• No results found

Andersglobalisering & Protest tegen handelsbeleid

Dit hoofdstuk geeft een inleiding op de andersglobaliseringsbeweging en legt de verbinding tussen andersglobalisering en protest tegen TTIP.

3.1 Andersglobalisering

Zoals besproken in hoofdstuk 1 is de huidige vorm van globalisering te omschrijven als neoliberale globalisering. Globalisering is niet een ‘realiteit daarbuiten’ maar, volgens Watson (2001), een mythe gecultiveerd door neoliberalen om verzet te neutraliseren en zinloos te laten lijken. Dit idee werd door de Britse premier Thatcher gebruikt in haar bekende slogan ‘There Is No Alternative’, kortweg TINA (Pinsky, 2010). De huidige vorm van globalisering kent weerstand.

De huidige vormen en reikwijdtes van wereldwijd verzet tegen globaliseringsprocessen is één van de belangrijkste politieke ontwikkelingen van de laatste circa 20 jaar (Anderson, 2013; Kahn &

Kellner, 2007, p. 662; Winslett, 2016). Er is sprake van een terugslag (backlash) tegen

globalisering. Dit is in een stroomversnelling gekomen door de financiële en economische crisis sinds 2007. Hierbij is de onvrede met name gestegen bij mensen in kapitalistische landen met hoge inkomens. De basis achter het protest is verbreed naar de middeninkomens en ook jongeren en ouderen zijn meer betrokken geraakt. Ze staan nu samen met vakbonden en activistische groepen (Albo & Fanelli, 2014; Berezin, 2015; Della Porta, 2015, p. 66).

Net als globalisering is ook het verzet complex, tegengesteld en ambigu. Daarbij varieert het van radicaal progressief tot reactionair en conservatief. Er is dus geen sprake van een eenvormig verzet (Kahn & Kellner, 2007, p. 662; Ritzer, 2011, p. 302). Onder de conservatieve krachten kunnen de verwerping van de Europese Grondwet in Frankrijk en Nederland, de keuze voor Brexit en opkomst van populistische politici als Trump en Le Pen worden gezien (Elliott, 2016;

Hermann, 2007; O’Rourke, 2016; Rennie Short, 2016). Ook terrorisme kan gezien worden als reactie op de huidige vorm van globalisering (Castells, 2010, p. 144; Jalata, 2016, p. 24; Perry, 2008, p. 198). Naast deze defensieve en op nationale soevereiniteit gerichte visies is er ook ruimte gekomen voor alternatieve progressieve visies op globalisering (Anderson, 2013; Berezin, 2015). Dit wordt vaak aangeduid met de term ‘andersglobaliseringsbeweging’ of

‘alterglobaliseringsbeweging’. Andere benamingen zijn ‘global justice movement’, ‘movement of movements’, ‘anti-corporate globalization movement’ of ‘alterglobalization movement’ (Abbeloos, 2009). De term ‘alterglobalisering’ is afgeleid van antiglobalisering, maar moet een onderscheid duidelijk maken tussen enerzijds antiglobalisten die tegen globalisering zijn en liefst een wereld

zien gebaseerd op conservatieve waarden en nationale soevereiniteit; en anderzijds

alterglobalisten die een alternatieve globalisering willen dan de huidige, gebaseerd op mondiale samenwerking en interactie maar die de negatieve effecten van neoliberale globalisering willen beteugelen (Yanling, 2010).

Waar neoliberale globalisering is verwoord in de TINA-doctrine, is dit tegengesproken door de andersglobaliseringsbeweging met slogans als “Another World Is Possible” en There Are Many And Real(alistic) Alternatives (TAMARA), wat uitmondt in ‘één nee, vele ja’s’ (Abbeloos, 2009, Icaza & Vazquez, 2013; Wainwright, 2012). De beweging bestaat uit diverse actoren zoals mondiale en lokale niet gouvernementele organisaties (NGO’s), vakbonden en

burgerbewegingen die ondanks hun diversiteit te omschrijven zijn als ‘politiek links’ (Reitan, 2012). Er is een gedeeld masterframe in de vorm van verzet tegen neoliberalisme (Ayres, 2004;

Giugni, Bandler & Eggert, 2006; Pleyers, 2010, p.155-156). Framing kan worden gedefinieerd als “collectieve processen van interpretatie, attributie en sociale constructie die intermediëren tussen opportuniteiten en actie” (Giugni, Bandler & Eggert, 2006, p. 14). Het ontwikkelen van een frame is belangrijk voor hoe mensen aankijken tegen een onderwerp. Framing is essentieel voor sociale bewegingen en met name voor heterogene bewegingen zoals de

andersglobaliseringsbeweging (Andretta & Mosca, 2004). Dat framing een werkelijk invloed heeft is aangetoond door Hiscox (2003) in een onderzoek naar framing rond handelsbeleid en door Dür (2016) rond TTIP.

