• No results found

EEN TTIP-VRIJE GEMEENTE. WAAROM EN HOE DOE JE DAT?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EEN TTIP-VRIJE GEMEENTE. WAAROM EN HOE DOE JE DAT?"

Copied!
176
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN TTIP-VRIJE GEMEENTE. WAAROM EN HOE DOE JE DAT?

EEN KWALITATIEVE VERGELIJKENDE STUDIE NAAR HET ONTSTAAN VAN TTIP-VRIJE GEMEENTEN

Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 25.834

Jimi Keerssemeeckers

Stamnummer: 01300966

Promotor: Prof. dr. Ferdi de Ville Copromotor: Niels Gheyle

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting EU-Studies Academiejaar: 2016 – 2017

(2)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

Ik meet alles wat ik zie aan wat ik eerder zag, zodat ik nooit iets anders denk dan wat ik al dacht.

Zo gaat alles keurig zoals ik had verwacht.

Alles veilig en bekend, nooit is er meer iets onverwacht.

Alles past, niets is te groot.

Ik hoef niet eens te overleven, want ik ben al dood.

(Vermeulen, 1999, nummer 1-1)

”If it is true that the trade regime is an expression not only of the prevailing distribution of power and interests, but also of prevailing ideas, then we need to pay closer attention to the social processes by which ideas are generated in and around the trade regime”

Lang (2006, p. 109)

Lord, have mercy on us. I’m an ass that just don’t care.

I was made to win and do what I must. It’s simply not more than fair.

Because you’re all worms in the dirt. Who care if you get hurt.

There’s no need to ask or compromise. Just ride the free enterprise.

(Marklund, 2008, nummer B-1)

“The suits, the law and the uniforms. Bringing greed, borders and patrols.

You know that life was meant for so much more than this.

More than wages profit and control.

Oh I don’t want your job, no I won’t live your lie. No I won’t live your lie.

So I won’t kneel for you, no I aint’t gonna bow. No I ain’t gonna bow.”

(Nilsson, La Rocca Ramm, Sjöberg, Edlund, 2012, nummer A-4)

(4)

Abstract

Sinds juni 2013 onderhandelen de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten van Amerika (VSA) over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Het zijn de meest ambitieuze en meest omstreden onderhandelingen op vlak van handelsbeleid die de Europese Unie voert. Wegens onduidelijkheid over de houding van de nieuwe regering in de Verenigde Staten tegenover TTIP en door protest uit met name Europa is het onduidelijk of TTIP er nog komt. De onderhandelingen passen in het neoliberaal beleid dat sinds enkele decennia dominant is. Protest tegen TTIP past binnen dat van de andersglobaliseringsbeweging. De opkomst van deze beweging is één van de belangrijkste politieke ontwikkelingen van de afgelopen twee decennia. Eén van de tactieken van de andersglobaliseringsbeweging is om gemeenten zich te laten verklaren tot TTIP-vrije gemeente. Binnen België is een opvallende geografische spreiding te zien van TTIP-vrije gemeentes. De doelstelling van het onderzoek is te achterhalen welke factoren een bepalende rol spelen bij het al dan niet ontstaan van TTIP-vrije gemeentes.

Het onderzoek is gedaan aan de hand van een Qualitative Comparative Analysis (QCA).

Data is verzameld door middel van literatuuronderzoek, beleidsdocumenten en interviews.

De opgenomen condities in de QCA zijn motie door gemeenteraad, motie door burgerinitiatief, gemiddelde leeftijd, gemiddeld inkomen, houding van gewest en houding van gemeenteraad tegenover TTIP. In het onderzoek zijn elf cases vergeleken.

Resultaten zijn dat de meeste verklarende waarde uitgaat van de houding van de gemeenteraad en de houding van het gewest tegenover TTIP. De sleutel tot het ontstaan van TTIP-vrije gemeentes ligt op politieke niveaus boven de gemeente.

(5)

Inhoudsopgave

Lijst van afkortingen blz. 7

Lijst van figuren blz. 10

Inleiding blz. 11

DEEL 1. Literatuur

Hoofdstuk 1. De wereld nu: Neoliberale globalisering

1.1 Globalisering blz. 13

1.2 Handelsbeleid en globalisering blz. 16

1.2.1 Bretton Woods en het GATT blz. 17

1.2.2 De WTO en regionale handelsakkoorden blz. 18

1.3 Europees handelsbeleid blz. 22

1.3.1 Waarom een gezamenlijk handelsbeleid? blz. 22

1.3.2 Bilaterale akkoorden als strategie blz. 24

1.3.3 Liberaal of protectionistisch? blz. 25

Hoofdstuk 2. TTIP, wat en waarom

2.1 Een voorgeschiedenis van trans-Atlantische economische samenwerking blz. 26

2.2 Wat, waarom en huidige staat blz. 27

Hoofdstuk 3. Andersglobalisering & Protest tegen handelsbeleid

3.1 Andersglobalisering blz. 33

3.2 Protest tegen handelsbeleid blz. 36

3.3 Protest op en onderzoek van het lokale niveau blz. 38

DEEL 2. Onderzoek Hoofdstuk 4. Methodologie

4.1 Probleemstelling blz. 40

4.2 Doelstelling, hoofdvraag, deelvragen en onderzoeksvragen blz. 41

4.3 Methodologie: QCA blz. 42

(6)

Hoofdstuk 5. Resultaten

5.1 Resultaten literatuurstudie blz. 48

5.2 Resultaten interviews blz. 51

5.3 Antwoorden op deelvragen blz. 61

Hoofdstuk 6. Conclusie blz. 64

Hoofdstuk 7. Discussie blz. 65

Bibliografie blz. 67

Bijlages

1. Interviewvragen blz. 93

2. Codes interview blz. 96

3. Transcripties

3a. Respondent 1 blz. 98

3b. Respondent 2 blz. 115

3c. Respondent 3 blz. 127

3d. Respondent 4 blz. 144

4. Cases blz. 159

5. Waarheidstabel blz. 167

6. Booleaanse algebra blz. 169

(7)

Lijst van afkortingen

ACTA Anti-Counterfeiting Trade Agreement

BBP Bruto Binnenlands Product

BEUC Bureau Européen des Union Consummateurs / Europese Consumentenbond

CEO Corporate Europe Observatory

CEPii Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales

CEPR Centre for Economic Policy Research

CETA Comprehensive Economic and Trade Agreement

CM Common Market

CU Customs Union

EC Europese Commissie

EconU Economic Union

EEAS European External Action Service

EEG Europese Economische Gemeenschap

EP Europees Parlement

EU Europese Unie

FTA Free Trade Area / Free Trade Agreement

(8)

