• No results found

Aof anti-tumor necrosis factor α (anti-TNF) Zowel vedolizumab als anti-TNF therapie

toonden een significante vermindering van slaapstoornissymptomen binnen 6 weken na het starten van de therapie (slaap T-score 52.8 vs 49.8 respectievelijk, p=0.002) en dit continueerde bij week 14 (49.2, p=0.002). Daarnaast werden er ook verbeteringen voor zowel depressie als angstklachten waargenomen, met name in de vedolizumab therapie groep en een trend richting significantie voor de anti-TNF therapie groep. De patiënten die klinische remissie behaalden op week 14 hadden minder last van slecht slapen (13% vs 31%, p=0.010), depressieve klachten (18.2% vs 47.3%, p=0.002) en angstklachten (34.1% vs 56.4%, p=0.027) vergeleken met de patiënten die geen ziekte remissie behaalden. Hieruit mogen we concluderen dat het belangrijk is om remissie van de ziekte te bereiken en dat mogelijk hierdoor bepaalde pro-inflammatie eiwitten afnemen met daarbij verbetering van de slaap kwaliteit van IBD patiënten. Of deze verbetering van slaap en gemoedstand wordt bewerkstelligd door verbetering van de darmontsteking alleen of door een direct communicatiesysteem met het centrale zenuwstelsel blijft onduidelijk.

Nieuwe behandelingen bieden artsen en patiënten met IBD meerdere opties om ziekte remissie te bereiken, maar het behandelen van IBD wordt hierdoor ook meer complex en zeer gespecialiseerd. Daarom zouden IBD patiënten baat kunnen hebben bij een Maag-, Darm en Leverarts gespecialiseerd in de behandeling van IBD. Eerdere studies hebben laten zien dat medische centra die gespecialiseerde IBD-zorg aanboden betere ziekte uitkomsten en lagere mortaliteit toonden na 1 jaar na ziekenhuisopname11 12. Echter een expert IBD centrum is niet vanzelfsprekend dichtbij huis; patiënten die verder weg wonen van gespecialiseerde zorg zouden een hoger risico kunnen hebben op slechtere ziekte uitkomsten. Daarom hebben we de impact van de reisafstand naar een gespecialiseerd IBD ziekenhuis onderzocht in Hoofdstuk 5. De reisafstand naar Massachusetts General Hospital (MGH) werd gedeeld in kwartielen waarbij de hogere kwartielen een grotere afstand naar het ziekenhuis betekenden. De patiënten met de grootste reisafstand (hoogste kwartiel) naar het ziekenhuis hadden een grotere kans dat een IBD-gerelateerde chirurgische interventie noodzakelijk was vergeleken met hen die in het dichtstbijzijnde kwartiel woonden (OR 2.44, 95% CI 1.80-3.32). Bovendien hadden de patiënten met de grootste reisafstand een tweevoudig hoger risico om een biological therapie te starten (OR 2.19, 95% CI 1.69 – 2.85). Weliswaar staat het MGH bekend om doorverwezen IBD patiënten met gecompliceerde ziekte te behandelen en dit zou onze resultaten beïnvloed kunnen hebben maar wij veronderstellen dat dit niet de enige uitleg kan zijn voor de resultaten. Reden hiertoe is dat vergelijkbare resultaten geobserveerd werden wanneer de analyse werd beperkt tot een reisafstand van 40km of 80km en daarnaast werden geen patiënten geïncludeerd die voor een eenmalige consultatie kwamen. Eerdere onderzoeken suggereren om gespecialiseerde zorg samen te brengen in één centrum om zo specifieke kennis te delen, zorgkosten te reduceren en verbeteren van de kwaliteit van de zorg en ziekte uitkomsten13. Echter, deze grote gespecialiseerde medische centra staan

vaak in grote steden, resulterend in een grotere reisafstand en verminderde toegang tot gespecialiseerd IBD-zorg voor patiënten die ver weg wonen. Zoals gezien in deze studie, kan een lange reisafstand leiden tot slechtere ziekte uitkomsten en kan het juist een negatieve invloed hebben op het goede effect van gespecialiseerde zorg. Een oplossing om de impact van de reisafstand te minimaliseren zou het gebruik van ‘telemedicine’ kunnen zijn om zo gespecialiseerde zorg te kunnen leveren en de eerste resultaten zijn veelbelovend14.

Multi-’omics

In het laatste deel van dit proefschrift wordt gebruik gemaakt van nieuwe laboratoriumtechnieken die het mogelijk maken om complexe biologische processen tot in detail te onderzoeken. Een eerdere studie toonde aan dat ziekte activiteit voor 37% bijdraagt aan de kwaliteit van leven15 en om die reden hebben we gekeken naar factoren die invloed hebben op het ziektebeloop van IBD. Verscheidene factoren zijn bekend voor een complex ziektebeloop zoals roken16, ziektegedrag en IBD diagnose op jonge leeftijd17. Maar de impact van een bekende familiegeschiedenis voor IBD op het ziektebeloop werd niet eerder onderzocht. In een grote prospectieve cohort studie hebben we aangetoond dat IBD patiënten die ook een familielid met IBD hebben vaak eerder worden gediagnosticeerd met IBD en eerder IBD-gerelateerde chirurgie nodig hebben in vergelijking tot patiënten zonder een familielid met IBD (Hoofdstuk 6). Daarnaast is een bekende familiegeschiedenis voor de ziekte van Crohn (CD) bij een eerstegraads familielid geassocieerd aan een gecompliceerd beloop van CD. Genetische data waren beschikbaar voor de meerderheid van de studiepopulatie en liet zien dat patiënten met een eerstegraads IBD familielid een grotere genetische aanleg hadden om IBD te ontwikkelen dan patiënten zonder IBD familiegeschiedenis (p=0.004) en als het familielid met IBD ook hetzelfde type IBD had (p=0.03). De distributie van vijf single nucleotide polymorphisms (SNPs) in CD patiënten was significant verschillend tussen patiënten met een familielid met CD diagnose en patiënten zonder (p<0.01). Geen van deze SNPs werd gelinkt aan familie-gerelateerde colitis ulcerosa (CU). Daarnaast werd een metagenomic analyse uitgevoerd bij een deel van de studiepopulatie waarbij een hogere aanwezigheid van de Ruminococcaceae werd gezien in familie gerelateerde IBD in vergelijking met patiënten zonder IBD familiegeschiedenis. Opvallend is dat eerder onderzoek bij kinderen met IBD een sterke correlatie toonde tussen Ruminococcaceae aanwezigheid en gecompliceerde CD met vernauwingen18. Dit is in overeenstemming met onze resultaten die een link toonden tussen IBD familiegeschiedenis en gecompliceerde CD. Weliswaar was de ‘omics analyse enkel beschikbaar in een gedeelte van het studie cohort, toch laten onze resultaten zien dat een familiegeschiedenis voor IBD effect heeft op het ziektebeloop en dit mogelijk veroorzaakt wordt door een onderliggend verstoord microbioom en gezamenlijke genetische aanleg voor IBD.

A