• No results found

Beantwoording deelvragen en hoofdvraag

In document Doordacht sturen op eigen kracht? (pagina 38-44)

6.1.1 Deelvraag 1: Welke sturingsvorm(en) hanteert de gemeente Amsterdam ten aanzien van CPO-projecten?

In deze paragraaf wordt een antwoord geformuleerd op de eerste deelvraag, deze luidt: ‘’Welke sturingsvorm(en) hanteert de gemeente Amsterdam ten aanzien van CPO- projecten?’’ Uit de documentenanalyse en het interview met Bart Truijens, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, is naar voren gekomen dat de gemeente Amsterdam van elke sturingsvorm die in het theoretisch kader is genoemd gebruik maakt. De sturingsvormen die de gemeente Amsterdam hanteert zijn dus: ‘sturing op input, output en outcome’, ‘sturing op incentives’, ‘sturing op gemeenschappelijke beeldvorming’ en ‘sturing op boundary spanning’. De ene sturingsvorm is echter nadrukkelijker aanwezig dan de ander; zo valt de sturingsvorm ‘sturing op input, output en outcome’ uiteen in groot aantal sturingsonderdelen. De sturingvorm input, output en outcome is terug te vinden in de eisen omtrent het bouwbesluit, de welstandszorg, de bouwverordening en het bouwbesluit. De kaveluitifte, de selectieprocedure en de erfpachtregelgeving zijn eveneens vormen van sturing op input, output en outcome. Ook de sturingsvorm sturing op gemeenschappelijke beeldvorming is alomtegenwoordig. Zowel op projectniveau als op algemeen beleidsniveau

wordt er samengewerkt aan een gemeenschappelijke beleidspraktijk. De sturingsvormen ‘sturing op incentives’ en ‘sturing op boundary spanning’ zijn in mindere mate terug te vinden in de sturingswijze van de gemeente Amsterdam. Wat betreft sturing op incentives maakt de gemeente Amsterdam gebruik van inspirerende verhalen om mensen te stimuleren tot het ontwikkelen van een woning door middel van CPO. In het verwezenlijkingsproces van CPO maakt de gemeente Amsterdam ook gebruik van de sturingsvorm sturing op incentives. De gemeente Amsterdam tracht het gedrag van betrokken partijen tijdens het zelfbouwproces te beïnvloeden door het opleggen van boetes en heffingen. De gemeente Amsterdam maakt echter geen gebruik van positieve incentives in de vorm van belastingsvoordelen of incentives. De sturingsvorm boundary spanning is slechts terug te vinden in de aanwezigheid van een supervisor die is aangesteld door de gemeente Amsterdam om betrokkenen tijdens het ontwerpproces te begeleiden. De sturingsvorm boundary spanning is in mindere mate aanwezig; de gemeente Amsterdam maakt slechts gebruik van boundary spanners in de vorm van een supervisor en bijeenkomsten.

6.1.2 Deelvraag 2: Welke invloed heeft de sturingswijze die de gemeente Amsterdam hanteert op de condities van zelforganisatie?

In deze paragraaf worden de resultaten uiteengezet die betrekking hebben tot de perceptie van de invloed van sturingsvormen die de gemeente Amsterdam hanteert op de condities van zelforganisatie.

6.1.2.1 Sturing op input output & outcome

Aangaande CPO-projecten maakt de gemeente Amsterdam veelvuldig gebruik van sturing op input, output en outcome. Uit de empirie is naar voren gekomen dat deze sturingsvorm slechts op de conditie begrenzing geen invloed heeft gehad.

Op de rest van de condities van zelforganisatie zoals benoemd in het theoretisch kader heeft deze sturingsvorm wel invloed gehad.