GATS General Agreement on Trade in Services

GATT General Agreement on Tariffs and Trade

HLWGJG High-Level Working Group for Jobs and Growth

ICS Investment Court System

IMF International Monetair Fonds

ISDS Investor-State-Dispute-Settlement

ITO International Trade Organisation

MAI Multilateral Agreement on Investment

NAFTA North Atlantic Free Trade Are / North American Free Trade Agreement

NGO Niet-Gouvernementele Organisatie

PTA Preferential Trade Agreement

QCA Qualitative Comparative Analysis

RCEP Regional Comprehensive Economic Partnership

RTA Regional Trade Agreement

S2B Seattle to Brussels network

SKVA Systematisch Kwalitatieve Vergelijkende Analyse

TAMARA There Are Many And Real(alistic) Alternatives

(9)

TEC Transatlantic Economic Council

TINA There Is No Alternative

TiSA Trade in Services Agreement

TRIMs Trade Related Investment Measures

TRIPs Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights

TTIP Transatlantic Trade and Investment Partnership

TPP Trans Pacific Partnership

VSA Verenigde Staten van Amerika

WTO World Trade Organisation / Wereldhandelsorganisatie

(10)

Lijst van figuren

Figuur 1

Schematische presentatie van economische integratie schema’s blz. 16

Figuur 2

De onderhandelingsronden van het GATT blz. 18

Figuur 3

Het politieke trilemma van de wereldeconomie blz. 21

Figuur 4

Waarover gaat TTIP? blz. 27

Figuur 5.

Overzicht van resultaten naar studies over TTIP’s economische impact op de EU en VSA blz. 29

(11)

Inleiding

In juni 2013 zijn tussen de Europese Unie (EU) en Verenigde Staten van Amerika (VSA) onderhandelingen gestart over een handels- en investeringsakkoord genaamd Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Het zijn de meest ambitieuze maar ondertussen ook meest gecontesteerde onderhandelingen op vlak van handelsbeleid die de EU ooit heeft ondernomen (Van Ham, 2016). Na bijna vier jaar sinds de start van de onderhandelingen is het onzeker of het verdrag er ooit gaat komen. Dit heeft enerzijds te maken met de verkiezing van Donald Trump tot president van de VSA en anderzijds ook met breed protest vanuit de samenleving, vooral in Europa (Bartl, 2016). Volgens Europees Commissaris voor Handel Malmström zit TTIP momenteel ‘diep in de vriezer’ (Malmström, 2017).

TTIP ligt onder vuur omdat de onderhandelingen niet transparant genoeg zouden verlopen (Gortanutti, 2016). Inhoudelijk gaan de onderhandelingen voor slechts een klein deel over tariefverlaging. De kern is het opzetten van een raamwerk voor regulatorische samenwerking.

Hierdoor moet TTIP de vorm krijgen van een levend akkoord, een ‘living agreement’ (De Gucht, 2013b). Naarmate reguleringen meer onderdeel zijn van handelsakkoorden raken meer actoren betrokken bij handelsbeleid met grotere contestatie ervan tot gevolg (Winslett, 2016).

TTIP is een voorbeeld van waar handelsbeleid en democratie met elkaar in conflict komen. Het is na protest tegen onder andere de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een volgend doelwit geworden van de andersglobaliseringsbeweging.Dit is een heterogene groep van grote en kleine organisaties die sinds halverwege de jaren 1990 een masterframe ontwikkeld heeft waarin neoliberale globalisering als probleem wordt gezien maar die ook zoekt naar alternatieve vormen van globalisering (Steger & Wilson, 2012). Het ontstaan hiervan kan worden gezien als worden één van de belangrijkste politieke ontwikkelingen van de afgelopen twintig jaar (Anderson, 2013). Waar onder druk van neoliberale globalisering het democratisch gehalte van besluitvorming vermindert, proberen burgers en organisaties het omgekeerde te doen. Ze zoeken een stem en eisen om gehoord te worden. In plaats van dit te doen op een plek en beleidsniveau ver weg doen ze dat zo dichtbij mogelijk: in de eigen gemeente. Via moties wil men symbolisch laten weten geen voorstander te zijn van TTIP en de bredere neoliberale agenda waaruit het voortkomt. Het resultaat: TTIP-vrije zones.

Er meerdere onderzoeken verschenen naar de economische effecten van TTIP (Bertelsmann Stiftung, 2013; Capaldo, 2014; Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales

(12)

(CEPii), 2013; Centre for Economic Policy Research (CEPR), 2013; Ecorys 2009). Ook de geopolitieke redenen en gevolgen van TTIP zijn besproken (Defraigne, 2014; Griffith, Steinberg &

Zysman, 2015; Hamilton, 2014; Messerlin, 2014). Onzekerheid over de economische effecten, over de haalbaarheid van geopolitieke doelstellingen, onvrede over het onderhandelingsproces en zorgen over de transformerende gevolgen voor het dagelijks leven die TTIP met zich mee kan brengen hebben gemaakt dat TTIP het meest omstreden handelsverdrag van de EU is geworden (Novotná, 2016). De redenen achter de politisering zijn onderzocht (Gheyle, 2016a, 2016b;

Winter, 2016; Young, 2016). Er zijn analyses gemaakt van de argumenten van voorstanders en tegenstanders, van de anti-TTIP campagne in Duitsland en het Europees Burgerinitiatief STOP TTIP (Bauer, 2016; Garcia-Duran & Eliassion, 2017; Graziano & Caiani, 2016).

In de literatuur is geen studie gevonden over TTIP-vrije zones of TTIP-vrije gemeentes. We denken dat onderzoek naar TTIP-vrije gemeentes een bijdrage kan leveren aan inzicht in de evoluerende andersglobaliseringsbeweging waarvoor TTIP een voornaam hedendaags doelwit is. Daarnaast kan het een toevoeging zijn aan kennis over de interactie tussen gemeentes en Europees beleid. Hiertoe is een exploratief onderzoek gedaan met als doelstelling te achterhalen welke factoren een bepalende rol spelen bij het al dan niet TTIP-vrij verklaren van een gemeente.

De hoofdvraag van het onderzoek is: welke factoren spelen een bepalende rol bij het al dan niet TTIP-vrij verklaren van een gemeente? Om op de hoofdvraag een antwoord te kunnen geven is er een Qualitative Comparative Analysis (QCA) uitgevoerd. Dataverzameling gebeurde via een literatuurstudie, beleidsdocumenten en interviews.

De literatuurstudie bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk een gaat over de wereld nu, waarin globalisering, handelsbeleid en neoliberalisme aan elkaar gekoppeld worden. In het tweede hoofdstuk wordt dieper ingegaan op TTIP aan de hand van een korte voorgeschiedenis, achterliggende motivaties en aan beschrijving van de huidige staat van de onderhandelingen.

Vervolgens belicht hoofdstuk drie de andersglobaliseringsbeweging en legt de verbinding met het protest tegen TTIP. Het tweede deel van de masterproef start met een uitleg over de

methodologie van QCA in het licht van dit onderzoek (hoofdstuk vier). In hoofdstuk vijf worden de onderzoeksvragen beantwoord door middel van literatuurstudie en interviews. Vervolgens wordt een antwoord gegeven op de deelvragen. Hoofdstuk zes bevat een antwoord op de hoofdvraag door middel van QCA. In hoofdstuk zeven, de discussie, is ruimte voor opvallende resultaten waarvoor volgens ons geen ruimte was bij het beantwoorden van de hoofdvraag. Ook worden suggesties gedaan voor toekomstig onderzoek.

