• No results found

In dit hoofdstuk zal het antwoord op de hoofdvraag gepresenteerd worden. Deze hoofdvraag luidt als volgt:

Met welke aspecten van de Nederlandse grammatica hebben de Poolse taalverwervers de meeste moeite en wat is de meest efficiënte manier om de Nederlandse grammatica aan de Poolse leerders aan te bieden?

Van de antwoorden op de deelvragen blijkt dat de Poolse leerders moeite hebben met bepaalde aspecten van de Nederlandse taal, vooral op het gebied van woordensoort en in mindere mate op het zinsniveau. Wat de morfologie betreft bleek het woord ER, gevolgd door de scheidbare werkwoorden en het perfectum, het grootste probleem te vormen tijdens het vertalen van de zinnen vanuit het Pools naar het Nederlands. De eerste twee aspecten werden door de geënquêteerden ook beschouwd als het grootse struikelblok bij het leren van de NT2. Uit de gegenereerde data is tevens naar voren gekomen dat de cursisten het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord en lidwoorden als lastig ervaren. De resultaten van het praktische deel van de enquête (de vertalingen) spreken dit echter tegen. Ik had hierin meer incorrecte antwoorden verwacht, gezien het aantal fouten dat ik tijdens het lesgeven tegenkom. Het (relatief) geringe aantal fouten m.b.t. deze twee taalelementen kan te maken hebben met de ter vertaling gepresenteerde zinnen: er zijn veel minder fouten gemaakt in de zinnen met de eerste persoon (zin c) dan met derde persoon(zin t), die respectievelijke veel minder aan bod komt tijdens de taaloutput. Tevens zijn er in de vertalingen veel meer fouten gemaakt in wat complexe zinnen dan in eenvoudige zinnen(bv. b & s versus a & t). Deze constatering geld ook voor het syntactische gedeelte. Er werden door mij veel meer mogelijkheden verwacht, bv. wat betreft de negaties of de vraagzinnen. Deze voorspelling is niet uitgekomen. Volgens mij heeft

47

dat te maken met het input/outputproces. Zinnen die de cursisten vaker hebben gehoord en/of geproduceerd bevatten veel minder fouten, dan de constructies die voor de cursisten helemaal nieuw zijn of minder aan bod kwamen tijdens en/of buiten de les. Wat syntaxis betreft, blijken de leerders de grootste moeite met de woordvolgorde in de zin te hebben. Deze taalaspect werd ook door de Poolse NT2-eres zelf als de meest lastige beoordeeld.

Deze kennis kan geïntegreerd worden in een gebruiksvriendelijke handleiding voor de Poolse leerders die op een toegankelijke manier (met zoveel mogelijk het vermijden van grammaticaal jargon en in het Pools) de verschillen tussen het Nederlands en het Pools zal uitleggen. De toegespitste oefeningen zullen de theorie in praktijk helpen te brengen en op zo’n manier de problematische taalaspecten de Poolse taalverwervers zo snel mogelijk eigen te maken. Omdat alle bestudeerde taalaspecten in een kleinere of grotere mate een probleem vormen voor de Poolse leerder, zijn ze allemaal verwerkt in de grammaticale handleiding. Aan zo’n handleiding zegt 100% van de geënquêteerde personen behoefte te hebben.

In de toekomst zou er gekeken kunnen worden of deze handleiding een bijdrage heeft kunnen leveren aan het NT2-verwervingsproeces onder de Poolse leerders en als wel, dan in welke mate. De feedback van de Poolse taalverwervers zou kunnen helpen om dit naslagwerk te optimaliseren. Daarnaast kan er gekeken worden naar de mogelijkheid om de reeds bestaande handleiding van Versteeg (2013) te vertalen naar het Pools, zodat de semigevorderde Poolse leerder er gebruik van zou kunnen maken. Tevens kan er nagedacht worden over het samenvoegen van beide naslagwerken die als een grammaticale gids voor leerdres op alle niveaus zal kunnen fungeren.

