• No results found

8. Conclusies & Aanbevelingen

8.3 Beantwoording onderzoeksvraag

Allereerst zal de verdediging alle criteria van structurele vormverzuimen moeten aflopen in het verweer, waarbij niet voorbij mag worden gegaan aan de te verwachten negatieve effecten van bewijsuitsluiting.

De onderbouwing van het verweer aan de hand van objectieve gegevens, leek aan het begin van deze scriptie voor de praktijk de grootste moeilijkheid op te leveren.

Echter meen ik uit de behandelde deelnormen van art. 6 EVRM en de Nederlandse beginselen van interne openbaarheid en de verbaliseringsplicht af te leiden dat, hoewel de verdediging degene zal zijn die een en ander in het pleidooi ter terechtzitting dient te presenteren, de aanlevering van de stukken waarop de verdediging het verweer kan baseren, door het OM zal moeten worden gedaan.

Om derhalve te kunnen beantwoorden hoe de verdediging aan haar stelplicht en bewijslast kan voldoen, zie ik een belangrijke rol weggelegd voor het OM bij de verstrekking van

54

gegevens en stukken waar de verdediging het structureel vormverzuim-verweer op kan baseren.

Waar in de op dit moment beschikbare literatuur vooral een rol lijkt weggelegd voor de rechterlijke macht en de advocatuur, zie ik dit anders. Het OM is op grond van de rechtsbeginselen de partij die de relevante stukken moet verstrekken, en indien deze niet direct voorhanden zijn, de partij die in beginsel toegang zal hebben tot deze stukken.

Voor de concrete invulling die hieraan moet worden gegeven in de praktijk kan gedacht worden aan een databank waarin vormverzuimen worden geregistreerd, zoals Kuiper bepleitte.

Mij lijkt het handig dat het ook het OM zal bijdragen aan een databank, niet alleen wanneer er vormfouten worden gesanctioneerd door de rechter, maar ook reeds in een eerdere fase. Het advies van de NOvA bij de Wet Processtukken acht ik hierbij met name relevant. Indien bij het OM processtukken chronologisch in verslagen worden vastgelegd, waarbij een makkelijke mogelijkheid (bijvoorbeeld door digitalisering) bestaat om in verschillende dossiers te zoeken, en zodoende vergelijkbare vormverzuimen te signaleren en verbanden te leggen tussen

verschillende zaken, ontstaat er een soort archief, op basis waarvan het OM ook weer stukken kan verstrekken aan de verdediging, zodat deze aan de bewijslast kan voldoen bij een beroep op bewijsuitsluiting op grond van het bestaan van een structureel vormverzuim.

Uiteraard is discussie mogelijk over de bereidheid van het OM om eigen fouten te melden en te archiveren. Mijn standpunt in zo’n discussie zou zijn, dat het zijn van magistraat een

magistratelijke houding met zich meebrengt. De OvJ is er voor de waarheidsvinding, voor een eerlijk proces, en staat ter terechtzitting als vertegenwoordiger van de maatschappij. Dit brengt mijns inziens met zich mee dat ook fouten moeten worden erkend en dat de andere strafrechtsfunctionarissen moeten worden ondersteund en niet gedwarsboomd.

In dit licht sluit ik af met een citaat van Corstens:

“Uiteindelijk gaat het strafprocesrecht pas functioneren, als het door met strafvorderlijke

bevoegdheden beklede personen in werking wordt gezet. Veel hangt af van hun beslissingen en hun wijzen van optreden. Zij geven er concreet gestalte aan. Zij kunnen slechte bepalingen acceptabel

55 maken door deze humaan en met gevoel voor redelijkheid toe te passen. Maar omgekeerd kunnen zij goede wetsbepalingen verkwanselen door deze te negeren of door daar oneigenlijk mee om te gaan. Veel hangt dus af van het niveau van de strafrechtsfunctionarissen.”181

57

Literatuurlijst

Verkort aangehaalde bronnen

Blokker, NRC 19 februari 2016

B. Blokker, ‘Of ze in de achterbak mochten kijken? Daar vond de politie een kilo wiet’, NRC 19 februari 2016.

Borgers 2012

M.J. Borgers, ‘De toekomst van artikel 359a Sv’, DD 2012, afl. 4.