(13)

Hoofdstuk 1. De wereld nu: Neoliberale globalisering

Dit hoofdstuk behandelt de begrippen globalisering en neoliberalisme. Vervolgens volgt een achtergrond van mondiale handelsliberalisering sinds 1945 en wordt het Europees handelsbeleid toegelicht.

1.1 Globalisering

Globalisering was één van de ‘buzzwoorden’ van de jaren 1990 en het begin van de 21ste-eeuw.

Het is bijna onmogelijk om recente sociale ontwikkelingen te bespreken zonder naar de term

‘globalisering’ te verwijzen (Agnew, 2005: 119; Hamelink, 1999; James & Steger, 2014; Oleson, 2005). Kennis over globalisering is deels een functie van hoe het wordt gedefinieerd. Het is daarom een sociale constructie (McGrew, 2007, p. 30; Scholte, 2008). Er is geen vaststaande definitie van globalisering (Berry, 2008; Sklair, 1999). Volgens Robertson en White (2007) is het belangrijk om globalisering niet als een ding te zien, maar als een essentieel gecontesteerd concept. Het is een parapluconcept waar een heleboel processen onder kunnen vallen (Brown &

Labonté, 2011; Khaled 2007; Koduah 2006). De term ‘globalisering’ heeft tegelijk met haar opkomst ook aan precieze betekenis ingeboet (Sinclair 2004, p. 65). Daardoor is de term gedevalueerd. “It can mean anything, everything or nothing” (Munck (2000, p. 85). Steger (2003) heeft meerdere definities geanalyseerd en komt zo tot een eigen definitie:

globalization refers to a multidimensional set of social processes that create, multiply, stretch, and intensify worldwide social interdependencies and exchange while at the same time fostering in people a growing awareness of deepening connections between the local and the distant. (p. 13)

Ritzer (2011) gebruikt de volgende definitie:

globalization is a transplanetary process or set of processes involving increasing liquidity and the growing multi-directional flows of people, objects, places and information as well as the structures they encounter and create that are barriers to, or expedite, those flows. (p. 2)

Zowel Steger als Ritzer omschrijven globalisering als een proces en niet als een uitkomst daarvan. Hierbij merkt Ritzer hierbij op dat, in tegenstelling tot veel andere definities, grotere

(14)

integratie niet als onvermijdelijke component wordt gezien. Meer integratie is mogelijk als de flows makkelijk gaan, maar het is ook mogelijk om deze flows te hinderen waardoor er minder integratie kan zijn en daarmee stappen terug in de mate van globalisering.

Volgens Berry (2008) is het cruciaal om een onderscheid te maken tussen het proces en de uitkomst, want het proces kan zeer diverse uitkomsten hebben. De reacties van mensen op toenemend contact met de rest van de wereld kunnen verschillend zijn. Mittelman (2004, p. 8) stelt globalisering niet onvermijdelijk is en niet zonder weerstand. Geschiedenis is een proces met een open einde en niet voorbestemt. Rennen en Martens (2003) suggereren om een definitie te gebruiken voor globalisering als proces en een aparte voor de huidige staat ervan. Nye (2002), Ritzer (2011, p. 3) en Scholte (2005) noemen globalisering als proces en globalisme als uitkomst.

Globalisme verwijst naar de alomvattendheid van het proces van globalisering. Dit betekent dat het proces van toenemend contact en bewustzijn daarvan dus ook kan plaatsvinden op kleinere schaal dan globaal.

De huidige vorm van globalisering is kapitalistische neoliberale globalisering (Caouette, 2010).

Soms is ‘neoliberalisme’ synoniem voor ‘globalisering’ (Edelman & Hagerud, 2005, p. 157;

Eriksen, 2010, p. 22). De opkomst van neoliberale globalisering is te positioneren in de jaren 1970 die worden gekenmerkt door onder meer een crisis van kapitaalaccumulatie, een oliecrisis en de verkiezingen van Thatcher als premier in Groot-Brittanië en Reagan als president in de Verenigde Staten (Harvey, 2005; Peck, Theodore & Brenner, 2012).

Neoliberalisme is een begrip dat op meerdere manieren gebruikt kan worden. Het kan verwijzen naar een ideologie, naar een set beleidsinstrumenten en naar wat door Foucault omschreven is als ‘governmentality’ (Larner, 2000). Hofmeyr (2008) vertaalt dit als ‘regeermentaliteit’. Volgens Ong (2006, p. 4) bedoelt Foucault met governmentality praktijken die vormgeven aan, definiëren, organiseren en instrumentaliseren van strategieën die individuen hebben in het omgaan met anderen. Hierbij gaat het dus om de waaier van kennis en technieken die systematisch het dagelijks leven vormgeven en reguleren. Onder ‘governmentality’ valt onder ander het gebruik van discours (Larner, 2000). Dit linkt aan wat May (2014) omschrijft als het stellen van een Grundnorm. Hierbij wordt getracht om kennis te creëren over wat waarheid is, wat rechtvaardig en sociaal wenselijke is, om zodoende een hegemonische orde te kunnen installeren (May, 2014;

Mittelman, 2004, p. 3). Het is “een mentaliteit die regeert zonder van bovenaf te domineren”

(Hofmeyer, 2008, p. 140). Toegepast op neoliberalisme komt governamentality neer op het

(15)

installeren van ‘market governance’ of ‘market civilisation’ (Gill, 1995; Larner, 2000).

Neoliberalisme is een hegemonische vorm van discours geworden en grotendeels de

standaardmanier voor het interpreteren, leven en begrijpen van de wereld (Dragsbaek Schmidt &

Hersh, 2006; Harvey, 2007).

Kenmerken van neoliberalisme als ideologie zijn een geloof in individuele vrijheid, de vrije markt, weerstand tegen staatsinmenging in de economie en het nastreven van privatisering van

publieke diensten (Brenner, Peck & Theodore, 2014; Ritzer, 2011, pp. 37-42). Het is dus gebouwd op claims over economie gericht op efficiëntie en ethiek gericht op

zelfverantwoordelijkheid (Ong, 2006, p. 11).

