• No results found

Ik ben op de bank gaan zitten met die zaklantaarn en heb haar ook

in mijn mond gestopt, aangeknipt en in mijn zakspiegeltje het effect bewonderd. Het

was werkelijk prachtig. De huid van mijn wangen leek wel een maanlandschap, met

kraters en donkere kringen. Uit de twee kleine gaatjes in mijn linkerwang straalden

twee minuscule lichtbundeltjes die als zoeklichtjes heen en weer gingen al naar ik

mijn wangen opblies of inzoog. Ik amuseerde me kostelijk met mijn eigen luguber

uiterlijk. Ik had werkelijk in maanden niet zo'n pret gehad en het speet me bijna dat

er niemand langskwam die ik aan het schrikken kon maken.

Al met al, eigenlijk maar goed ook dat er niemand langskwam. Zoals ik daar zat

te lachen met die zaklantaarn in mijn lelijke hoofd, een leeg vogelkooitje bij me, plus

de alom bekende geheimzinnigheid die rond me hangt, zou mijn verklaring dat ik,

in het donker nota bene, een klein bruin vogeltje wilde zoeken me zeker een plaatsje

in ‘het Hotel’ bezorgd hebben.

Het doet me goed dit verhaal tenminste aan iemand te kunnen vertellen. Het vogeltje

is overigens nog maar tweemaal teruggekeerd. Hij woont nu in het park, kent me

nog en komt naar me toe, maar wordt wel steeds hautainer. Alsof hij me een gunst

bewijst door af en toe wat kruimels uit mijn hand te pikken, om daarna steeds met

een hoop overdreven lawaai weer weg te stuiven naar zijn boom.

Ik had nooit gedacht dat het zo vlot zou gaan. De eerste week in het park wilde

hij niet eens zijn kooi uit. Maar nu heeft hij me echt niet meer nodig.

Ook de rode kater is er niet meer. Drie maanden geleden is hij verdwenen en niet

meer teruggekomen. Normaal bleef hij nooit langer dan een week weg, om dan mager

en gewond, maar met een triomfantelijke blik in zijn ogen bij me terug te komen om

zich weer te laten opkalefateren. Na twee weken begreep ik, dat hij wel weg zou

blijven en dat is dan ook inderdaad gebeurd.

Ik mis hem wel. Hij was altijd in mijn buurt en keek me bij alles op de vingers.

In mijn verstrooidheid zet ik toch nog wel eens een schoteltje melk voor hem klaar.

Het verhaal van Druif zal ik je ook vertellen, maar later in deze brief.

Ik had je gezegd, dat ik jou eens alle vreemde dingen zou vertellen die mij overkomen

zijn. Je hebt dat geaccepteerd en niets meer gevraagd. Je hebt mij in die moeilijke

tijd, nu alweer vijf jaar geleden zo enorm geholpen. Ik zal de kans niet hebben jou

zoiets terug te kunnen geven. Het enige dat me overblijft is jou alles te schrijven, de

enige op de wereld trouwens aan wie ik het durf te vertellen. Ieder ander zou me

voor gek verslijten, maar ik vertrouw erop dat jij, al zou je het niet kunnen geloven,

niet alles zo maar zal verwerpen met het bekende gebaar naar het voorhoofd. Ik zal

dan nu eindelijk beginnen. Het is moeilijk voor me om het in woorden om te zetten,

het is de eerste keer en ik weet niet of ik me duidelijk kan maken. Ik zal in ieder

geval gewoon alles neerschrijven zoals het in me opkomt en de woorden gebruiken

zoals ze in me opwellen.

Ze hebben me gevonden aan het strand. Daar zit ik nu ook te schrijven, want hier

aan zee, aan het strand waar ik zo van hou en waar de hele omgeving, de lucht, de

wind, die onmetelijke watervlakte je het gevoel geven werkelijk deel te nemen aan

de eeuwigheid, hier is het gebeurd, op nog geen honderd meter van me vandaan, op

een warme avond, dat ik, zoals zo vaak, naakt op de vloedlijn lag, zó dat het water

onder me doorstroomde tot aan mijn schouders.

Het strand was verlaten, de maan stond stil en groot over me heen. Soms kroop

een golf hoger het zand op en raakte aan mijn haar dat, als het water weer wegtrok,

als koud wier aan mijn schouders plakte. Het was of de maan steeds dichterbij kwam

en haar licht maakte mijn huid weker van kleur, mijn lichaam mooier, vrouwelijker.

Ik genoot van het mystieke dat dan in de lucht hangt, een soort contact met iets groots.

Het maakte me zo gelukkig, dat ik er niet eens achter zou willen komen waardoor

het wordt veroorzaakt. Het heeft iets te maken met het geruis van de zee, met volle

maan en het jezelf geven aan vredig niets doen en niets zijn.

Opeens voelde ik iets zachts langs mijn enkel strijken dat op mijn voet bleef

hangen. Ik dacht een kwal, maar bleef rustig liggen. Al zou het hele universum op

me af komen stormen, ik zou blijven liggen, dan had het zo gemoeten, dan had het

zo gehoord. De hele sfeer was van een vreemd gebeuren dat moest plaatsvinden.

Daarna werd mijn enkel stevig omklemd en ik richtte me op om te kijken.

Ik zag een bleke slang - mijn lichaamskleur ongeveer - om mijn rechterenkel