De meest recente cyclus van protest is terug te herleiden tot de opstand van de Zapatista’s in Mexico in 1994, op de dag dat het North American Free Trade Agreement (NAFTA) tussen Canada, Mexico en de VSA in werking trad. Bredere bekendheid kreeg de

andersglobaliseringsbeweging door grote media-aandacht tijdens protesten tegen de WTO in Seattle in 1999 (Andretta & Mosca, 2004; Broad & Heckscher, 2003; Pinsky, 2010). Sindsdien zijn er protesten en massamobilisaties geweest tijdens bijeenkomsten van onder andere de G7 en G8, de WTO, het IMF en de Wereldbank en een globale actiedag tegen de oorlog in Irak in 2003. Ook de ‘Arabische Lente’, Indignados en de Occupy-beweging passen in deze cyclus (Icaza & Vasquez, 2013; Nail, 2013; Reifer, 2013; Reitan, 2012). Naast protesteren zijn er ook pogingen gedaan om alternatieven te formuleren. Hiertoe is meerdere malen een World Social Forum georganiseerd. Dit is bedoeld als open ruimte om te discussiëren over alternatieven (Couture, King, Toupin & Lentz, 2016; Pinsky, 2010). Hiervan zijn ook regionale, nationale en lokale varianten en thematische varianten ontstaan zoals het World Education Forum, World Trade Unions Forum of World Junior Forum. Het World Social Forum is door de deelnemers

geframed als tegenhanger van het World Economic Forum dat jaarlijks in Davos plaatsvind (Couture, et. al., 2016; De Sousa Santos, 2005; Seoane, 2002; Smith & Smythe, 2010).

Zodoende is sinds halverwege de jaren 1990 een progressieve mondiale beweging ontstaan (Pinsky, 2010; Pleyers, 2010, p. 63). Hoewel er coherentie is in de ideeën van de

andersglobaliseringsbeweging is er nog geen alternatieve ideologie die krachtig genoeg is zoals het Keynesiaanse in de jaren 1940 dat als antwoord kan dienen op het neoliberalisme en de economische, sociale en ecologische crisis (Fanelli & Brogan, 2014; Mann, 2013, p. 354; Steger

& Wilson, 2012).

Nadat de andersglobaliseringsbeweging bekendheid kreeg na de WTO-top is Seattle 1999 is ze getransformeerd naar een beweging die meer kijkt naar binnenlandse kwesties dan naar internationale instituties en politieke toppen. Deze heroriëntatie naar lokale en concrete

problemen is te verklaren doordat door de crisis het gevoel van urgentie van verandering hoger wordt ingeschat. Activisten kiezen ervoor om minder op zoek te gaan naar aandacht in de media via massale demonstraties maar richten zich op lokale en pragmatische strijd. Daarbij komt dat sommige activisten ervaringen hebben opgedaan die ze nu lokaal willen toepassen. Ook staan instituties zoals de WTO en Wereldbank minder in de kijker dan vijftien jaar geleden. Tenslotte kan het meespelen dat er teleurstelling binnen de beweging is over het falen van een eerdere strijd (het stoppen van de Irak-oorlog) (Dweyer, 2013; Zamponi & Daphi (2014, pp. 210-211).

Volgens Della Porta & Parks (2016) hoeft het verplaatsen naar nationale en lokale niveau niet gezien te worden als signaal van falen, maar kan het een strategische keuze zijn omdat de EU niet gevoelig lijkt voor protest tegen bezuinigingen en andere uitingen van neoliberaal beleid.