Brants e.a. 2001

C.H. Brants & L. Van Lent, ‘Externe openbaarheid. Van vanzelfsprekendheid tot probleem’ in: C.H. Brants. P.A.M. Mevis en E. Prakken, Legitieme strafvordering. Rechten van de mens

als inspiratie in de 20ste eeuw, Antwerpen: Intersentia 2001.

Burkens e.a. 2012

M.C. Burkens, M.R.B.M. Kummeling & B.P. Vermeulen, Beginselen van de democratische

rechtsstaat, Alphen aan den Rijn: Kluwer 2012.

Buruma, NJ 2004, 376

Y. Buruma, annotatie bij: HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376, ECLI:NL:HR:2004:AM2533 (Afvoerpijp).

Buruma 2013

Y. Buruma, ‘Strafrechtelijke rechtsvorming’, Strafblad 2013.

Cleiren e.a. 1996

C.P.M. Cleiren & P.A.M. Mevis, ‘Het dubbelzijdige karakter van onrechtmatig strafvorderlijk overheidsoptreden’, in: C.P.M. Cleiren e.a. Voor risico van de overheid? Arnhem: Gouda Quint 1996.

58

Cleiren e.a. 2007

C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer, Strafvordering. De tekst van het Wetboek van Strafvordering

en enkele aanverwante wetten voorzien van commentaar, Deventer: Kluwer 2007.

Corstens 2011

G.J.M. Corstens, Het Nederlands Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011.

De Corte 1992

R. de Corte, De achterkant van de privacy, kan het beroep op privacy leiden tot

straffeloosheid’, Gent: Mys & Breesch 1992.

De Winter 2013

R.E. de Winter, ‘Heeft de Hoge Raad emoties?’, NJB 2013/1253.

Jansen 1999

O.J.D.M.L. Jansen, Het handhavingsonderzoek. Behoren het handhavingstoezicht, het

boeteonderzoek en de opsporing verschillend te worden genormeerd? Een interne rechtsvergelijking, Nijmegen: Ars Aequi Libri 1999.

Joseph e.a. 2013

S. Joseph & M. Castan, The International Covenant on Civil and Political Rights

Cases, Materials, and Commentary, Oxford: Oxford University Press 2013.

Kelk 2010

C. Kelk, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2010.

Keulen & Knigge 2010

B.F. Keulen & G. Knigge, Ons strafrecht: Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010.

Kuiper 2014

R. Kuiper, Vormfouten. Juridische consequenties van vormfouten in strafzaken, Nijmegen: Kluwer 2014.

59

Kuiper 2015

R. Kuiper, ‘De nieuwe benadering van vormfouten: ‘Mag ik het zo samenvatten?’’, Strafblad 2015/1.

Menschaert 2005

A. Menschaert, ‘Omgaan met onrechtmatig bewijs’, Jura Falconis 2005/06, nr. 1.

Osborn 2000

D. Osborn, ‘Suppressing the Truth: Judicial Exclusion of Illegally Obtained Evidence in the United States, Canada, England and Australia’, Murdoch University School of Law 2000, vol. 7, nr. 4.

Schalken 2013

T.M.C.J. Schalken, ‘Een renaissance van vormverzuimen in het strafrecht?’, NJB 2013/1301, afl. 21.

Thaman 2015

S. C. Thaman, Exclusionary rules in comparative law, Springer 2015.

Vaklunch 2013

Vaklunch, ‘Rechtsbescherming tegen vormverzuimen illusoir, maar mag dat wel van Europa?’, 20 maart 2013.

Van den Wyngaert 2014

C. van den Wyngaert, Strafrecht & strafprocesrecht in hoofdlijnen, Maklu Uitgevers 2014.

Vitkauskas e.a. 2012

D. Vitkauskas & G. Dikov, Human Rights Handbooks. Protecting the right to a fair trial

under the European Convention on Human Rights, Council of Europe 2012.

Ressortsparket 2015

Ressortsparket, ‘OM in cassatie in zaak dynamische verkeerscontrole’ 22 december 2015, https://www.om.nl/actueel/nieuwsberichten/@92398/cassatie-zaak/