Allereerst is bij het analyseren van de perceptie van de respondenten aangaande de aanwezigheid van de sturingsvorm gebleken dat elk van de respondent zich gebonden voelt aan de kaders zoals opgesteld door de gemeente Amsterdam. De perceptie van de respondenten aangaande de invloed van de sturingsvorm op de conditie handelingsruimte verschillen echter. Enkele respondenten gaven aan dat zij een beperking in hun handelingsruimte ervoeren als gevolg van de sturingsvorm. Andere respondenten gaven aan geen beperking van handelingsruimte te ervaren door de sturingsvorm ‘sturing op input, output en outcome. Dit verschil valt te verklaren aan de hand van het verschil in flexibiliteit waarmee de gemeente de eisen aanpaste. Uit interviews van verschillende casussen werd naar voren gebracht dat de supervisor die wordt aangesteld door de gemeente een zeer grote invloed heeft op de flexibiliteit waarmee eisen worden aangepast. Dit duidt op de aanwezigheid van de sturingsvorm ‘sturing als gemeenschappelijke beeldvorming’. De handelingsruimte van de respondenten werd door middel van de het gebruik van de sturingsvorm sturing als gemeenschappelijke beeldvorming aanzienlijk vergroot. Wanneer de sturingsvorm sturing op input output en outcome niet de sturingsvorm is met het grootste effect, leidt de sturing op input, output en outcome dus niet altijd tot een van beperking van de handelingsruimte.

Ten tweede is uit de empirie naar voren gekomen dat de percepties van de respondenten aangaande de mogelijkheid tot aanhaken uiteenlopen, maar soortgelijk zijn. Respondenten gaven aan dat de groep personen die de mogelijkheid heeft om aan te haken bij CPO-projecten zeer homogeen is; overwegend hoogopgeleid, wit en autochtoon Nederlands. Daarnaast noemden de respondenten dat de mogelijkheid om aan te haken beperkt is tot personen met

om zelf hun tijd in te delen. Tevens zijn de respondenten het erover eens dat de sturingsvorm ‘sturing op input, output en outcome’ invloed heeft op de conditie aanhaken.

Respondenten geven aan dat de gemeente Amsterdam, door het uitgeven van vergunningen en tenderprocedures, een vorm van sturing op input, output en outcome in staat is invloed uit te oefenen op de partijen die kunnen aanhaken. Deze sturingsvorm heeft een negatieve uitkomst gehad op de mogelijkheid om aan te haken.

Ten derde heeft de sturing op input, output en outcome invloed gehad op de conditie sense of belonging. Uit de empirie is allereerst gebleken dat de betrokkenen zich over het algemeen gehoord en erkend voelden door de gemeente Amsterdam. Het gevoel van de betrokkenen erkend te worden werd vergroot wanneer de supervisor, die de kwaliteit van een plan bewaakte en eisen stelt aangaande de welstand van een gebouw, vertrouwen had in de initiatiefnemer en respect toonde. De sturing op ‘input output en outcome heeft dus zowel positieve als negatieve effecten gehad op de sense of belonging van de betrokkenen.

Ten vierde bleek bij het bestuderen van de perceptie van respondenten aangaande de invloed van de ervaren sturing op input, output en outcome op de conditie vertrouwen dat de deze sturingsvorm op verschillende wijzen invloed heeft gehad op het vertrouwen in de gemeente Amsterdam. Zo is het vertrouwen van de respondent die betrokken is geweest bij de casus Houthavens blok 0 negatief is beïnvloed, omdat de respondent steeds weer moest voldoen aan de gestelde kaders van de gemeente Amsterdam. Een andere respondent gaf aan dat het vertrouwen in de gemeente Amsterdam juist werd versterkt door de sturingsvorm ‘sturing op input, output en outcome. Door de eisen die de gemeente Amsterdam stelde werd de gemeente Amsterdam gezien als een professionele partij die beschikt over veel kennis en kunde, waardoor het vertrouwen in de gemeente als samenwerkingspartner werd versterkt.

6.1.2.2 Sturing op incentives

De sturingsvorm sturing door middel van incentives heeft slechts invloed gehad op de condities handelingsruimte en begrenzing. Het heffen van boetes en heffingen zorgt ervoor dat het initiatief binnen een bepaalde tijd voltooid moet zijn dat beperkt de initiatiefnemer in tijd. Het vertellen van inspirerende verhalen door de gemeente heeft in de behandelde casussen geen effect gehad. Ook de woonplicht heeft geen effect: er bestaat nog steeds veel speculatie. Interessant aangezien de gemeente Amsterdam hier wel op lijkt in te zetten.

