• No results found

bas van stokkom

In document Politiek theater (pagina 75-79)

7

juist voor linkse politiek van belang. Want niet alleen worden economische groei en efficiëntie bevorderd, maar marktwerking helpt burgers meer zeggenschap te geven over de producten en diensten die zij willen ontvangen. De markt vergroot individuele vrijheid.

Snels verwoordt daarmee een populair stand-punt dat door marktideologen en beleidsmakers iedere dag opnieuw wordt verkondigd. Som-migen in de bundel plaatsen er echter kantte-keningen bij. Pieter Hilhorst heeft een prachtig essay geschreven waarin hij de tekorten van individuele vrijheid kernachtig onder woorden brengt. Vrijheid is niet ‘ongebondenheid’ en ook niet ‘zo veel mogelijk deuren kunnen openen’, maar ‘vrede hebben met de manier waarop een beslissing tot stand is gekomen’. Je bent vrij als je in staat bent je identiteit te laten gelden. Dus ook als je je kunt identificeren met andermans beslis-singen, bijvoorbeeld de afwegingen van je arts. Veel van de keuzevrijheid en marktwerking die nu onder de vlag van vrijheid wordt ver-dedigd, heeft volgens Hilhorst niets van doen met ‘mijn identiteit’, met ‘de persoon die ik wil zijn’. Maatregelen die keuzevrijheid vergroten hebben vaak betrekking op irrelevante zaken. Sterker, door het vergroten van keuzevrijheid worden mensen aangemoedigd een ‘optimali-seerder’ te worden. Ze gaan calculeren en verge-lijken, en zien hun verbindingen met anderen als makkelijk te verbreken.

Deze visie wordt in de bundel Vrijheid verplicht nog pregnanter verwoord. Het regeringsbeleid om consumenten zelf het assortiment van publieke diensten te laten bepalen ¬ of het nu ziekteverzekeringen, scholen of kinderopvang betreft ¬ valt bij de auteurs niet in goede aarde. Veel Nederlanders, zo stellen de redacteuren Menno Hurenkamp en Monique Kremer, kun-nen dat beleid niet volgen en staan niet te trap-pelen om tot in detail hun eigen voorzieningen te selecteren. Bijna de helft van de bevolking ¬ zo blijkt uit onderzoek ¬ wil geen tijd vrijma-ken voor dergelijke keuzes. De keuzevermoeid-heid en keuzestress zitten velen dwars. ‘Vrije keuze’ is niettemin een olievlek geworden. Het

keuzeparadigma is overal, ook daar waar het voor niemand iets lijkt op te leveren. Mensen worden aangesproken als individuele keuzedie-ren, en het is de vraag of er nog wel enige solida-riteit is met mensen die regelmatig verkeerde keuzes maken. Dreigt keuzevrijheid onbedoeld te verworden tot een middel om zich te onttrek-ken aan als vervelend ervaren collectieve ver-plichtingen? Bevordert de markt eerste- en twee-deklas dienstverlening? Ontstaat er segregatie tussen beterbedeelden en minderbedeelden? Annemarie Marangos en Janneke Plantenga laten in hun bijdrage zien dat de kinderopvang, ondanks invoering van keuzevrijheid, nauwe-lijks een markt genoemd kan worden. Op basis van het befaamde onderscheid tussen exit, voice en loyalty van Albert Hirschman geven ze aan hoe gebruikers omgaan met kinderopvang. Exit wil zeggen: ik ga naar een andere leverancier. Dat is volgens economen de kern van keuzege-drag op de markt: is er onvoldoende kwaliteit of is het te duur, wegwezen dan. Voice wil zeggen: kritiek uiten, ten einde het aanbod te verbete-ren. En loyalty duidt erop dat je je schikt in de bestaande situatie. Welnu, op de ‘markt’ van kinderopvang is er voornamelijk sprake van loyaliteit. Mensen laten het wel uit hun hoofd van crèche te veranderen. Want zij stellen de emotionele band met de leidster zeer op prijs. De relatie is persoonlijk en langdurig, waardoor zowel ouders als kinderen zich steeds vertrouw-der voelen en gehecht raken aan persoonlijke contacten. Ook al zou het elders goedkoper zijn of laat de opvang in sommige opzichten te wen-sen over, het verbreken van de band tuswen-sen kind en leidster is domweg geen optie.

