel 172 van de Verzekeringswet bepaalt dat wanneer een begunstigd kind vooroverleden is, diens kinderen (kleinkinderen van de verzekeringnemer) zijn/haar plaats vervullen. Voor hetgeen de kleinkinderen op die manier

136 S. VAN DEN HOVE D'ERTSENRYCK, Notariële actualiteit 2016. Verslagboek van de vormingsdagen van de

Studiekring Provinciaal Genootschap der Notarissen van Oost-Vlaanderen, Brugge, Die Keure, 2017, 175.

137 M. DELANOTE en M. MAUS, Basisbegrippen fiscaal recht, Brugge, Die Keure, 2019, 190. 138 Generieke begunstiging.

40 ontvangen, alsook voor hetgeen ze ontvangen wanneer ze zelf rechtstreeks als begunstigde zijn aangeduid, vindt een generatiesprong plaats.

107. We doelen hier niet op een begunstiging in het levensverzekeringscontract waarbij de “wettelijke erfgenamen” als begunstigde worden aangeduid, omdat de wetgever met de invoering van artikel 174 Verzekeringswet een vermoeden in de wet heeft verankerd dat stelt dat de erflater in dit geval de bedoeling had het verzekerde kapitaal aan zijn nalatenschap te doen toekomen.140

108. Sinds de wet van 10 december 2012141 is het niet langer mogelijk om via levensverzekering de reserve te ontnemen aan reservataire erfgenamen. Artikel 124 van de Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten142 werd door deze wet namelijk aangepast. De inbreng en inkorting geldt voortaan voor de volledige verzekeringsprestatie.143 In haar arrest van 26 juni 2008 stelde het Grondwettelijk Hof dat het feit dat de reserve niet kon worden aangevoerd ten aanzien van het kapitaal van een spaarverrichting ongrondwettelijk was.144 Artikel 188 Verzekeringswet bepaalt vandaag uitdrukkelijk dat de verzekeringsprestatie bij overlijden van de verzekeringnemer aan inbreng en inkorting onderworpen is.

109. Met het nieuwe erfrecht gelden voor begunstigingen via levensverzekering dezelfde vermoedens als voor schenkingen. De begunstiging van een erfgenaam wordt in tegenstelling tot vroeger vermoed als voorschot op erfdeel te zijn gedaan en is aldus aan inbreng onderworpen.145 Aangezien het kleinkind in feite geen erfgenaam is, omdat zijn/haar ouder hoger in graad staat, geldt dit vermoeden niet voor de begunstiging van de kleinkinderen. Dit betekent dat het kleinkind geen inbreng moet doen van hetgeen het via de levensverzekering ontvangt. Wanneer de begunstiging

140 T. LENS, “De aanwijzing van ‘wettelijke erfgenamen’ als begunstigden van een levensverzekering en testamentaire

beschikkingen: kritische analyse in het licht van artikel 174 Verz.W.”, Not.Fisc.M. 2017, afl. 7, 190.

141 Wet van 10 december 2012 tot wijziging van artikel 124 van de wet van 25 juni 1992 op de

landverzekeringsovereenkomst betreffende de inkorting van het kapitaal van een levensverzekering in geval van erfopvolging, BS 11 januari 2013.

142 Thans vervangen door de Wet van 4 april 2014 betreffende de Verzekeringen, BS 30 april 2014. 143 B. CHIAU, “Inbreng en inkorting bij levensverzekeringen”, Bericht aan het Notariaat, 2018, afl. 3, 112.

144 Grondwettelijk Hof, 26 juni 2008 nr. 2008/96; X., “Onterven via levensverzekering”, NjW 2013, nr. 275, 69-70. 145 Cazimir advocaten, “Dossier levensverzekeringen - 1. De impact van het nieuwe erfrecht op de levensverzekering”,

15 oktober 2018, https://www.cazimir.be/juridisch-nieuws/item/dossier-levensverzekeringen---1-de-impact-van-het- nieuwe-erfrecht-op-de-levensverzekering.

41 het beschikbaar deel echter overschrijdt, kunnen de kinderen natuurlijk wel inkorting vragen. De reserve van de kinderen moet dus nog steeds in acht worden genomen.146

110. Het Hof van Beroep te Gent oordeelde in een arrest van 2017147 dat een levensverzekering waarin de kleinkinderen als begunstigde worden aangeduid een spaarverrichting is en daarom als een schenking moet worden beschouwd, omwille van het animus donandi. Dit in tegenstelling tot een levensverzekering waarbij de langstlevende partner wordt aangeduid. Dit soort levensverzekering wordt eerder gesloten uit voorzienigheid, want kadert in de morele verplichting en de natuurlijke verbintenis om de begunstigde financieel te ondersteunen.148 De schenking wordt vermoed bij vooruitmaking en buiten deel te zijn gedaan.149

§2. Spaarrekening met derdenbeding

111. Het is voor de grootouder mogelijk om een spaarrekening te openen waarop hij/zij spaart ten voordele van zijn/haar kleinkind(eren). Ofwel behoudt de spaarder de volledige controle over de rekening tot hij/zij daarover anders beslist ofwel wordt van bij het begin een vervaldag afgesproken. Op de vervaldag (bv. wanneer het kleinkind een bepaalde leeftijd heeft bereikt) wordt het kleinkind dan titularis van de rekening.150 Overlijdt de grootouder voor de vervaldag, dan zal het kleinkind toch pas op de vervaldag titularis van de rekening worden. Op het moment van het overlijden gaat het eigendomsrecht van de grootouder op de rekening gewoon teniet.151

146 B. CHIAU, “Inbreng en inkorting bij levensverzekeringen”, Bericht aan het Notariaat, 2018, afl. 3, 113. 147 T. DELAMEILLEURE, “Gent 22 juni 2017”, TEP 2018, afl. 3, 624.