48 Geraadpleegde literatuur:

Appel, R. &Vermeer, A. (1994). Tweede-taalverwerving en tweede-taalonderwijs. Bussum: Coutinho. Arends, E., Bakker, H., Buunk, E., Dijks, H., Goede, R. de, Hillen,W. , Laumann, M., Maas, S. & Van der

Worp, K. (2010). Effectiviteit van grammaticaonderwijs. Levende Taal Magazine, 10 (7), pp. 18-19. Bailey, N., Madden, C. & S. Krashen (1978). Is there a natural sequence in adult second language

learning? In E. Marcussen Hatch, Second language acquisition: A book of readings. Rowley: Newbury House Publishers, p. 362-370.

Bartnicka, B. & Satkiewicz, H. (1990). Gramatyka języka polskiego dla cudzoziemców. Warszawa: Wiedza Powszechna.

Bossers, B. (2008). Vormen van grammaticaonderwijs en hun effect op de taalverwerving. In B. Bossers, Klassiek Vakwerk. Achtergronden van het NT2-onderwijs. De Beste artikelen uit 5 jaar vakwerk (pp. 197–211). Amsterdam: Boom.

Cook, V. & Newson, M. (2007). Chomsky's Universal Grammar: an introduction. 3rd ed. Malden, MA [etc.]: Blackwell.

Craats, I. van de, Corver, N. & Van Hout R. (1998). De wet van behoud van structuur. Verwerving van de possessief in een tweede taal. Toegepaste taalwetenschap in Artikelen, vol. 58, p. 137-147. Craats, I. van de (2000). Conservation in the acquisition of possessive constructions: A study of second

language acquisition by Turkish & Moroccan Learners of Dutch (dissertation). Katholieke Universiteit Brabant.

Cummins, J. (1979). Cognitive/Academic Language Proficiency, Linguistic Interdependence, the Optimum Age Question and Some Other Mathers. Working Papers on Bilingualism 19, pp. 197-205. Dagevos, R., Dagevos, J.M., & Ross, J.(2011). Poolse migranten. De positie van Polen die vanaf 2004 in

Nederland zijn komen wonen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dulay, H.C. & Burt, K.M. (1973.) Should we teach children syntax? Language Learning, pp. 245-58. Ebeling, C.L. (2006). Semiotaxis. Over theoretische en Nederlandse syntaxis. Amsterdam: Amsterdam

UP.

Gijsberts, M., Andriessen, I., Nicolaas, H. & Huijnk, W. (2018). Bouwen aan de toekomst in Nederland. De leefsituatie van Poolse migranten die zich na 2004 in Nederland hebben ingeschreven. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Hulstijn, J. (1999). Vaardigheid zonder kennis? De rol van grammaticakennis en automatisering in de verwerving van een tweede taal [Oratie]. Amsterdam: Vossiuspers AUP.

Kalsbeek, A. van (2003). Benadering in het tweede-taalonderwijs. In R. Appel (red.), Onderwijs Nederlands als tweede taal (pp. 38-57). Alphen aan de Rijn: Kluwer.

Kalsbeek, A. van (2015). Taalonderwijs en didactiek. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs (pp. 48-86). Bussum: Coutinho.

49

Krashen, S. & Terrell, T. (1983) The Natural Approach; Language Acquisition in the Classroom. Oxford: Pergamon/Alemany.

Kuiken, F. & Vedder,I. (1995). Grammatica opnieuw bekeken. Over de rol van grammatica in tweede en vreemde taalonderwijs. Amsterdam: Meulenhoff Educatief.

Kuiken, F. (2006). Taalverwerving. In A. Appel, A. Baker, K. Hengeveld, F. Kuiken & P. Muysken (red.), Taal en Taalwetenschap (p. 48-67). Oxford: Blackwell Publishing.

Kuiken, F. (2015). Grammatica. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs (pp. 208-237). Bussum: Coutinho.