6.1.2.3 Sturing op de boundary spanning

De sturingsvorm boundary spanning heeft slechts in een aantal casussen effect gehad op de handelingsruimte en de conditie sense of belonging. De manier waarop de sturingsvorm sturing op boundary spanning deze condities beinvloedde is gelijk aan de invloed zoals deze tot uiting komt bij de sturingvormen ‘sturing op input, output en outcome’ en ‘sturing op gemeenschappelijke beeldvorming, omdat het hierbij ook gaat om het aanstellen van een supervisor.

6.1.2.4 Sturing als gemeenschappelijke beeldvorming

De aanwezigheid van de sturingsvorm sturing als gemeenschappelijke beeldvorming werd frequent door de respondenten benoemd. De respondenten gaven aan dat zei zowel op projectniveau als op algemeen beleidsniveau met elkaar in gesprek gingen. Ten eerste heeft de sturingsvorm op de conditie handelingsruimte veelal een verruimende invloed gehad. Doordat de gemeente en de betrokken partijen met elkaar in dialoog gingen en de gemeentelijke partijen open stonden voor de perspectieven van de respondenten werd de handelingsruimte van de respondenten verruimd. Ten tweede heeft de sturingsvorm ‘sturing als gemeenschappelijke beeldvorming’ invloed gehad op de mogelijkheden tot aanhaken. Deze invloed was zowel negatief als positief. Het aanhaken van bouwgroepen die vooral uit particulieren bestaan is bevorderd. Andere

respondenten gaven aan dat het aanhaken voor hen werd bemoeilijkt. In de selectieprocedure bestaat weinig ruimte voor bestaande initiatieven die graag ook andere kavels willen ontwikkelen.

De invloed van de sturingsvorm ‘sturing als gemeenschappelijke beeldvorming’ op de conditie sense of belonging was zeer afhankelijk van de ambtenaren met wie de respondenten te maken kregen. De gezamenlijke planontwikkeling had een positieve invloed op het gevoel van de respondenten erkend te worden wanneer de ambtenaren waardering toonden in de ideeen van de respondenten. Hetzelfde geldt voor de invloed van de sturingsvorm op de conditie vertrouwen. De sturingsvorm ‘sturing op gemeenschappelijke beeldvorming’ had een positief effect op de conditie vertrouwen; wanneer de betrokken ambtenaren vertrouwen toonden in het kunnen van de initiatiefnemers werd het vertrouwen in de gemeente Amsterdam vergroot. Wanneer hier geen sprake van was leidde dit tot het tegengestelde effect; het vertrouwen van de respondenten in de gemeente Amsterdam nam af.

6.3 Onderzoeksbevindingen

6.3.1 Sturing van bovenaf heeft niet altijd een negatief effect op condities van zelforganisatie

Uit de empirie is ten eerste naar voren gekomen dat sturing van bovenaf niet altijd een negatieve invloed uitoefent op de condities van zelforganisatie. In verschillende theorieen wordt echter het tegengestelde beweerd. De theoretische verwachtingen impliceren namelijk dat de sturing van bovenaf de condities van zelforganisatie negatief beïnvloeden. Deze conclusie is mogelijk te verklaren aan de hand van het feit dat de gemeente Amsterdam, naast de sturingsvorm ‘sturing op input, output en outcome gebruik heeft gemaakt van sturing als gemeenschappelijke beeldvorming. Doordat de gemeente Amsterdam gebruik maakte van de sturingsvorm ‘sturing als gemeenschappelijke beeldvorming’ en er de mogelijkheid tot samenspraak werd geboden kon de handelingsruimte van de respondenten worden verruimd. Verruimingen van de handelingsruimte leidden vervolgens tot een toename van het gevoel van respondentne erkend

te worden en een toename van het vertrouwen van de respondenten in de gemeente Amsterdam.

6.3.2 Een gebrek aan sturing kan negatieve consequenties hebben op de conditie aanhaken.

Ten tweede is uit de empirie naar voren gekomen dat slechts een bepaald type personen in staat is om aan te haken bij CPO-projecten. De personen die aanhaken bij CPO- projecten zijn veelal hoogopgeleid, autochtoon Nederlands en beschikken veelal over een sterk sociaal netwerk. Personen die niet beschikken over een gevulde portefeuille zijn niet in staat om aan te haken. Ook dienen personen te beschikken over voldoende vrij in te delen tijd om aan te kunnen haken bij een CPO-project.