Tactieken die gebruikt worden zijn onder andere blokkades, pleinen bezetten, flashmobs bij banken en overheden, burgerlijke ongehoorzaamheid, ‘klokkenluiden’ en digitaal ‘hacktivisme’

tegen overheden, bedrijven, internationale financiële instituties, overheidsgeweld en

handelsbeleid (Albo & Fanelli, 2014). Pleyers (2010) onderscheid twee waaiers van tactieken: de

‘way of subjectivity’ en ‘way of reason’. Over de ‘way of subjectivity’ zegt Pleyers dat:

“instead of theoretical arguments or economic calculations, activists of the way of subjectivity strive to resist neoliberal globalization and to construct themselves as actors through performances and lived experience. (...) This subjectivity and creativity are expressed through many actions taken, from the subversion of advertising (‘ad-busting’) to festive carnivalesque parades and companies of clowns during blockades of international summits.’ (pp. 35-36)

De mensen achter de ‘way of reason’ zien zichzelf eerder als burger dan activist.

“By calling themselves citizens rather than activists, they express their disenchantment with previous forms of activism and their interest in reformulatingways of political engagement on the basis of an active concept of citizenship. To oppose neoliberalism, become actors in globalization, and participate in decisions which affect their lives, they have chosen the way of reason, founded on technical and abstract knowledge, expertise and popular education.” (pp. 109)

3.2 Protest tegen handelsbeleid

Het Europees handelsbeleid in het algemeen en TTIP is het bijzonder wordt de laatste jaren meer dan ooit besproken. Vaak rijst hierbij de vraag of het beleid gericht is op de belangen van de burgers of de nauwere belangen van grote bedrijven (EC, 2014, p. 18; Schroeder, 2017).

Ondertussen is TTIP niet alleen het meest ambitieuze project van de EU op vlak van

handelsbeleid, het is ook het meest omstreden project (Novotná, 2016; Van Ham, 2016). Eén van de uitkomsten van de onderhandelingen over TTIP, of het er nu komt of niet, is een grotere politisering van handelsbeleid en de EU in bredere zin (Fahey, 2016; Gheyle, 2016a). Hiervoor is een combinatie van meerdere factoren. TTIP onderhandelingen vinden plaats in de nasleep van een grote economische crisis en de controversiële maatregelen die daarbij werden genomen waardoor het wantrouwen tegen de EU als geheel is toegenomen (Studdart, 2014). Inhoudelijk omvat TTIP veel meer dan enkel het verlagen van tarieven. Onderhandelingen over reguleringen en niet-tarifaire barrières zijn reden van ongerustheid. Via TTIP, CETA ook het Trade in Services Agreement (TISA) en eerder ACTA, staat de binnenlandse regulatorische autonomie op het spel (Alemanno, 2016; Van Ham, 2016; Winslett, 2016). Reguleringen zijn vaak een weerspiegeling van verschillende democratische keuzes, gericht op publieke en sociale doelen zoals gezondheid en financiële stabiliteit (Eliasson, 2014). Regulatorische samenwerking heeft dus een direct effect op het dagelijks leven en gaat over de keuze over het soort maatschappij waarin men wil leven (Birchfield, 2015; Ullrich, 2016, p. 6). TTIP is gezien als anders dan eerdere handelsakkoorden want voor het eerst is er een gelijkwaardige partner. De EU zou dus compromissen moeten sluiten, in tegenstelling tot onderhandelingen met kleine economieën (Gheyle, 2016b). Hierdoor beperkt protest tegen TTIP zich niet door mensen uit economische sectoren die concurrentie uit de VSA verwachten maar is het relevant voor een breed pallet van organisaties uit middenveld die betrokken zijn bij reguleringen over allerlei zaken zoals milieu en consumentenrechten (Young, 2016). De EU en VSA zijn volwassen democratieën waar veel actoren, waaronder civiele

maatschappij, bijdragen aan het beslissingsproces (BEUC, 2014). Daarbij is door Dür (2016) aangetoond dat belangengroepen de publieke opinie kunnen vormen als de kennis over een onderwerp over het algemeen laag is. Deze framing is belangrijk voor het vinden van politieke steun. Dat is in het geval van TTIP gebeurd rond onder andere digitale privacy, voedselveiligheid, ISDS (Gheyle, 2016a; Gortanutti, 2016; Strange, 2015). Een gebrek een transparantie is ook aangedragen als punt van kritiek (CEO, 2015; Gortanutti, 2016; Graziano & Caiani, 2016). Met het brede onderhandelingsmandaat van mega-RTAs zoals TTIP en CETA is grotere

transparantie nodig. Hoewel het ervoor kan zorgen dat een vrije, vertrouwelijke, discussie moeilijker is en onderhandelingen langer duren is de toegang tot informatie gezien als essentiële voorwaarde voor het functioneren van een democratie (Ball, 2009; Sieber-Gasser, 2016;

