• No results found

5. Resultaten: ervaringen van leerling van het vmbo en het vwo

5.1 Schoolloopbaan

5.1.1 Basisschool

Leerlingen uit de derde klas hebben het grootste gedeelte van hun schoolloopbaan op de basisschool doorgebracht. Dat blijkt ook uit de interviews: de respondenten zijn zich vaak nog erg bewust van hun tijd op de basisschool. Op het gebied van ervaringen op de basisschool zijn er veel verschillen tussen leerlingen van het vwo en leerlingen van het vmbo.

Ten eerste zijn van de respondenten van het vmbo zes leerlingen blijven zitten op de

basisschool, tegenover geen van de respondenten van het vwo. De redenen voor het blijven zitten en de leerjaren waarin lopen uiteen: een leerling was te speels (VMBO-06), een ander beheerste de lesstof onvoldoende (VMBO-01, VMBO-02, VMBO-04) en weer een ander had te veel lessen gemist ten gevolge van verhuizingen (VMBO-08) of een combinatie van beide laatste redenen (VMBO-05). De laatste reden stipt meteen een tweede opvallend verschil aan tussen de respondenten van het vmbo en het vwo.

Zo blijken drie vmbo-leerlingen veel van basisschool gewisseld te zijn, tegenover geen enkele respondent van het vwo. De voornaamste redenen hiervoor zijn verhuizingen als gevolg van scheiding van de ouders. Voor respondent VMBO-04 komt daar nog bij dat zij tijdelijk op het speciaal onderwijs heeft gezeten vanwege haar dyslexie. Ze is een keer of vier van basisschool

gewisseld en ze zegt zelf dat die wisselingen invloed hebben gehad op hoe zij leert, omdat ze steeds op verschillende manieren moest leren:

“En dan heb ik bijvoorbeeld op de basisschool heb ik het zo geleerd, en dan leer ik het nu nog een keer op een andere manier, en dat vind ik moeilijk zeg maar om dat te begrijpen.” (VMBO-04)

Zo moest ze groep vier na haar verhuizing op haar nieuwe basisschool opnieuw doen, omdat ze het ‘anders leren’ op die school niet zo snel kon leren. Dat vindt ze vermoeiend, omdat ze dan al een manier heeft om het goed te doen en dan krijgt ze er nog een manier bij. Een voorbeeld is het rekenen van de tafels, waarvan ze de verschillende manieren overigens niet meer wist uit te leggen.

Tot slot vertelden twee vmbo-leerlingen vertelden hoe zij zich voelden in de klas op de basisschool. Een van hen maakt het niet uit dat anderen beter konden leren (VMBO-08), de ander vond het soms wel moeilijk dat andere leerlingen werk sneller af hadden (VMBO-02). Zij hebben de basisschool daardoor op een andere manier ervaren dan de vwo-leerlingen, van wie de helft tot de beste leerlingen van de klas behoorde op de basisschool (VWO-01, VWO-02, VWO-06, VWO- 07). Een van hen was de enige leerling uit zijn klas die naar havo/vwo ging, de rest ging naar het vmbo. Het was voor hem een rare ervaring om les te krijgen met andere havo/vwo-leerlingen:

“In het begin vond ik het raar, want dan dacht ik, want dan kwam er een vraag en dan wou ik antwoord geven, maar dan had iemand het al eerder gedaan. En dan dacht ik van, hm, ik ben misschien niet meer de slimste in de klas.” (VWO-06)

Twee andere respondenten (VWO-01, VWO-02) hadden op de basisschool ook een klas waaruit slechts een paar mensen naar het vwo gingen. Zij vonden beide in hun klas weinig aansluiting bij hun klasgenoten en bestempelen hun basisschool als ‘druk’. Een van hen (VWO-02) vond leren op de basisschool in eerste instantie niet leuk. Ze had moeite met lezen en rekenen, maar toen ze dat eenmaal kon, vond ze het wel leuk. Daarna kreeg ze al snel extra en moeilijkere opgaven. Doordat de moeilijkheidsgraad opliep en ze meer uitgedaagd werd, vond ze het leuker om te leren. Ook de andere respondent (VWO-01) raakte op haar basisschool gedemotiveerd om te leren. Niet omdat ze het niet kon, maar omdat het niet sociaal geaccepteerd was om leren leuk te vinden en hard te leren:

“Want daardoor was ik juist minder mijn best gaan doen, omdat ik, ik was altijd een van de besten van de klas en dat viel niet heel goed bij de meeste mensen. En ik was al anders en dan was dat er nog bovenop en het was niet heel cool om goed te zijn in school op die leeftijd.” (VWO-01)

Dit ligt anders voor een andere respondent van het vwo (VWO-04). Van haar basisschoolklas ging driekwart naar het vwo en slechts één leerling naar het vmbo. Ze had, zoals ze het zelf formuleert, ‘een bizar slimme klas’. Hierdoor heeft zij zichzelf nooit als een ‘slim’ persoon beschouwd. Zij was niet de beste leerling van haar klas, maar omschrijft zichzelf eerder als de ‘onderkant dan aan de bovenkant’. Voor haar is vwo de norm, omdat bijna alle leeftijdsgenoten die zij kent vwo volgen:

“Als ik naar vakantie ga of weet ik veel, mensen uit andere steden. Oh, vwo, wat goed. Dat ik echt denk, ja. Blijkbaar. Het is best normaal.” (VWO-04)

De meeste vwo-leerlingen hebben op de basisschool echter ervaren hoe het is om een van de betere presterende leerlingen van de klas te zijn. Voor de leerlingen van het vmbo lijken vooral veel gebeurtenissen buiten school, zoals verhuizingen, een rol te hebben gespeeld tijdens hun basisschooltijd.