Waar sociale problemen zijn is de capaciteit tot zelforganisatie zwak ontwikkeld. Individuen met een relatief sterk sociaal netwerk zijn in staat om met elkaar plannen ontwikkelen. Hierdoor bestaat de dreiging dat de kloof tussen mensen met een sterk zelf-organiserend vermogen en mensen voor wie zelforganisatie niet is weggelegd wordt vergroot. Zelforganisatie kan dus leiden tot polarisatie.

Tevens zorgt speculatie voor financieel gewin, rijken worden rijker.

DISCUSSIE

07

In deze paragraaf wordt er gereflecteerd op het onderzoek en het onderzoeksproces. Allereerst wordt er gereflecteerd op de opbrengsten van het onderzoek. Vervolgens zal er aandacht worden besteed aan de beperkingen van dit onderzoek en zullen er kanttekeningen worden geplaatst bij dit onderzoek. Daaropvolgend worden er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek en worden er vanuit de resultaten van dit onderzoek aanbevelingen gedaan aan beleidsmakers. Ten slotte volgt een evaluatie waarbij wordt gereflecteerd op de zaken die goed gingen en de zaken die minder goed verliepen.

7.1 Opbrengsten van dit onderzoek

Uit dit onderzoek is helder geworden wat de invloed is van de struingsvormen die de gemeente ter beschikking staan op de condities die van belang zijn voor zelforganisatie en hoe deze invloed kan worden verklaard. Daarmee heeft dit onderzoek bijgedragen aan de kennisontwikkeling over wat ervoor nodig is om zelforganisatie binnen de ruimtelijke ordening optimaal tot ontwikkeling te brengen. Dit is van belang om de economische haalbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling in tijden van crisis kracht toe te zetten.

In dit onderzoek is onder andere naar voren gekomen dat de sturingswijze van de gemeente op alle condities van zelforganisatie invloed uitoefent. Het is niet mogelijk om zulke zelforganiserende ontwikkel- methoden geheel los te laten van sturing, omdat overheidsprocedures altijd effect blijfven hebben op de condities van zelforganisatie. Zelforganisatie en sturing kunnen in deze zin niet los van elkaar worden gezien.

7.2 Beperkingen & kanttekeningen bij dit onderzoek

Ondanks de opbrengsten heeft dit onderzoek ook heeft dit onderzoek ook enkele beperkingen. In dit onderzoek

zouden meer interviews gewenst zijn om de conclusies in dit onderzoek verder kracht bij te zetten. Een interview met een supervisor zou mogelijk een interessante bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek.

Tevens zijn in dit onderzoek in dit onderzoek twee sturingsvormen in mindere mate aan de orde gekomen, namelijk de sturingsvormen ‘sturing op incentives’ en ‘sturing op boundary spanning’. Hierdoor is het niet mogelijk geweest om een volledige conclusie te trekken over de invloed van deze sturingsvormen op de condities van zelforganisatie.

7.3. Aanbevelingen aan beleidsmakers

Uit de empirie van dit onderzoek is gebleken dat de sturingsvorm ‘sturing als gemeenschappelijke beeldvorming’ het meest ten goede komt aan de condities van zelforganisatie. Bij de sturingsvorm ‘sturing als gemeenschappelijke beeldvorming’ gaan betrokkenen en gemeente met elkaar in dialoog, wat vaak resulteert in een gemeenschappelijke strategie ofwel aanpak. Deze gemeenschappelijke beeldvorming komt in veel gevallen ten goede aan het initiatief. In dit process is de houding van de ambtenaren bepalend voor het success van de sturingsvorm.

Ambtenaren dienen op een creatieve wijze om te gaan met de gestelde kaders om zo ruimte te bieden aan diversiteit en orginaliteit; een belangrijk aspect van CPO-projecten. Zij dienen door de regelgeving heen, de waarde in te zien van het idee van de initiatiefnemer. Er dient een klimaat van respect en vertrouwen te worden gecreeerd.