Beleidsmatig richt neoliberalisme zich voornamelijk op economische hervorming. Boas en Gans- Morse (2009) onderscheiden drie sets van beleidsopties. Ten eerste is er liberalisering van de economie door prijscontrole op te heffen, kapitaalmarkten te dereguleren en handelsbarrières te verlagen. Ten tweede gaat het erom de rol van de staat in de economie verkleinen, voornamelijk door staatsbedrijven en activiteiten te privatiseren. Ten derde is het beleid gericht op macro- economische stabilisatie door onder andere het wegwerken van overheidstekorten en

bezuinigingen. Connell & Dados (2014) voegen daar aan toe dat het leidt tot belastingverlaging, het ontstaan van onzeker werk, het bevriezen van uitgaven op welzijn, gezondheidszorg en onderwijs. Harvey (2005, pp. 160-172) noemt als kenmerken van neoliberaal beleid ook nog het beheer en manipulatie van crisissen. Daarbij vind herdistributie plaats door de staat, van arm naar rijk. Hij ziet hierin een terugdraaien van praktijken onder het ‘embedded liberalism’ wat kenmerkend was voor de periode na de Tweede Wereldoorlog. Volgens Duménil & Lévy (2005, p. 9) is het neoliberalisme dat eind jaren 1970 opkwam een politiek project van de heersende economische klasse (‘finance’ in hun woorden) om bewust de eigen macht en toestroom van inkomsten te herstellen die onder het ‘embedded liberalism’ ingeperkt was. Deze

beleidsmaatregelen worden genomen door internationale instituties zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie (WTO), op nationaal niveau door zowel conservatieve als sociaal-democratische partijen en hebben meerdere decennia van kritiek, weerstand en crisissen overleeft (Babb & Kentikelenis, 2017; Connell &

Dados, 2014; Siddiqui, 2012).

Voor een groot deel van de wereldbevolking zijn neoliberale macht en een marktgedomineerde maatschappij realiteit (Connell & Dados, 2014). We leven dan ook in een tijd van neoliberalisme (Gill, 2014; Ong, 2006, p. 11; Walonen, 2016, pp. 7-8; Zacune, 2015).

(16)

1.2 Handelsbeleid en globalisering

Het is een veel voorkomende valkuil waarin niet enkel economen vallen om globalisering te definiëren als economische globalisering, volgens Ritzer (2011, p. 69). Globalisering is een proces dat wordt gedreven door economische integratie en technologische innovaties, onder andere op gebied van transport en communicatie. Het is echter evenveel een politiek proces dat kan leiden tot de-globalisering (O’Rourke, 2009, p. 5). Ook natuurkrachten zoals

klimaatveranderingen en natuurlijke rampen kunnen een drijvende kracht zijn achter de vorm die globalisering aanneemt. Soms zijn drijvende krachten tegengesteld aan elkaar. Mattová (2010) geeft als voorbeeld dat een gezonde omgeving of veilig voedsel in conflict kan komen met de wens om economische winst te maken.

Globalisering kan op verschillende manieren gemeten worden. Dimensies waarlangs het onderzocht wordt zijn economisch, politiek, sociaal, cultureel en ecologisch (Martens, Caselli, De Lombaerde, Figge & Scholte, 2014). In onderzoek naar globalisering wordt het begrip soms gereduceerd tot een proces van economische integratie via toenemende handel, integratie van goederen-, arbeids-, en kapitaalmarkten en interdependentie van de wereldeconomie (Bordo, Eichengreen & Irwin, 1999; Hirst & Thompson, 2002; Obstfeld & Taylor, 2003, p. 126; O’Rourke &

Williamson, 2002; Quiggin, 2005). Dit is te verklaren doordat indicatoren van globalisering grotendeels ontworpen zijn door economen en omdat de data ervoor vaak voorhanden waren, in tegenstelling tot data rond culturele en ecologische kwesties (Martens et. al., 2014). Hoewel economische integratie dus slechts een deel van globalisering omvat is het een belangrijk onderdeel. Economische integratie bestaat in verschillende mate. El-Agraa (2015, p. 12) heeft dit schematische weergegeven zoals in Figuur 1:

Scheme Free intrascheme trade

Common commercial policy (CCP)

Free factor mobility Common monetary and fiscal policy

Free trade area (FTA)

Yes No No No

Customs union (CU)

Yes Yes No No

Common market (CM)

Yes Yes Yes No

Economic union (EconU)

Yes Yes Yes Yes

Figuur 1. Schematische presentatie van economische integratie schema’s.

Bewerkt van The European Union illuminated: It’s nature, importance and future (p.12), A. M. El-Agraa, 2015, Engeland: Basingstoke

(17)

Economische integratie is nauw verbonden aan handelsbeleid. Handelsbeleid is

overheidsbeleid dat gaat over het passeren van grenzen van goederen en diensten. Het omvat regels over tarieven, kwalitatieve beperkingen (quota) en niet-tarifaire barrières zoals anti- dumpingmaatregelen, discriminerende publieke aanbestedingen, regulatorische verschillen tussen landen. Ook beleid rond handelsdisputen en directe buitenlandse investeringen kan hieronder vallen. Naar deze bredere agenda verwezen als 21ste-eeuws handelsbeleid (Young &

Peterson, 2014, pp. 15-16).

1.2.1 Bretton Woods en het GATT

Rond de liberalisering van de wereldhandel werden grote stappen gezet in de periode na de Tweede Wereldoorlog (Stern, 2007). Dit werd voornamelijk geleid door de Verenigde Staten en landen in West-Europa (Schott, 2009). De basis hiervoor werd gelegd tijdens de Bretton Woods Conferentie. Het doel van deze conferentie was om drie elkaar aanvullende instituties op te richten: de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Internationale

Handelsorganisatie (ITO) (Bhagwati, Krishna & Panagariya, 2014; Linarelli 2014). Men zocht naar een politiek compromis waarin economische openheid gecombineerd kon worden met

binnenlandse autonomie om een welvaartsstaat uit te bouwen (Sally, 1995). Hieruit ontstond het

‘embedded liberalism‘. Dat was een compromis tussen enerzijds multilateralisme in plaats van nationalisme en anderzijds was het gegrond op de mogelijkheid van binnenlandse economische interventies in plaats van vrijhandel op basis van een goudstandaard (Bieler, 2013; Ford, J., 2002; Lang, 2006; Ruggie, 1982).

In 1948 werden de onderhandelingen over de ITO afgerond. Het verdrag van de ITO werd echter niet geratificeerd door de VSA, waardoor het niet tot stand kwam. Hierdoor bleef het in 1947 als interimverdrag onderhandelde GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) van kracht (Bagwell & Staiger, 2009; Linarelli, 2014). In het GATT werd beoogd om tarieven en andere handelsbarrières substantieel te verlagen en discriminerende behandeling in internationale handel te elimineren (GATT, 1947, p. 1). Via acht onderhandelingsronden (zie Figuur 2) werden steeds meer tarieven steeds verder verlaagd.

