• No results found

Beantwoording onderzoeksvragen

In document Risicoverslaggeving in het MKB (pagina 40-45)

4 Resultaten

4.2 Beantwoording onderzoeksvragen

Onderlinge verhouding tussen resultaten

In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste resultaten met betrekking tot de derde onderzoekvraag samengevat.

A B C D E F

Risicoverslaggeving reduceert

informatieasymmetrie?

Nee Nee Ja Nee Nee Nee

Oorzaken falen risicoverslaggeving? - Moeilijk verifieerbaar -Ontbreekt aan kennis -Ontbreekt aan zin -relatie- Bankieren werkt goed. -Kostbaar -Kwaliteit moeilijk te borgen -Relatie- bankieren werkt goed (noodzaak ontbreekt) -Ziet wel bezwaren. Ondernemer moet zelf de afweging maken. -Wat is de kwaliteit -Wat zijn de prikkels voor een ondernemer -Relatiebankieren werkt goed -Kostbaar -Relatie- bankieren werkt goed -Onpraktisch -Relatiebankieren werkt goed Communicatie risico’s door relatiebankieren reduceert informatieasymmetrie? Ja Ja Ja Ja Ja Ja

Communicatie van risico’s geeft signaal af over ondernemerscapaciteiten

Ja Ja Ja Ja Ja Ja

Figuur 4.3: Onderlinge verhoudingen in de belangrijkste resultaten voor onderzoeksvraag 3.

4.2 Beantwoording onderzoeksvragen

In deze paragraaf zal, op basis van de analyse van de interviewresultaten in paragraaf 4.1, een antwoord worden gegeven op de drie onderzoeksvragen.

4.2.1 Onderzoeksvraag 1

De onderstaande onderzoeksvraag is in hoofdstuk twee geformuleerd op basis van het theoretisch kader:

1. In welke mate ervaren banken informatieasymmetrie omtrent risico’s ten opzichte van een ondernemer?

Alle geïnterviewden hebben tijdens de opening van het interview aangegeven dat zij een

informatieachterstand ervaren ten opzichte van een ondernemer. Geïnterviewde A zegt hier bijvoorbeeld het volgende over: “Het is juist de kunst om deze ontbrekende informatie boven water te krijgen door het stellen

van de juiste vragen, aangevuld met het maken van een juiste financiële analyse gebaseerd op recente cijfers.”

Dit sluit volledig aan bij de besproken literatuur op dit gebied (Hooge & Hessels, 2006) (Mehrteab, 2005).

In het theoretisch kader is uiteengezet dat informatieasymmetrie op de kredietmarkt uiteenvalt in het adverse selection probleem en het moral hazard probleem. Een vijftal geïnterviewden heeft aangegeven dat de informatieachterstand van de bank bij het adverse selection probleem groter is. Geïnterviewde E heeft hier het

41 volgende over gezegd: “Juist bij de start van de kredietrelatie is het belangrijk om een juiste inschatting te

maken van het kredietrisico. Mijn ervaring is dat dit bij een nieuwe relatie lastiger is.” Uit de interviews is ook

gebleken dat vijf van de zes geïnterviewden van mening zijn dat de informatieachterstand van de bank afhankelijk is van de branche waarin de onderneming actief is. De beschikbare hoeveelheid branchegegevens zijn bepalend hierbij. Daarnaast zijn bepaalde branches als risicovoller te typeren. Verder is gebleken dat de informatieasymmetrie afhankelijk is van het gegeven of de ondernemer een starter is of niet. Bij starters zijn de geïnterviewden van mening dat er sprake is van meer informatieasymmetrie. De oorzaak hiervan is dat er bij een starter nog geen historie aanwezig is. De informatieasymmetrie voor wat betreft bepaalde type risico’s blijkt voornamelijk betrekking te hebben op de strategische (volgens 6 geïnterviewden) en operationele risico’s (volgens 5 geïnterviewden). Geïnterviewde A zegt hier het volgende over: “Deze risico’s werken namelijk één op

één door in het kredietrisico dat de bank loopt. Deze risico’s beïnvloeden de toekomst van de onderneming (strategisch) en de dagelijkse gang van zaken (operationeel).”

Al met al kan er geconcludeerd worden dat de mate waarin een informatieachterstand omtrent risico’s wordt ervaren afhankelijk is van meerdere aspecten. De branche waarin de ondernemer actief is en het gegeven of de ondernemer een starter is blijken de mate van informatieasymmetrie te beïnvloeden. Tot slot is gebleken dat de bank voornamelijk geïnteresseerd is in de strategische en operationele risico’s. Daarbij komt kijken dat is aangegeven door geïnterviewden dat de informatie over deze risico’s moeilijk is in te winnen en dat derhalve de informatieachterstand bij deze risico’s groter is.