148 A. MAELFAIT, “Hoofdstuk IV Schenkingen” in C. DECLERCK en W. PINTENS, Patrimonium 2019, Brugge, die

Keure, 2019, 46.

149 N. LABEEUW en E. VAN LANDEGHEM, “Geen onterving van reservataire erfgenamen via levensverzekering”,

Nieuw Notarieel Kwartaalschrift 2014, afl. 1, 15.

150 A. GHYSENS, “De toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF op uitkeringen van levensverzekeringen” in Notariële

actualiteit 2016. Verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring Provinciaal Genootschap der Notarissen van Oost-Vlaanderen, Brugge, die Keure, 2017, 192.

42

§3. Fiscaalrechtelijk

112. De VCF regelt de fiscaalrechtelijke behandeling van levensverzekeringen in artikel 2.7.1.0.6. Het bepaalt dat hetgeen kosteloos wordt verkregen via levensverzekering als een legaat wordt beschouwd in hoofde van de begunstigde. De decreetgever heeft zo een fiscaalrechtelijke fictie ingebouwd. De kleinkinderen die als begunstigde werden aangeduid zullen aldus erfbelastingen dienen te betalen op hetgeen ze bij het overlijden van hun grootouder uit de levensverzekering hebben verkregen. Ook bij een uitbetaling binnen de 3 jaar voor het overlijden van de grootouder (verzekeringnemer) zal hetgeen werd verkregen als een legaat worden beschouwd in diens nalatenschap.

113. Op te merken valt dat artikel 2.7.1.0.6 VCF enkel speelt wanneer iemand in de polis zelf als begunstigde werd aangeduid en het uitgekeerde kapitaal aldus iure proprio ontvangt. Wanneer het kapitaal gewoon in de nalatenschap valt en iemand wordt begunstigd louter omwille van het feit dat hij/zij tot die nalatenschap komt, zal artikel 2.7.1.0.6 VCF niet spelen.152

114. Het is mogelijk dat er bij het overlijden van de erflater/verzekeringnemer nog geen uitkering plaatsvindt. In dat geval zal de belastbare grondslag de afkoopwaarde van de polis zijn.153

115. Ook wanneer de kleinkinderen zowel begunstigde als verzekeringnemer zijn zal artikel 2.7.1.0.6 VCF spelen. Dit komt voor wanneer zij de polis bij schenking van de erflater/initiële verzekeringnemer hebben verkregen. Dit verdient enige nuance. Wat overlijdens van na 9 januari 2017154 betreft zal artikel 2.7.1.0.6 VCF enkel nog worden toegepast voor hetgeen men bovenop de afkoopwaarde heeft verkregen bij de uitkering, op voorwaarde dat op die afkoopwaarde reeds 3% schenkbelastingen (tarief voor roerende goederen155) werden betaald toen de polis aan de

152 A. GHYSENS, “De toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF op uitkeringen van levensverzekeringen” in Notariële

actualiteit 2016. Verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring Provinciaal Genootschap der Notarissen van Oost-Vlaanderen, Brugge, die Keure, 2017, 183-184.

153 Ibid., 185.

154 Inwerkingtreding Decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de

invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, BS 30 december 2016.

43 begunstigden werd geschonken. Zo wordt een dubbele belasting vermeden.156 Is de grootouder na 1 januari 2017 overleden en vindt de uitkering pas later plaats, dan zal artikel 2.7.1.0.6 VCF ook pas later toepassing vinden, met name op het moment dat de begunstigde (het kleinkind) effectief iets verkrijgt uit de verzekering. Daarom moet een nieuwe aangifte van nalatenschap worden gedaan bij de afkoop van het verzekeringscontract of bij de uitkering.157

116. We zien hier een tegenstelling tussen de burgerrechtelijke behandeling en de fiscaalrechtelijke behandeling van levensverzekeringen. Waar de begunstiging via levensverzekering in het burgerlijk recht als een onrechtstreekse schenking wordt beschouwd, behandelt de VCF deze als een legaat.

117. Wat de fiscaalrechtelijke behandeling van de spaarrekening met derdenbeding betreft, geldt het volgende. Bij overlijden voor de vervaldag, zal de begunstigde met toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF worden belast op het saldo van de rekening, ook al brengt deze rekening later nog interesten op. Overlijdt de grootouder na de vervaldag, dan zal artikel 2.7.1.0.6 VCF niet spelen, tenzij het bereiken van de vervaldag zich heeft voorgedaan binnen de drie jaar voor het overlijden van de grootouder. Mocht de begunstigde de keuze hebben om de begunstiging al dan niet te aanvaarden, dan zal bij weigering het rekeningtegoed een actiefbestanddeel van de nalatenschap vormen. Indien hij/zij aanvaardt, speelt artikel 2.7.1.0.6 VCF.158,159

156 A. GHYSENS, “De toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF op uitkeringen van levensverzekeringen” in Notariële

actualiteit 2016. Verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring Provinciaal Genootschap der Notarissen van Oost-Vlaanderen, Brugge, die Keure, 2017, 188-189.

157 Artikel 3.3.1.0.6 VCF; A. GHYSENS, “De toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF op uitkeringen van

levensverzekeringen” in Notariële actualiteit 2016. Verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring Provinciaal

Genootschap der Notarissen van Oost-Vlaanderen, Brugge, die Keure, 2017, 190.

158 Standpunt VLABEL van 27 juni 2016, nr. 16067.

159 A. GHYSENS, “De toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF op uitkeringen van levensverzekeringen” in Notariële

actualiteit 2016. Verslagboek van de vormingsdagen van de Studiekring Provinciaal Genootschap der Notarissen van Oost-Vlaanderen, Brugge, die Keure, 2017, 193.

44