In de uitstekende bijdrage van Monique Kremer wordt duidelijk hoe sterk ideologisch gekleurd het vertoog van keuzevrijheid is. Zo wordt in de nota Nieuwe accenten op sociale zeker-heid en arbeidsmarkt (200) beweerd dat burgers in toenemende mate eigen keuzes willen ma-ken. De impliciete boodschap is dat mensen zichzelf moeten zien als een investeringsproject. Wie werkloos is, moet beter zoeken naar een baan. En medeburgers hoeven niet op te draaien

79

boeken

Bas van Stokkom over de schaduwkanten van het fenomeen keuzevrijheid voor mensen die verzuimen keuzes te maken of

die niet genoeg vooruitzien. Maar, zegt Kremer, het is steeds duidelijker dat risico’s niet gelijk verdeeld zijn. Zo lopen vrouwen veel meer risico om te moeten zorgen dan mannen, zeker als er kinderen in het spel zijn of oude, zieke ouders. Jonge, hoogopgeleide mannen lopen nog altijd het minste risico. Idealiter zouden die risico’s, aldus Kremer, gedeeld moeten worden: iedereen heeft belang bij een goede collectieve verzeke-ring. Maar keuzevrijheid tornt aan het principe van risicodeling: mensen met de minste risico’s worden ertoe verleid om uit het systeem te stap-pen. Als je zelf ergens geen baat bij hebt, dan ligt exit voor de hand.

Volgens Kremer worden vrijheid en individu-ele keuze pas zinvol op het moment dat mensen zekerheid hebben. Pas dan durven zij ook risico te lopen, te zorgen en zich te scholen. De psy-chologische gemoedsrust van sociale zekerheid spoort mensen ertoe aan om meer te durven en te ondernemen. Zo is wisselen van baan minder angstaanjagend als er een goed financieel vang-net is. Collectieve regelingen gebaseerd op risi-codeling geven dus juist meer vrijheid in plaats van minder.

Tsjalling Swierstra en Evelien Tonkens bena-drukken in hun bijdrage dat het initiatief voor de introductie van keuzevrijheid niet van burgers is gekomen, maar van de overheid. De overheid ver-plicht burgers tegenwoordig tot keuzevrijheid. Veel (semi)-publieke organisaties beogen via de keuzes van burgers informatie te verkrijgen en zo kosten te besparen. Ze kunnen op die manier bovendien de last van verantwoordelijkheid van zich afschuiven. Het nieuwe beleid is dus niet be-doeld ter bevordering van vrijheid, het is eerder een alibi voor marktwerking. Kiezen is geen recht meer, maar een burgerplicht. Burgers ervaren dat kiezen dan ook eerder als keuzedwang.

De plicht van keuzevrijheid zou volgens de auteurs beperkt moeten blijven tot zaken waar-bij geen sprake is van emotionele binding aan personen over langere tijd, zoals telefonie of elektriciteit. Bij zaken waar loyaliteit en binding wel belangrijk zijn, zoals in het onderwijs, moet

er veel ruimte zijn voor startkeuzes, maar ver-volgkeuzes zouden afbreuk doen aan persoon-lijke relaties. Dergepersoon-lijke startkeuzes zijn van groot belang voor ieders welzijn ¬ kiezen voor een partner, geloof of baan bepaalt zelfs je leven ¬ maar dat heeft weinig te maken met het kie-zen van een zorgpolis of een merk kippensoep.