Transparency International, 2016). Het vergroot legitimiteit van onderhandelaars en kan argwaan verkleinen. Ook draagt het bij aan een betere vertegenwoordiging van diverse belangen

(Alemanno, 2016; Delimatsis, 2016). Transparantie is daarom een maatstaf voor en vorm van goed bestuur (Ball, 2009). Het gebrek aan transparantie is door protestbewegingen neergezet als eenzijdig ten voordele van multinationals (Alemanno, 2016; Gheyle, 2016b; Van Ham, 2016).

Uiteindelijk werd het onderhandelingsmandaat na protest openbaar gemaakt, nadat het al online gelekt was. Daarna volgde een transparantie-offensief van de EC om meer documenten te openbaren, maar de imago-schade was al geleden (Alemanno, 2016; Novotná, 2016, p. 37).

Naast kritiek vanwege de inhoud en gebrek aan transparantie past politisering van TTIP in een langere trend van politisering van handelsbeleid en van de EU. Eerdere politisering was al vanaf halverwege de jaren 1990 duidelijk gemaakt door de andersglobaliseringsbeweging tijdens protest tegen het Multilateral Agreement on Investment (MAI) en het GATS (Gheyle, 2016b;

Strange, 2015; Winslett, 2016). Protest tegen TTIP bouwt daarop voort op. Een belangrijke rol voor de continuïteit is er voor een losse coalitie van NGO’s onder de naam Seattle2Brussels (S2B) die werkte rond eerdere handelsakkoorden en nu ook rond TTIP (Gheyle, 2016b; Strange, 2015). Ondertussen is de politisering van TTIP verbreed naar andere handelsakkoorden zoals CETA en TiSA (Gheyle, 2016a; Winter, 2016). Dit heeft ertoe geleid dat CETA bijna niet

ondertekend werd in België omdat Wallonië geen mandaat wilde geven aan de federale regering (www.europa-nu.nl). Deze ‘CETA-saga’ heeft sommige observatoren de vragen doen stellen in hoeverre de EU nog goed een goede onderhandelaar kan zijn en wat de toekomst is van het EU handelsbeleid (Renard, 2016; Van der Loo & Pelkmans, 2016; Winter, 2017). Een andere vorm van continuïteit is te zien in protestvormen. Een voorbeeld daarvan zijn TTIP-vrije zones, soms uitgebreid naar TTIP-CETA-TiSA-vrije zones. Tijdens onderhandelingen over het MAI en het GATS waren er honderden gemeenten in Europa die zichzelf ‘GATS-free’ en ‘MAI-free’

verklaarden (Deckwirth, 2006; (Grewal, 2005; Verger & Bonal, 2006). Momenteel (mei 2017) zijn er 2331 TTIP-vrije zones in Europa (https://www.ttip-free-zones.eu). Daarmee is protest tegen TTIP uiteindelijk een kristallisering van lange-termijn evoluties in EU handelsbeleid: een constant toenemende politieke autoriteit die niet als legitiem gezien wordt zowel niet in output als

throughput (Gheyle, 2016b).

Volgens Europees Commissaris voor Handel Malmström (2015) is het een goede zaak dat handelsbeleid de interesse van een breed publiek heeft gekregen. Ze voegt eraan toe dat ze dan wel liefst een debat ziet gebaseerd op feiten, hoewel dat momenteel moeilijk lijkt te gaan. Garcia-Duran & Eliasson (2017) hebben een analyse gemaakt van de argumenten van voorstanders en tegenstanders. Daarbij kwamen ze tot de conclusie dat de argumenten van beide kanten elkaar niet tegenspreken. Maar ook vonden ze dat het debat niet gaat over de rationale vraag of de kosten groter zijn dan de baten, maar over de waarschijnlijkheid van de kosten. Daarin hebben de tegenstanders de bovenhand gekregen in het debat. Het debat wordt niet meer gevoerd met rationale argumenten over economische groei en geopolitiek, maar met normatieve argumenten.