(18)

Figuur 2: De onderhandelingsronden van het GATT

Jaar Plaats en naam ronde Onderwerpen Landen

1947 Genève, Zwitserland Tarieven 23

1949 Annecy, Frankrijk Tarieven 13

1951 Torquay, Engeland Tarieven 38

1956 Genève, Zwitserland Tarieven 26

1960 - 1961 Genève, Dillon Ronde Tarieven 26

1964 - 1967 Genève, Kennedy Ronde Tarieven; anti-dumping maatregelen 62 1973 - 1979 Genève, Tokio Ronde Tarieven; niet-tarifaire maatregelen; “framework

agreements”

102

1986 - 1994 Genève, Uruguay Ronde Tarieven; niet-tarifaire maatregelen; regels;

diensten; intellectueel eigendom;

geschillenbeslechting; textiel; landbouw; oprichting WTO

123

Bron: WTO website (https://www.wto.org/)

Tot de Kennedy Ronde lag de focus voornamelijk op verlagen van tarieven op industriële goederen. In de Uruguay Ronde werd een nieuwe organisatie opgericht waarin het GATT werd opgenomen: de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De WTO werd opgericht op 1 januari 1995 en wordt gezien als de derde pilaar onder een mondiale economische structuur, naast het IMF en de Wereldbank (Bhagwati et. al, 2014; Sally, 1995).

1.2.2. De WTO en regionale handelsakkoorden

De oprichting van de WTO in 1995 werd gezien als een mijlpaal voor het mondiale handelsbeleid.

Er zijn minstens twee belangrijke verschillen tussen het GATT en de WTO. Ten eerste kreeg de geschillenbeslechting een sterkere juridische binding onder de WTO. Het systeem van de WTO voor het oplossen van handelsconflicten is één van de sterkste in het internationale systeem, sterker dan bijvoorbeeld geschillenbeslechting op het gebied van financiën of milieu (Bayne, 2000; Billiet, 2006). In tegenstelling tot bij het GATT was het niet meer mogelijk om onder verplichtingen uit te komen en moesten landen hun beleid aanpassen als dat de uitkomst was van een rechtszaak (Bayne, 2000; Pauwelyn, 2005). Via de geschillenbeslechting was er een toegenomen juridisering (judicialization). Dit maakte landen kwetsbaarder voor legale aanvechtingen van binnenlandse wetgeving (De Bievre & Poletti, 2013; Elsig, 2007a). Een

(19)

tweede verschil tussen het GATT en de WTO waren de onderwerpen waarover onderhandeld werd. In de Tokio Ronde was het al met beperkt resultaat gelukt om afspraken te maken over niet-tarifaire handelsbarrières (Billiet 2006). Deze trend werd voortgezet tijdens de Uruguay Ronde, waar naast tariefverlaging ook werd onderhandeld over zogeheten ‘behind-the-border- issues’. Hieronder vallen onder andere reguleringen, bescherming van en steun aan de landbouwsector, minimumstandaarden voor de bescherming van intellectuele

eigendomsrechten, competitiebeleid, publieke aanbestedingen, milieustandaarden (Horn et. al.

2009; Young, 2011). Tijdens de Uruguay Ronde werden meerdere andere akkoorden gesloten die de bredere handelsagenda reflecteren: het Agreement on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPs), General Agreement on Trade in Services (GATS), Agreement of Trade-Related Investment Measures (TRIMs) en een Agreement on Agriculture.

Deze kwamen allemaal samen in de WTO. Wie lid wilde moesten van de WTO moest al deze akkoorden onderschrijven (Love & Lattimore, 2009, p. 79-81; Sally, 1995).

Kort na het afronden van de Uruguay Ronde vertraagde de multilaterale handelsliberalisering.

Een van de redenen daarvan is de toename van handelsakkoorden tussen slechts een aantal en niet alle leden van de WTO (Aggarwal & Evenett, 2013; Glania & Matthes, 2005).

In de literatuur over handelsbeleid worden verschillende termen en bijbehorende afkortingen gebruikt om deze handelsakkoorden te benoemen. Het gaat hier om de termen

vrijhandelsakkoord (free trade agreement / FTA), preferentieel handelsakkoord (preferential trade agreement / PTA), douane-unie (customs union / CU) en regionaal handelsakkoord (regional trade agreement / RTA). Sommige auteurs gebruiken de termen FTA, PTA, CU en RTA door elkaar of kiezen ervoor om 1 afkorting te gebruiken om verwarring te voorkomen (Baldwin, 2014;

Glania & Matthes, 2005). Wat FTAs, PTAs, CUs en RTAs gemeen hebben is dat ze een uitzondering zijn op het systeem van multilaterale onderhandelingen onder de WTO en op de principes niet-discriminatie en MFN (Bhagwati et.al., 2014; Stern, 2007). Ze vallen allen onder de noemer ‘economische regionalisering‘ (Glania & Matthes, 2005) of ‘economische integratie‘ (El- Agraa, 2015, p. 10). Voor de rest van deze paper wordt gekozen voor de term regionaal handelsakkoord (RTA).

Sinds het stilvallen van multilaterale onderhandelingen wordt er onderhandeld over mega- regionalisme, ofwel mega-RTAs. Landen waren lid van meerdere en soms tegenstrijdige akkoorden. Dit maakt de handel ingewikkelder. Er werd besloten om dit te ‘rationaliseren’. Dat is één van de redenen voor het ontstaan van mega-RTAs (Aggarwal & Evenett, 2013). Mega-RTAs

(20)

zijn een verdergaande vorm van regionalisering dan eerdere RTAs. Het belangrijkste is dat mega-RTAs niet zozeer gaan over het verlagen van tarieven, maar zoeken naar diepe integratie door afspraken te maken over reguleringen en de wijze waarop deze tot stand komen (Van Calster, 2015). Daarnaast hebben mega-RTAs een grotere geografische reikwijdte dan eerdere RTAs. Ze omvatten een groot aantal landen die soms ver uit elkaar liggen, waaronder minstens één partij die fungeert als ‘hub‘ in de wereldhandelssysteem. Mega-RTAs omvatten zodoende een groot deel van de wereldhandel (Bagwell et. al., 2014; United Nations Conference on Trade And Development, 2015; Winters, 2015). Tot voor kort werd onderhandeld over het Trans Pacific Partnership (TPP) met 12 landen rond de Atlantische Oceaan waaronder de VSA, Japan en Canada. De VSA onder president Trump hebben zich uit de onderhandelingen teruggetrokken maar de andere landen onderhandelen verder (Behsudi, 2017). Over het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen de EU en Canada zijn de onderhandelingen klaar maar nog niet door alle gemachtigde parlementen geratificeerd (Wicki, 2017).

Onderhandelingen zijn nog bezig over het Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP) met 16 landen in Azië en Oceanië en het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP, zie hoofdstuk 2) tussen de VSA en de EU (Hayakawa, Urata & Yoshimi, 2017). Gathii (2011) stelt dat de toenemende toevlucht tot bilaterale en regionale handelsakkoorden een neoliberale draai heeft genomen. Deze akkoorden zijn nu een primaire manier om neoliberaal economisch beleid te realiseren in de hele wereld. Dit beleid omvat handelsliberalisering, grotere bescherming voor investeerders, commodificatie van sociale diensten, privatisering van publieke goederen en algemeen verminderde soevereine controle over de nationale economie.