Lado, R. (1957). Linguistics across cultures: Applied linguistics for language teachers. Michigan: The University of Michigan Press.

Markowski, A. (2007). Wielki słownik poprawnej polszczyzny. Warszawa: Wydawnictwo Naukowe PWN.

Oostendorp, M. van (2012). Rotterdams. Taal in de stad. Geraadpleegd op 3 augustus 2019, van http://www.vanoostendorp.nl/pdf/rotterdams.pdf

Sauter, K. (2002). Transfer and Access to Universal Grammar in Adult Second Language Acquisition (dissertation). Groningen.

Versteeg, T. (2013). De Nederlandse taal door een Poolse bril: over transfer en de verschillen tussen het Pools en het Nederlands (master thesis). Geraadpleegd op 10 januari 2019, van

https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/278634

Vandeweghe, W. (met Devos, M. & De Meersman, F.) (2013). Grammatica van de Nederlandse zin. Apeldoorn: Garant.

Vermeer, A. (2015). De context van tweedetaalverwerving en tweedetaalleren. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs (pp. 16- 45). Bussum: Coutinho.

Wardhaugh, R. (1970). The Contrastive Analysis Hypothesis. In: TESOL Quarterly, vol. 4, no. 2, p. 123- 130. GERAADPLEEGDE SITES https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/06/familierelaties-van-polen-in-nederland op 30 januari 2019 https://cbos.pl/SPISKOM.POL/2016/K_005_16.PDF op 2 februari 2019 https://www.rtlnieuws.nl/node/949981 op 31 maart 2019 http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html op 18 juli 2019

50 BIJLAGE 1

Enquête / Ankieta

1.

Wat is uw naam?/ Jak się Pan,Pani nazywa?

2.

Hoe oud bent u?/ Ila Pan, Pani ma lat?

3.

Hoe lang woont u in Nederland?/Jak długo Pan, Pani mieszka w Holandii?

4.

Hoe lang leert u Nederlands?/Jak długo Pan, Pani uczy się języka niderlandzkiego?

5.

Wat is uw hoogst genoten opleiding?/Jakie jest Pani, Pana wyksztalcenie?

6.

Spreekt u ook Engels of/en Duits?/ Czy zna Pan, Pani również język angielski lub/i niemiecki?

7.

In hoeverre denkt u dat grammatica belangrijk is bij het verwerven van een tweede taal? Geeft u een cijfer tussen 1 en 5 (waarbij 1 staat voor ‘helemaal niet belangrijk’ en 5 staat voor ‘erg belangrijk’)/W jakim stopniu uważa Pan, Pani, że znajomość gramatyki jes tważna w nauce drugiego języka? Proszę podać cyfrę od 1 do 5 (gdzie 1 oznacza, że gramatyka jest ‘zupełnie nieważna’, a 5, że jest ‘bardzo ważna’).

8.

Welke grammaticale aspecten van het Nederlands vindt u moeilijk en in welke mate? Geeft u een cijfer tussen 1 en 5 (waarbij 1 staat voor ‘helemaal niet moeilijk’ en 5 staat voor ‘erg moeilijk’)./ Jakie aspekty języka niderlandzkiego, jeśli chodzi o gramatykę, uważa Pan, Pani za trudne i w jakim stopniu? Proszę podać cyfrę od 1 do 5 (gdzie 1 oznacza, że dany aspekt ‘ w ogóle nie jest trudny’, a 5 oznacza, że jest ‘bardzo trudny’).

a. Lidwoorden/rodzajniki

b. Geslacht/r.męski, żeński i nijaki

c. Bezittelijk voornaamwoord/zaimek dzierżawczy d. Het woord ER/słówko ER

51

e. Maken van het perfectum/tworzenie czasu przeszłego dokonanego f. Werkwoordsvervoeging/odmiana czasowników przez osoby

g. Zinsbouw (woordvolgorde)/budowa zdania(kolejność wyrazów w zdaniu) h. Maken van vraagzinnen/budowa pytań

i. Negaties/przeczenia

j. Scheidbare werkwoorden/czasowniki złożone

9.