4.2.2 Onderzoeksvraag 2

De onderstaande onderzoeksvraag is in hoofdstuk twee geformuleerd op basis van het theoretisch kader:

2. Hoe werkt de informatieachterstand omtrent risico’s door in de mate van kredietrantsoenering? Welke rol speelt de opbouw van de creditrating hierin?

Uit de interviews is gebleken dat de opbouw van de creditrating een belangrijke rol speelt bij de vraag hoe minder informatieasymmetrie omtrent risico’s kan leiden tot minder kredietrantsoenering. Het beeld dat naar voren komt is dat het risicoprofiel van een MKB onderneming relatief licht wordt meegewogen bij de

totstandkoming van de rating. Geïnterviewden A, B, C en E geven aan dat de kwantitatieve aspecten, zoals de bedrijfseconomische kengetallen, voor 2/3 meewegen. De kwalitatieve aspecten wegen volgens deze

geïnterviewden slechts voor 1/3 mee bij de totstandkoming van de creditrating. Maar ook geïnterviewden D en F geven aan dat zowel de jaarcijfers als de branchegegevens beiden voor 30% meewegen in de creditrating. Deze bevindingen sluiten aan bij de opbouw van de creditrating die Rikkers (2009) in haar presentatie geeft. De harde jaarrekeningcijfers en de zekerheden blijven de rating grotendeels beïnvloeden in het MKB. Dit sluit aan bij de literatuur van Borsboom, Dekker, & Huls (2006). Zij stellen immers dat financieren in het MKB vooral draait om de bedrijfseconomische ratio’s, de gestelde zekerheden en de kasstroom. De vraag die centraal staat

42 is in welke mate de uiteindelijke creditrating ook de daadwerkelijke kredietbeoordeling beïnvloedt. Uit de interviews is gebleken dat de creditrating de basis vormt voor de uiteindelijk kredietbeoordeling en dat de creditrating slechts in bepaalde gevallen overruled kan worden door een accountmanager. Alleen

geïnterviewden D en E zijn van mening dat de bedrijfsrisico’s in de uiteindelijk kredietbeoordeling zwaar meewegen. Geïnterviewde E geeft hiervoor de volgende motivatie: “Eigenlijk werken de risico’s direct door op

de bank, omdat als het fout gaat de bank het krediet in het ergste geval moet afboeken.”

De literatuur omtrent kredietrantsoenering verklaart de aanwezigheid van kredietrantsoenering aan de hand van informatieasymmetrie tussen leners en uitleners. Stiglitz & Weiss (1981) stellen dat als deze

informatieasymmetrie afneemt ook de mate van kredietrantsoenering afneemt. De bevindingen vanuit de interviews sluiten hier in principe op aan. Geïnterviewden A, B, D en E hebben aangegeven dat minder informatieasymmetrie omtrent risico’s leidt tot minder kredietrantsoenering. Geïnterviewde A zegt hier bijvoorbeeld het volgende over: “Hoe beter beslagen de ondernemer ten ijs komt, des te beter dit is voor zijn

kredietbeoordeling. Gerichte informatie over risico’s kan leiden tot een hogere beschikbaarheid van krediet. Meer informatie hierover vermindert namelijk de informatievaagheid van een ondernemer.”

Geïnterviewden C en F zijn van mening dat een kleinere informatieachterstand slechts beperkt leidt tot minder kredietrantsoenering. Geïnterviewde F hanteert hiervoor de volgende motivatie: “Er kan wel een beter oordeel

gevormd worden als er meer informatie bekend is. In bepaalde gevallen leidt dit juist wel tot het verlenen van het krediet, terwijl dit in andere gevallen juist niet het geval is. Er kan gewoon beter een inschatting gemaakt worden van het daadwerkelijke risicoprofiel. Zoals net besproken gebeurt dit nu met name door het aangaan van een intensieve relatie met de lener.” Maar ook de andere geïnterviewden geven aan dat de uiteindelijke

beheersing van risico’s belangrijk is. Geïnterviewde E heeft hier het volgende over verteld: “ Risico’s blijven

risico’s en zolang deze niet afgedekt zijn verandert het oordeel van mij niet. Als het goed is worden de risico’s normaliter ook wel gesignaleerd door middel van het stellen van de juiste vragen, daar is geen verslaggeving voor nodig. Het mooie aan de rating software is ook dat de accountmanager verplicht wordt om hier scherp naar te kijken.” Op basis van het bovenstaande kan er geconcludeerd worden dat indien bedrijfsrisico’s

beheerst worden door een ondernemer, dit een positief effect heeft op de kredietverlening en derhalve leidt tot minder kredietrantsoenering.