u

Tevredenheidsdieren

Ook Olav Velthuis plaatst in zijn bijdrage veel vraagtekens bij het leerstuk van keuzevrijheid. We hebben nauwelijks kennis over de gevolgen van keuzes die we maken. Bovendien zijn er veel kosten verbonden aan het maken van keuzes. Er zijn vaak domweg te veel opties voorhanden. Het zou dan irrationeel zijn om eerst alle be-schikbare informatie te willen vergaren, alvo-rens een keuze te maken. In het mensbeeld van de economische wetenschappen ¬ een mens die altijd op zoek is naar optimale uitkomsten ¬ wordt hiermee geen rekening gehouden. Die mens zweert bij ‘nutsmaximalisatie’ en beoor-deelt alle keuzes rationeel. Maar in de praktijk zijn voor het doorrekenen van ieder alternatief zo veel denkstappen vereist, dat mensen genoe-gen nemen met acceptabele uitkomsten. Opmerkelijk is, vervolgt Velthuis, dat massale migratie van consumenten na het ‘vrijgeven’ van markten is uitgebleven. Voorlopig is alleen de liberalisering van de markt voor telefonie geslaagd te noemen. In de zorgverzekerings-sector en de energiezorgverzekerings-sector hebben de vergrote keuzemogelijkheden niet de verwachte migratie voortgebracht. Het overgrote deel van de huis-houdens zit nog steeds bij de oude zorgverzeke-raar en heeft nog steeds dezelfde gasleverancier en hetzelfde elektriciteitsbedrijf. Volgens Velt-huis heeft dat te maken met ingeslepen gedrags-patronen, maar ook met het feit dat de baten van overstappen nauwelijks tegen de kosten opwegen. In de markt voor zorgverzekeringen zijn de informatiekosten zo hoog, en moet je op zo veel factoren letten (niet alleen prijzen maar ook kwaliteitsverschillen), dat consumenten er snel voor terugschrikken.

0

Waarom, zo vraagt Velthuis zich af, zou het ∑berhaupt verkeerd zijn om keuzes voor bur-gers te maken? Paternalisme bij keuzegedrag is deels onvermijdelijk. De dokter weet nog altijd beter wat goed is voor de patiënt, terwijl de kok beter weet wat lekker is dan zijn klanten. Voor complexe beslissingen als de inrichting van het ouderdomspensioen geldt dat in nog sterkere mate: onze eigen keuzes zouden nauwelijks rati-oneel zijn.

Velthuis maakt in zijn bijdrage duidelijk dat mensen geen nutmaximaliseerders zijn maar te-vredenheidsdieren, die bijtijds de zoektocht sta-ken en intuïtief kiezen. Zij willen helemaal niet voortdurend het onderste uit de kan halen. Dat is ook de les die getrokken moet worden uit de studie The paradox of choice van de Amerikaanse psycholoog Barry Schwartz. Meer te kiezen hebben betekent in feite dat je met meer lasten wordt opgezadeld, zoals stress en de tijdrovende noodzaak meer informatie in te winnen. Er zijn dan ook afnemende meeropbrengsten aan keu-zevrijheid verbonden. Een veelheid aan keuzes overweldigt ons. Schwartz laat veel empirisch onderzoek de revue passeren waaruit blijkt dat mensen die zich gedragen zoals neoklassieke economen veronderstellen ¬ namelijk als maximaliseerders ¬ heel wat minder gelukkig door het leven gaan dan tevredenheidsdieren. ‘Ben je een maximaliseerder, dan is iedere optie een potentieel web van onrust, spijt en twijfel waarin je verstrikt kunt raken.’

Ongelukkige mensen blijken sterk op de prestaties van anderen gefixeerd te zijn. Zij ver-gelijken zich suf. Gelukkige mensen daarente-gen trekken zich niks aan van wat anderen doen. Zij bezitten het vermogen om zich af te leiden en door te gaan, terwijl ongelukkige mensen blijven piekeren en in een neerwaartse spiraal belanden.

Volgens Schwartz gaat de Amerikaanse

‘ge-luksfactor’ al weer meer dan een generatie ach-teruit. Terwijl de welvaart toeneemt, neemt het aantal mensen dat zich depressief en eenzaam voelt alleen maar toe. Hoewel welvaart voor arme mensen van groot belang is om een gelukkig bestaan te verkrijgen, heeft een verdere toename van welvaart na het bereiken van voldoende materiële zekerheid nauwelijks effect op geluk. In Japan en Polen treft men gemiddeld evenveel gelukkige mensen aan, hoewel Japanners tien keer rijker zijn. Inwoners van IJsland zijn veel gelukkiger dan Amerikanen ondanks vergelijk-bare welvaartsniveaus. Volgens Schwartz lijken nauwe sociale betrekkingen daarbij de doorslag te geven. Mensen die goede vrienden hebben en veel met hun familie optrekken, zijn gelukkiger. Betrokken zijn ¬ ongeacht de vermindering van vrijheid die eruit voort kan vloeien ¬ is veel belangrijker voor het subjectieve gevoel van wel-zijn dan veel geld hebben.