TTIP wordt geframed als bedreiging van standaarden die typisch ‘Europees’ worden gezien, identiteit, soevereiniteit en democratie (De Ville & Sille-Brugge, 2016; Schroeder, 2017). Van Ham (2016) stelt dat de Europese Commissie de greep op het narratief verloren is. Een debat over TTIP is een debat over cultuur en over de vraag ‘wat een goed leven is’ (Schroeder, 2017).

Bauer (2016) heeft aan analyse gemaakt van de anti-TTIP campagne in Duitsland en concludeert dat het succes van de beweging daar voortkomt uit de kracht van de emoties die in communicatie wordt gebruikt. Niet voor niets zegt Bartl (2017) dat politiek net zo veel gaat over waarden en principes als over de productie en contestatie van kennis.

3.3 Protest op en studie van het lokale niveau

De redenen dat de andersglobaliseringsbeweging zich nu meer richt nationale, lokale en praktische strijd zijn hiervoor genoemd. TTIP-vrije zones passen in deze trend. Waarom zijn gemeenten een goede plaats voor protest en waarom is studie hiervan belangrijk? Wereldwijd zijn steden de plaats geworden voor protest. Dit kan volgens Köhler en Wissen (2003) geïnterpreteerd worden als schaalverschuiving (‘scale jumping’). Hedendaagse sociale

bewegingen onderscheiden zich van bewegingen in de 20e-eeuw onder andere door de nadruk op het lokale. Het lokale is verworden tot de sleuteldimensie van protest waar ook diepere democratie ontstaat (Voss & Williams, 2009). Steden zijn de plek waar globalisering ‘touches down’ en concreet wordt, waar globale kwesties lokaal worden (Mayer, 2012). Transnationaal,

nationaal en lokaal protest gaan niet ten koste van elkaar, maar zijn aanvullend. Milani en Ladiado (2007) stellen dat “movements span locally and globally, both geographically and politically: they may, at the same time, launch a local action, a national fight and a global struggle”. Protest tegen nationale en supranationale zaken kan gekoppeld worden aan lokale kwesties waardoor duidelijk wordt dat protesten wereldwijd intrinsiek verbonden zijn. Dit is niet altijd expliciet wat te verklaren is door de grote diversiteit van actoren wereldwijd. In hoeverre een stad een plaats van protest wordt lijkt afhankelijk van de mate waarin het globale weerklank vind in het lokale (Köhler & Wissen, 2003; Pleyers, 2010, p. 29; Watson, 2001). Protest in steden moet symbolisch laten zien dat steden niet alleen plekken zijn die competitief met elkaar zijn zoals past binnen het neoliberalisme. Steden zijn de plaatsen waar in brede zin wordt gezocht naar wat een goed leven is. Dit heeft te maken met democratische participatie, mensenrechten, gelijke toegang tot goederen en diensten, terugnemen van publieke ruimte, milieu, rechtvaardigheid en

solidariteit binnen de maatschappij. Materiële zaken worden gepolitiseerd en gekoppeld aan hogere bestuurlijke niveau’s die hieraan vormgeven (Brenner, Marcuse & Mayer, 2012, pp. 69-70; Köhler & Wissen, 2003; Voss & Williams, 2009). Daarom is het lokale de frontlijn van strijd, ondanks vele sociale fora en netwerken (van steden) die wereldwijd bestaan om alternatieven te ontwikkelen (Köhler & Wissen, 2003; Smith & Smythe, 2010). Voss en Williams (2009) geven aan dat lokale sociale bewegingen en protesten weinig academische aandacht hebben gekregen. Dat verklaren ze doordat protesten op transnationaal niveau zoals in Seattle 1999 of Genoa in 2001 zowel grootschaliger als dramatischer waren dan veel lokale protesten. Daarbij is er weinig aandacht naar de manier waarop lokale protesten georganiseerd zijn en hoe gebouwd wordt aan alternatieven, voorbij enkel oppositie voeren.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksopzet

Hoofdstuk 4 start met de probleemstelling van het onderzoek, gevolgd door de hoofdvraag en bijbehorende deel- en onderzoeksvragen. Daarna volgt een toelichting op de

onderzoeksmethodiek die gebruikt is.