Uit de empirie is tevens naar voren gekomen dat slechts een bepaald type personen in staat is om aan te haken. Vooral groepen met veel geld, voldoende tijd en een sterk sociaal netwerk. Om te voorkomen dat de kloof tussen mensen met een sterk zelforganiserend vermogen en mensen met

een minder sterk zelforganiserend vergroot wordt kan de gemeente sturingsinstrumenten gebruiken om zo uniformiteit te realiseren. Dit kan door middel van een verdeelsleutel of subsidiering bij het opstarten van een CPO-project.

7.3. Aanbevelingen aan beleidsmakers in de specifieke Amsterdamse context

Uit de diepteinterviews met personen die betrokken zijn geweest bij CPO-projecten kwam naar voren dat bestaande initiatieven geen kans maken bij reguliere tenders, aangezien zij niet in staat zijn hoge bedragen te betalen. Daarnaast maken zij geen kans bij de tenderprocedures voor CPO-projecten door de vernieuwde selectieprocedures; zij krijgen geen toegang meer tot de zelfbouwkavels. Dit terwijl de bestaande initiatieven een zeer grote meerwaarde kunnen bieden in de ruimtelijke ontwikkeling. Daarom is het wenselijk dat er actief wordt ingezet op aanbod van kavels specifiek voor innovatie. Hierbij dient te worden voorkomen dat het creeeren van kavelaanbod voor innovatie ten koste gaat van bouwgroepen die bestaan uit enkel particulieren. Het dient dust te gaan om een extra aanbod, dus een aanbod van kavels bovenop de kavels voor zelfbouw.

7.4 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

In dit onderzoek zijn bepaalde sturingsvormen in mindere mate van toepassing geweest. Vooral de sturingsvorm ‘sturing op incentives’ en de sturingsvorm ‘sturing op boundary spanning’ zijn in dit onderzoek in mindere mate vertegenwoordigd. Vervolgonderzoek zou gewenst zijn om de invloed van deze sturingsvorm op de condities van zelforganisatie nader te onderzoeken. Hierbij zou het interessant zijn om een casus te onderzoeken waarin er gebruik wordt gemaakt van sturing door middel van positieve incentives, zoals bijvoorbeeld het uitgeven van subsidies. Zodoende kan worden onderzocht of de mogelijkheid tot aanhaken voor niet-actieve burgers of burgers met een laag inkomen kan worden vergroot.

7.5 Evaluatie: wat ging goed en wat ging minder goed?

Het schrijven van mijn scriptie heb ik ervaren als een zeer intensief en leerzaam proces. De uitvoering van dit onderzoek heeft mij interessante inzichten opgeleverd aangaande zelforganisatie, maar ook over de potentie van collectief particulier opdrachtgeverschap.

Aan het begin van het scriptieproces vond ik het lastig om een onderwerp te vinden dat zowel goed afgebakend als maatschappelijk en wetenschappelijk relevant was. Gedurende het proces ben ik ook een aantal struikelblokken tegen gekomen. Doordat mijn respondentengroep zeer lastig te bereiken was en volle agenda’s kende heb ik tot aan het einde erg veel moeite gehad bij het verwerven van respondenten. Na herhaaldelijke verzoeken middels mail telefonisch contact en persoonlijk bezoek ontving ik geen reacties. Dit resulteerde in het feit dat ik, toen de deadline naderde, nog maar drie interviews had uitgevoerd. Samen met mijn begeleidster heb ik de keuze gemaakt om mijn onderzoek te verbreden en niet alleen de invloed van de sturingswijze van de gemeente Amsterdam op de condities van CPO-projecten in uitleggebieden te onderzoeken, maar ook CPO-projecten in bestaande bouw. Uiteindelijk heb ik zeven personen kunnen interviewen. De interviews die ik heb uitgevoerd zijn allemaal van lange duur, vijf van de interviews hebben een duur van een uur, twee interviews kennen een duur van ongeveer drie kwartier. Tevens heb ik gedurende een dag een rondleiding gehad langs verschillende projecten die zijn gerealiseerd door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap. De interviews die ik heb uitgevoerd gaven mij voldoende inzicht om een duidelijke en heldere conclusie te kunnen formuleren op de deelvragen van mijn onderzoek.

LITERATUURLIJST

08

In document Doordacht sturen op eigen kracht? (pagina 38-44)