Sinds circa vijfentwintig jaar is er dus sprake van een verschuiving naar een ‘diepe

handelsagenda‘ waarin verder gekeken wordt dan tariefverlaging en quota (Gstöhl, 2013; Young

& Peterson, 2006). Onderwerpen die hierdoor steeds meer in handelsbeleid geïntegreerd raken zijn onder andere investeringsbescherming, publieke aanbestedingen, competitiebeleid, intellectuele eigendomsrechten en douanediensten (Manoli, 2013; Young & Peterson, 2006).

Daarnaast wordt getracht om reguleringen tussen de landen met elkaar af te stemmen, door middel van wederzijdse erkenning van standaarden of harmonisering van reguleringen

(Hoekman, 1993; Whalley, 2008; Young, 2016). Ook wordt handelsbeleid gekoppeld aan onder andere milieubeleid, arbeidsrechten en belastingen (Bagwell, Bown & Staiger, 2014; Horn, Mavroidis & Sapir, 2009). Deze nieuwe onderwerpen raken aan wat lang gezien werd als fundamentele gebieden van nationale regulatorische soevereiniteit, maar er is met de ‘diepe

(21)

handelsagenda’ sprake van een onvermijdelijke uitruil van nationale soevereiniteit versus marktintegratie (Hoekman, 1993; Holmes, 2006; Winslett, 2016).

Dit komt terug in het politiek trilemma van de wereldeconomie beschreven door Rodrik (2007) en hier weergegeven in Figuur 3:

(Figuur 3. Het politiek trilemma van de wereleconomie. Bron: Rodrik, 2007).

Er moet een politieke keuze gemaakt worden waarbij voor maximaal twee van de drie opties gekozen kan worden.

(22)

1.3. Europees handelsbeleid

De Europese Unie is de grootste markt van de wereld (Young & Peterson 2014, p. 5).

De economie van de EU omvat meer dan 20% van het mondiale bruto binnenlands product en 16% van de wereldwijde import en export. Wat betreft handel is de EU de grootste importeur van goederen en diensten gevolgd door de VSA en China (Villup & Neyt, 2017). Volgens Young &

Peterson (2014, p. 12) staat het handelsbeleid van de EU centraal als mediator van de impact van globalisering op Europese burgers en andersom tot de bijdrage van de EU aan globalisering.

Met handelsbeleid wil de EU globalisering vormgeven naar haar eigen wensen (Araujo, 2016, p.

46). De voornaamste doelen van de EU zijn zorgen dat Europese bedrijven maximale winst kunnen behalen via liberalisering, markten openen voor transnationale ondernemingen en tegelijk ruimte bieden voor soevereiniteit voor de overheden van EU-lidstaten en de EU zelf (Araujo, 2016, p. 46; Bieling, 2012: 186; Young & Peterson, 2014, p. 66).

1.3.1 Waarom een gezamenlijk handelsbeleid?

Met het Verdrag van Rome werd in 1957 de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht, waarbij lidstaten macht delegeerden naar een supranationaal niveau. Ondertussen is extern handelsbeleid één van de oudste en meest geïntegreerde beleidsgebieden van de EU geworden (Meunier & Nicolaïdis, 1999). De EU heeft exclusieve competenties over Europees internationaal handelsbeleid. Dat betekent dat de EU, en niet de lidstaten, bevoegd zijn over dit onderwerp. Voor sommige andere beleidsterreinen geldt een gedeelde bevoegdheid waar zowel de EU als de lidstaten bevoegd zijn of een ondersteunende bevoegdheid voor de EU (Devuyst, 2013; Wessel & Takacs, 2016). Een reden dat bevoegdheid is overgedragen naar het

supranationale niveau is dat de EEG enkel zou kunnen bestaan onder het GATT als het een vrijhandelszone of douane-unie was (Araujo, 2016, p. 26; Devuyst, 2013; Young & Peterson 2014, p. 11). De beste manier voor de lidstaten om externe relaties te regelen en een

gemeenschappelijke buitentarief tarief te waarborgen was door een deel van de soevereiniteit moeten opgegeven ten voordele van het supranationale niveau (Meunier, 2005, p. 5).

Dimopoulos (2010) wijst er ook nog op dat de exclusieve competenties van het supranationale niveau door het Hof van Justitie werd bevestigd om hiermee de eenheid van de interne markt te bewaken. Vanwege de exclusieve bevoegdheid spreken de lidstaten van de EU met één stem. In een uitspraak over bevoegdheidsverdeling over het EU-Singapore handelsakkoord heeft het Europees Hof van Justitie in mei geoordeeld dat portfolio investeringen en geschillenbeslechting de enige onderwerpen in die onderhandelingen zijn waar een gemixte bevoegdheid tussen EU en de lidstaten bestaat (Morgan, 2017). Hierdoor is de EU in staat om invloed uit te oefenen op de

(23)

globale politieke economie en staat ze sterk in internationale onderhandelingen (Meunier, 2005, p. 2). Een tweede reden voor delegatie van macht naar een supranationale niveau zou zijn om beslissingen af te zonderen (to insulate’). De macht van de staat tegenover de samenleving zou zo versterkt worden. Protectionistische krachten kunnen worden weerstaan ten gunste van liberalisering (Meunier, 2005, p. 8; Sadeh & Howarth, 2008). Deze reden voor delegatie is echter betwist. Dür (2008) zegt dat doelen van Europees handelsbeleid soms juist veel overeenkomst vertonen met wensen vanuit de maatschappij, en met name grote industrieën. Dit wordt door Dür verklaart middels de institutionele infrastructuur van de EU en de vele toegangspunten voor lobbyisten. De afzondering van beslissingen is door Carroll (2006) gezien als een breuk met het paradigma van de welvaartsstaat en kanteling naar de neoliberale competitiestaat, waarin de nadruk meer komt te liggen op liberalisering van handel. Door het bemoeilijken van

democratische controle over beslissingen worden belangen van kapitaal bevoordeeld ten opzichte van belangen van de maatschappij. Een andere reden om te twijfelen over de these van afzondering van beslissingen als reden voor machtsdelegatie is dat politici gevoelig zijn druk vanuit het electoraat. Het is niet aannemelijke dat politici keer op keer beslissingen nemen die tegen het maatschappelijk belang ingaan zonder daarvoor electoraal gestraft te worden (De Bièvre en Dür, 2005). Voorbeelden hiervan zijn breed maatschappelijk protest tegen het Anti- Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) dat in het Europees Parlement (EP) werd weggestemd en waaruit blijkt dat publieke opinie een drempel kan zijn voor invloed van bedrijfsbelangen (Della Porta & Parks, 2016; Dür en Matteo, 2014). Meer recent in TTIP-onderhandelingen heeft de Europese Commissie (EC) voorgesteld om het systeem voor beheren van investeringsgeschillen Investor-State-Dispute-Settlement (ISDS) na grote maatschappelijke verontwaardiging hierover te vervangen door een aangepast Investment Court System (ICS) (Bartl, 2017; Garcia-Duran &

Eliasson, 2017; Greenpeace, 2016; Schwieder, 2016). Een derde reden om handelsbeleid naar supranationaal niveau te delegeren is dat het een instrument kan zijn van buitenlands beleid (Young & Peterson, 2014, p. 11). De voorwaarden voor toegang tot de eigen interne markt kan door de EU worden ingezet in onderhandelingen om concessies af te dwingen. (Bretherton &

Vogler, 2013). Hierdoor zou de EU gelijkwaardiger aan en minder afhankelijk van de Verenigde Staten worden. Een sterkere eenheid in handelsbeleid zorgt voor een krachtiger internationaal beleid (Meunier, 2005, pp. 10-13; Wessel & Takacs, 2016).