Kortom, Schwartz maakt duidelijk dat men-sen veel meer naar zekerheid hunkeren dan naar keuzevrijheid. Weinig mensen blijken echt voorstander te zijn van kiezen, alle oprukkende consumentenmarkten en reclameverdwazing ten spijt. Mensen willen niet te veel tijd kwijt zijn met zoeken en beslissen. Zo blijkt uit on-derzoek van De Nederlandsche Bank dat burgers in vrijheid bij het kiezen van een pensioen niet geïnteresseerd zijn. Een overvloed aan keuzemo-gelijkheden werkt verlammend. Keuze staat ook geenszins gelijk aan ‘meer controle’.

Ten slotte nog dit: keuzevrijheid verleidt tot een instrumentalisering van menselijke verhou-dingen, afrekenen op resultaat. Dat kan perverse effecten hebben wanneer emotionele bindingen in het geding zijn, bijvoorbeeld op school of in de zorg. Het dienende ethos van de arts en de do-cent dreigt te worden ondermijnd. Als zij alleen een ‘product’ leveren, verspelen zij hun gezag en integriteit.

1

boeken

Over de auteur Anton C. Zijderveld is hoogleraar

Algemene Sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Nederland, zo wordt wel eens gezegd, is in de war. Eerlijk gezegd vind ik dat het nogal meevalt. Natuurlijk zijn er internationaal en nationaal vreselijke dingen gebeurd: de even gruwelijke als absurde terroristische aanslagen in New York, Washington, Madrid en Londen, de al-lerminst gewonnen oorlog tegen en in Irak, de moorden op Fortuyn en Van Gogh, enzovoort. Het was en is allemaal behoorlijk beangstigend en verwarrend, maar het valt toch steeds weer op hoe veerkrachtig onze moderne maatschappijen zijn, hoe snel mensen de even ontglipte teugels weer in de hand nemen en voorkomen dat we in een chaotische Gµtterd∂mmerung ten onder gaan. Ons land werd op politiek gebied door de on-Nederlands optredende Pim Fortuyn behoorlijk door elkaar geschud. Zijn fiolen van politieke toorn die een hoog theatergehalte hadden, richt-ten zich op de Paarse coalitie en in een zinderend populistische golf kwam een aantal politieke kopstukken ten val. Ze zouden verantwoordelijk zijn geweest voor wat Fortuyn hyperbolisch ‘de puinhopen van Paars’ noemde. Melkert moest bijvoorbeeld het veld ruimen, vertrok naar

Wa-shington en begon daar met zijn niet geringe kwaliteiten aan een tweede, succesvolle carrière. We huilden krokodillentranen om het vertrek van Ayaan, maar politiek en maatschappelijk gezien lijkt mij het vertrek van Melkert een veel groter verlies. In de PvdA mag zijn naam nauwelijks nog genoemd worden. Hetzelfde lot onderging Kok die volgens mij een succesvolle premier was en op smadelijke wijze het poli-tieke veld heeft moeten ruimen. Hij ‘emigreerde’ naar het bedrijfsleven waar hij zijn talenten in verschillende commissariaten benut. Af en toe adviseert hij ook de politiek, zoals recentelijk in een opmerkelijk rapport over het bestuur van de Randstad.

Sta je even stil bij al dit gedoe van de laatste vier jaren, dan rijst een verwarrend en rommelig beeld op. Het is dan ook de grote verdienste van het wbs Jaarboek 2006 dat een en ander in een aantal goede essays op lijn wordt gezet. Ik vond het verhelderend om de vier afgelopen jaren aan de hand van concrete onderwerpen nog eens de revue te zien passeren. Eerlijk gezegd verwachtte ik bij het lezen van de titel Vier jaar Balkenende weer geconfronteerd te zullen wor-den met het inmiddels behoorlijk oudbakken Balkenende bashing, maar dat is allerminst het geval. Afgezien van een paar bijdragen die wat

Portretten van een

In document Politiek theater (pagina 75-79)