Er kan geconcludeerd worden dat de opbouw van de creditrating een centrale rol speelt bij de vraag of minder informatieasymmetrie omtrent risico’s leidt tot minder kredietrantsoenering. Uit de interviews is gebleken dat de weging van risico’s in de creditrating in feite beperkt is. Daarnaast kan er geconcludeerd worden dat de gegenereerde creditrating vaak ook de uiteindelijke kredietbeoordeling bepaalt. Als er sprake is van een lagere informatieasymmetrie omtrent risico’s, dan heeft dit dus een relatief beperkte invloed op de uiteindelijke beslissing om wel of niet krediet te verlenen. Tot slot is gebleken dat minder informatieasymmetrie omtrent risico’s alleen kan leiden tot minder kredietrantsoenering als de risico’s ook daadwerkelijk beheerst worden door een ondernemer.

43

4.2.3 Onderzoeksvraag 3

De onderstaande onderzoeksvraag is in hoofdstuk twee geformuleerd op basis van het theoretisch kader:

3. In hoeverre is risicoverslaggeving geschikt om de informatieachterstand te beperken?

De literatuur omtrent risicoverslaggeving stelt dat risicoverslaggeving leidt tot minder informatieasymmetrie (Deumes & Knechel, 2008). Bij de beantwoording van onderzoeksvraag 1 is vastgesteld dat de bank een informatieachterstand omtrent de risico ervaart ten opzichte van een ondernemer. Vijf van de zes

geïnterviewden hebben echter aangegeven dat risicoverslaggeving zoals toegepast bij het grootbedrijf geen goede methodiek is om deze informatieachterstand te beperken. Alleen geïnterviewde C heeft aangegeven dat risicoverslaggeving de informatieachterstand kan beperken. Hij geeft echter wel aan dat hij ook praktische bezwaren ziet voor de uitvoering hiervan. Volgens geïnterviewde C zal een ondernemer zelf een afweging moeten maken om wel of niet aan risicoverslaggeving te doen. De meest genoemde argumentatie voor het niet aanbevelen van risicoverslaggeving is dat (1) de kwaliteit van de aangeleverde informatie moeilijk te borgen is (geïnterviewde A, B en D), (2) dat het voor een MKB onderneming erg kostbaar is (geïnterviewde B en E) en (3) dat relatiebankieren in de praktijk erg goed werkt om de informatieachterstand te verkleinen (geïnterviewde A, B, D, E en F). Geïnterviewde B zegt hier het volgende over: “Waarom zouden we de aanpak veranderen als het

goed werkt.” Opvallend is dat geïnterviewde C wel degelijk de toegevoegde waarde van risicoverslaggeving in

ziet.

De geïnterviewden zijn echter wel van mening dat de communicatie van risico’s toegevoegde waarde heeft. Bij onderzoeksvraag 1 is er immers geconcludeerd dat er informatieasymmetrie bestaat op het gebied van risico’s tussen de bank en een ondernemer. Zoals geïnterviewde F stelde moeten risico’s in het MKB op een meer organische manier gecommuniceerd worden. De geïnterviewden geven allen aan dat de risico’s ingewonnen moeten worden door middel van relatiebankieren. Alle geïnterviewden hebben aangegeven dat

relatiebankieren de methodiek is om de informatieachterstand omtrent de risico’s te beperken. Daarnaast hebben alle geïnterviewden aangegeven dat het communiceren van risico’s tijdens gesprekken met de bank een goed signaal afgeeft over de ondernemercapaciteiten. Daarnaast is aangegeven dat deze

ondernemerscapaciteiten weer worden meegewogen in de creditrating onder de kwalitatieve aspecten. Geïnterviewde A heeft dit tijdens het interview goed samengevat: “Absoluut waar, meer informatie over risico’s

leidt tot het kunnen maken van een betere inschatting. Echter, het risicoprofiel van de onderneming wordt door de bank vooral zelf gevormd. Het inschatten van dit risicoprofiel is een belangrijke rol van een accountmanager. Risicoverslaggeving zal niet werken in de vorm van bijvoorbeeld een risicoparagraaf. Het draait in het MKB vooral om de gesprekken die de bankier met de ondernemer heeft. Als in zo´n gesprek een ondernemer assertief

44

is over de risico´s die hij loopt en dit ook op een correcte manier aangeeft, dan is dat zeker een pluspunt. Het zegt namelijk wat over de ondernemer als persoon.”

45

In document Risicoverslaggeving in het MKB (pagina 40-45)