Sinds het Verdrag van Lissabon, dat in werking is per 1 december 209, is de EU exclusief bevoegd over handel in goederen, diensten en directe buitenlandse investeringen (Devuyst, 2011). Stemming gebeurd via gekwalificeerde meerderheid in de Raad, met als uitzonderingen de domeinen culturele en audiovisuele diensten en handel is sociale, onderwijs en

(24)

gezondheidsdiensten (Meunier & Nicolaïdis, 2011, p. 281; Young & Peterson, 2014, 56). Voor handelsbeleid gebruikt men nu de gewone wetgevingsprocedure. Het Europees Parlement is mede-wetgever geworden, in plaats van een orgaan met enkel een adviserende rol (Devuyst, 2013). Hierdoor heeft het EP nu ‘hard power’ om handelsbeleid te beïnvloeden (Richardson, 2012). Daarnaast is de Europese Commissie nu verplicht om de voortgang van

onderhandelingen niet enkel meer te rapporteren aan het Comité Handelsbeleid (voormalig Comité 133) bestaande uit afgevaardigden van lidstaten, maar ook aan het comité internationale handel van het EP (Burckhardt, 2013, pp. 282-283; Richardson, 2012). De grotere rol van het EP in handelsbeleid zou ervoor kunnen zorgen dat er meer nadruk komt op het koppelen van handelsakkoorden aan andere onderwerpen zoals consumentenbescherming, bescherming van persoonlijke data en mensenrechten (Armanovica & Bendini, 2014a; Meunier & Nicolaïdis, 2011, p. 282). In een analyse door Van den Putte, De Ville en Orbie (2014) wordt echter gesteld dat het EP voornamelijk op één lijn blijft met de EC waarbij vrijhandel vooropgesteld wordt en normatieve principes op de tweede plaats komen. Pas als rechten van EU-burgers zelf in het geding lijken te komen zoals bij ACTA wil het EP wel het normatieve op de voorgrond plaatsen. Sinds het Verdrag van Lissabon is handelsbeleid onderdeel van een geïntegreerd buitenlands beleid onder de European External Action Service (EEAS) (Dimopoulos, 2010). Met het Verdrag van Lissabon is er een ééngemaakte set van doelen en besluitvormingsprocedures voor buitenlands beleid.

Handel en investeringen vallen nu onder buitenlands beleid en moeten voldoen aan de algemene principes die ermee samenhangen volgens Artikel 207, zoals steun aan democratie, recht, mensenrechten en duurzaamheid (Dimopoulos, 2010; Koopmann & Wilhelm, 2010).

1.3.2 Bilaterale akkoorden als strategie

Tussen 1999 en 2006 gold in de EU een zelfopgelegd moratorium op nieuwe bilaterale vrijhandelsakkoorden (Elsig, 2007b). Dit veranderde met de presentatie van de ‘Global Europe‘

strategie in 2006. Met deze strategie werd een nieuwe fase voor bilateralisme voor de EU ingezet. De Doha Ronde van de WTO boekte geen vooruitgang want er werden geen

beslissingen genomen (Araujo, 2016, p. 33). Na de mislukte WTO-bijeenkomst in Cancun in 2003 kondigde de VSA haar strategie aan ‘competitieve liberalisering’. Dit hield onder andere in dat de VSA eerder regionaal dan multilateraal wilde onderhandelen, wat moest leiden tot een

competitief proces richting globale vrijhandel waardoor de Doha Ronde succesvol afgerond kon worden (van Loon, 2013, p. 223). De EU wilde geen relatief nadeel ten opzichte van de VSA en begon zelf ook RTAs te zoeken met groeiende economieën. Zo ontstond een situatie waarin tussen de EU en VSA sprake is van ‘competitieve interdependentie’ (Sbragia, 2010). Deze

(25)

nieuwe fase in EU handelsbeleid heeft een sterke commerciële drijfveer. Hierdoor kwam de focus van de EU te liggen op groeiende markten zoals diverse landen in Azië en grote economieën als Japan en Canada (De Bievre & Poletti, 2013; Woolcock, 2007).

1.3.3 Liberaal of protectionistisch?

Orbie (2008, p. 47) stelt dat de EU een middenweg volgt tussen protectionisme en losbandige vrijhandel omdat er ook aandacht is voor ontwikkelingslanden, het milieu en sociale zaken. Dit is terug te zien in het unilaterale General System of Preferences (GSP), bilaterale akkoorden met landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-akkoorden) en de uitgesproken voorkeur voor de WTO als gewenste onderhandelingsroute. Ondanks de middenweg tussen protectionisme en liberalisme die het Europees handelsbeleid volgt, is het beleid van de EU te kenmerken als neoliberaal (Holden, 2012; Siles-Brügge, 2013). Het discours van de Europese Commissie heeft sinds de economische crisis in 2008 dit neoliberaal handelsbeleid gesteund volgens De Ville & Orbie (2014). Bailey en Bossuyt (2013) zeggen dat de sociale en

ontwikkelingsdoelstellingen dienen om te verhullen wat in essentie een neoliberaal project is. De voornaamste criteria bij partnerkeuze voor nieuwe RTAs zijn economische kansen en in mindere mate veiligheidsdoeleinden (Gstöhl, 2013; Woolcock, 2007). Volgens sommige auteurs is de Europese integratie als geheel, niet enkel het handelsbeleid, een proces dat plaatsvind binnen het kader van neoliberale globalisering (Cafruny, 2016, p. 14; Ford, L. 2013; Gill, 1995; Hermann, 2007; Van Apeldoorn, 2002).

(26)

Hoofdstuk 2. Het Transatlantic Trade and Investment Partnership

In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de achtergrond van TTIP. Vervolgens komen de inhoud en motivaties achter TTIP aan bod. Tenslotte wordt gekeken naar de huidige staat van de onderhandelingen.

2.1. Een voorgeschiedenis van trans-Atlantische economische samenwerking De EU en VSA hebben een lange gezamenlijke voorgeschiedenis op het vlak van

onderhandelingen over handel. Samen stonden ze aan de wieg van het GATT in 1947 en de Uruguay Ronde in 1986 die uiteindelijk leidde tot de oprichting van de WTO (Stokes, 2005, p.