Vertaal/Proszę przetłumaczyć: a. Mam syna i córkę.

b. Mam interesujacą książkę. c. Idę z mamą do kina. d. Samochód stoi w garażu.

e. Mieszkałam dwa lata w Roterdamie. f. Ona ma dużo pieniędzy.

g. On codziennie pracuje. h. Kiedy jedziesz do Polski? i. Nie piję mleka.

j. Sprzątam mó jpokój. k. Wstaję o 6 rano. l. Nie rozumiem.

m. Czy on pije herbatę z cukrem? n. Wczoraj dużo zjadłam. o. Myślę, że on jest chory.

52 p. On je lody.

q. Ona już jest.

r. On musi wziąć swój dyplom. s. Ona jest ładną dziewczynką. t. Mam książkę dla pani.

10.

Zou u willen dat er een handleiding in het Pools komt die de grammaticale verschillen tussen het Nederlands en het Pools uitlegt?/Czy chciałby Pan, chciałaby Pani, żeby pojawił się przewodnik po gramatyce holenderskiej (w języku polskim), który wyjaśniałby różnice pomiędzy gramatyką języka niderlandzkiego i polskiego?

a. Heel graag/bardzo chętnie b. Graag/chętnie

c. Dat kan/może być

d. Ik vind het niet nodig/Uważam, że to niepotrzebne. e. Nee/nie

11.

Zou deze handleiding ook praktische oefeningen moeten bevatten?/ Czy ten przewodnik powinien również zawierać ćwiczenia praktyczne?

a. Een heel goed idee/bardzo dobry pomysł b. Een goed idee/dobry pomysł

c. Het kan, maar dat hoeft niet/może zawierać, ale nie musi d. Liever niet/lepiej nie

e. Nee, een theoretische uitleg vind ik voldoende/nie, wyjaśnienie teorii uważam za wystarczająco pomocne.

53 BIJLAGE 2

OVERZICHT VAN TABELLEN EN FIGUREN

Tabellen

Tabel 1. Samenvatting van de belangrijkste verschillen tussen het Pools en het Nederlands op het

gebied van de morfologie. 20

Tabel 2. Een overzicht van de belangrijkste verschillen op het gebied van syntaxis. 24

Tabel 3. Informatie over de participanten. 28

Tabel 4. Overzicht van aangenomen en verworpen hypothesen. 42

Figuren

Figuur 5. Verschillen tussen de participanten wat betreft hun geslacht, leeftijd, taalniveau,

verblijfduur in Nederland, duur cursus Nederlands, opleiding en kennis van Engels/Duits. 30 Figuur 6. Hoe moeilijk vinden de participanten bepaalde aspecten van het Nederlands? 31

Figuur 7. Een aantal gemaakte fouten per taalaspect. 32

54 BIJLAGE 3

AFKORTINGEN

Ø – teken dat aangeeft dat het element niet zichtbaar wordt gerealiseerd 1,2,3 – 1e, 2e,3e persoon SG – enkelvoud (singularis) PL – meervoud (pluralis) NOM – nominatief GEN – genitief DAT – datief ACC – accusatief INSTR – instrumentalis LOC – locatief

ADV – bijwoord (adverb)

ADJ – bijvoeglijk naamwoord (adjectief) M – mannelijk (masculine)

F – vrouwelijk (feminine) N – onzijdig (neuter)

PRES – tegenwoordige tijd (present) PAST - verleden tijd (past)

OTT – onvoltooid tegenwoordige tijd (presens) VTT – voltooid tegenwoordige tijd (perfectum) SVO – subject – verbum – object

SOV – subject – object – verbum VSO – verbum – subject – object

55 BIJLAGE 4

Mini przewodnik po gramatyce języka niderlandzkiego