4.1 Probleemstelling

Sinds juni 2013 onderhandelen de VSA en de EU over TTIP. Studies over TTIP gaan vaak in op de economische effecten (Bertelsmann Stiftung, 2013; Capaldo, 2014; CEPii, 2013; CEPR, 2013;

Puccio, 2016). Daarnaast zijn ook studies verschenen die ingaan op kwaliteiten en beperkingen van economische studies over TTIP (Capaldo, 2014; De Ville & Siles-Brügge, 2014; Raza et al., 2014). Naast de economische kant van TTIP is in het wetenschappelijk veld ook ruim aandacht voor de geopolitieke achtergronden en de gevolgen van TTIP. Vaak wordt TTIP daarin gekoppeld aan andere onderhandelingen zoals CETA of TPP (Defraigne, 2014; Hamilton, 2014; Meunier &

Morin, 2014; Tellis, 2014).

TTIP is het handelsproject van de EU dat, ondertussen samen met CETA, de meeste publieke aandacht heeft gekregen (Zacharie, Van Nuffel en Cermak, 2015; Scott Cato 2016). Die aandacht is niet onverdeeld positief en heeft van TTIP ook het meest controversiële

handelsverdrag tot nu toe gemaakt (Novotná 2016, pp. 34; Winter, 2016). Ondertussen, bijna vier jaar na de start van de onderhandelingen, is het lot van TTIP onzeker. Er is externe onzekerheid die ontstaat door onder andere een nieuwe president in de VSA en interne onzekerheid gevoed door protest van sociaal middenveld in de EU (Bartl, 2016; Winter, 2017). Europees commissaris voor Handel Malmström heeft gesteld dat TTIP ‘diep in de vriezer zit’ (Sopinska, 2016). Ongeacht het lot van TTIP blijft het belangrijk om lessen te trekken uit een dossier van zo’n groot formaat (Bartl, 2016).

Naast onderzoek naar TTIP vanuit economische en geopolitieke invalshoek is ook de politisering van TTIP en protest tegen TTIP belicht. Er is een vergelijking gemaakt van de argumenten van zowel voor- als tegenstanders (Garcia-Duran & Eliasson, 2017), er is gekeken naar redenen van politisering van TTIP (Gheyle, 2016a, 2016b; Winter, 2016; Young, 2016), er is een analyse van de anti-TTIP campagne in Duitsland (Bauer, 2016) en van het Europees Burgerinitiatief STOP TTIP (Graziano & Caiani, 2016). TTIP-vrije zones zijn een strategische actor in protest tegen neoliberaal beleid en in het beschermen van burgers waar staten lijken te falen (Vila, 2016).

Binnen de literatuur over TTIP en over andersglobalisering is dit onderwerp volgens ons nog niet aan bod gekomen. Het exploreren van het onderwerp, of beter gezegd het samenkomen van de andersglobaliseringsbeweging en TTIP in TTIP-vrije zones, is daarbij ons startpunt voor exploratie.

Dat gemeente zien wij in deze context als een gepast niveau van onderzoek.

Andersglobaliseringsbewegingen hebben gemerkt dat het lokale niveau, de stad, de plek is waar globalisering en neoliberaal beleid materialiseert, waar globale kwesties lokaal worden (Mayer, 2009). Daarnaast is de stad ook een geschikte plek waar alternatieve praktijken en verzet tegen hegemonische projecten kan ontstaan (Köhler & Wissen, 2003).

We denken dat onderzoek naar TTIP-vrije zones een bijdrage kan leveren aan inzicht in de evoluerende andersglobaliseringsbeweging waarvoor TTIP een voornaam hedendaags doelwit is. Daarnaast kan het een toevoeging zijn aan kennis over de interactie tussen gemeentes en Europees beleid.

4.2 Doelstelling, hoofdvraag, deelvragen en onderzoeksvragen

Het doel van het onderzoek is om te achterhalen welke factoren een bepalende rol spelen bij het al dan niet TTIP-vrij verklaren van een gemeente.

De hoofdvraag van het onderzoek is: welke factoren spelen een bepalende rol bij het al dan niet TTIP-vrij verklaren van een gemeente? Om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen zijn verschillende deelvragen en onderzoeksvragen geformuleerd.

De hoofdvraag van het onderzoek luidt:

Welke factoren spelen een bepalende rol bij het al dan niet TTIP-vrij verklaren van een

Welke factoren spelen een bepalende rol bij het al dan niet TTIP-vrij verklaren van een