39). Al in de jaren 1960, toen de Koude Oorlog op een hoogtepunt was, deed de VSA een voorstel tot een Noord Atlantische Vrijhandelszone (North Atlantic Free Trade Area / NAFTA) om de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie te versterken. De motivatie achter dit voorstel was eerder van geopolitieke dan economische aard, waardoor het voorstel niet van de grond kwam (Meyer & Barber, 2011; Sapir, 2013; Van Ham, 2013). Tijdens de politieke EU-VSA top in 2007 werd door toenmalig EC-voorzitter Barroso, toenmalig voorzitter van de Raad Merkel en toenmalig VSA president Bush de Transatlantic Economic Council (TEC) opgericht. Binnen dit raamwerk wordt benadrukt dat de EU en VSA zoeken naar transatlantische economische integratie met als doelen het verbeteren van de competitiviteit en de welvaart van de mensen in de EU en VSA. Verlagen van regulatorische handelsbarrières staat hierin centraal. Onder voorzitterschap van officials uit het kabinet van de president van de VSA en een Europees Commissaris moet de TEC de doelstellingen uit het raamwerk uitvoeren (Birchfield, 2015; EEAS, 2007). Op aanvraag van politiek leiders van Europa en de VSA in november 2011 heeft de TEC een High-Level Working Group for Jobs and Growth (HLWGJG) opgericht, onder leiding van toenmalig Europees Commissaris voor Handel Karel de Gucht en VS Trade Representative Ron Kirk (Hayes 2015). De opdracht van de HLWGJG was om beleidsmaatregelen te identificeren om handel en investeringen tussen de EU en VS te bevorderen en economische groei, groei van banen en internationale competitiviteit te vergroten (EC, 2011). In februari 2013 kwam de HLWGJG met een finaal rapport. Toenmalig EC president Barroso, toenmalig voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy en VSA president Obama kondigden vervolgens de

onderhandelingen van TTIP aan (EC, 2013). Op 14 juni 2013 werd het onderhandelingsvoorstel van de EC goedgekeurd door de Raad van Ministers en in juli 2013 was de eerste

onderhandelingsronde in Washington in de VSA.

(27)

2.2 Wat, waarom en huidige staat

De Europese Commissie (2014, p. 30) schrijft in haar nieuwe handelsstrategie ‘Trade for all’ dat TTIP de meest ambitieuze en strategische handelsonderhandelingen zijn die de EU tot nu toe heeft ondernomen. De handelsrelatie tussen de EU is de grootste ter wereld (EC, 2013). De economieën van de EU en VSA samen tellen voor circa de helft van het mondiale BBP (bruto binnenlands product) en voor 30%van de mondiale handel (Birchfield, 2015).

Het doel van de onderhandelaars is om van TTIP een breed handels- en investeringsakkoord te maken, gericht op handelsliberalisering en zoeken naar een hoge mate van convergentie van standaarden (Europese Raad, 2013). Aangezien tarieven over het algemeen al laag zijn wordt verwacht dat de meeste economische winst komt van het verlagen of verwijderen van de niet- tarifaire barrières en ‘behind-the-border issues’ (Draper & Meléndez-Ortiz, 2014, p. 16; Pelkmans, 2015). De onderwerpen waarover in TTIP wordt onderhandeld zijn verdeeld over 24

hoofdstukken en vallen uiteen in drie delen: markttoegang, regulatorische samenwerking en regels. In Figuur 4 is dit schematisch weergeven:

Figuur 4: Waarover gaat TTIP?

Bron: Herdrukt van Rule-Takers or Rule-Makers? (p. 10), door D. S. Hamilton & J. Pelkmans, 2015, London, UK: Rowman & Littlefield International, Ltd. Copyright 2015 Centre for European Policy Studies en

Center for Transatlantic Relations

(28)

De regels die in TTIP worden neergezet zijn niet strikt, maar staan open voor ambigue

interpretatie, reproductie en verandering (Meunier & Morin, 2014). Deels moeten de regels nog geschreven worden, maar er worden procedures en instituties opgezet om dit te doen. De EC heeft voorgesteld om hiervoor een nieuw orgaan op te richten, een Regulatory Cooperation Body (EC, 2015; Pelkmans, 2015). Hierdoor is sprake van een continue proces van diepere integratie.

TTIP is daarom een levend akkoord, een ‘living agreement’ (Corporate Europe Observatory [CEO], 2013; De Gucht, 2013b). De reden hiervan is dat TTIP onderdeel is van een handel-en- investeringscomplex, waarin regels constant worden vernieuwd en uitgebreid naar nieuwe thematieken en geografische gebieden (Meunier & Morin, 2014). Door de doelstellingen om handel te liberaliseren, regulatorische samenwerking via een nieuw orgaan en een

arbitragemechanisme voor investeringsgeschillen (ISDS) past TTIP in de lijn van het gedachtegoed en de beleidsdoelen die kenmerkend zijn voor het neoliberalisme. (Cardoso, Mthembu, Venhaus & Verde Garrido, 2014; Mot, 2014). TTIP is een logisch gevolg van recente ontwikkelingen in handelsbeleid. De verbreding van de handelsagenda naar meer onderwerpen en binnenlandse reguleringen is al decennia aan de gang (De Ville & Siles-Brügge, 2016, p. 65;

Ghibutiu, 2015; Winslett, 2016). De brede waaier van onderwerpen wijkt niet af van handelsakkoorden die de EU recent onderhandelde met Zuid-Korea, Singapore en Canada (Pelkmans, 2015).

Het onderscheidend element van TTIP ten opzichte van andere akkoorden is de grootte van de betrokken economieën. De EU en VSA zijn in tegenstelling tot eerdere RTAs die ze

onderhandelden niet de grootste speler maar kunnen elkaar als gelijke zien (Pelkmans, 2015;

Ullrich, 2016). Dit maakt de onderhandelingen volgens Young (2016) empirisch relevant.

Daarnaast is ook de aandacht voor verregaande regulatorische samenwerking een vernieuwend element ten opzichte van eerdere vrijhandelsakkoorden, hoewel dit niet enkel voor TTIP opgaat maar ook voor andere mega-RTAs (De Bièvre & Poletti, 2016; Ghibutiu, 2015). Zoals altijd bij internationale akkoorden zullen overheden een stukje soevereiniteit inleveren ten bate van gedeelde standaarden. Maar de oprichting van een regulatoire bureaucratie en ISDS zijn gevoelig bij de publieke opinie wat heeft geleid tot een ongeziene publieke mobilisatie rond TTIP (De Ville & Siles-Brügge, 2016; Juutinen en Kakonen, 2016, pp. 46-47; Ullrich, 2016, p. 36).

Motivaties achter TTIP vallen grofweg uiteen in een economische en geopolitieke rationale (Birchfield, 2015). In een gezamenlijk rapport van de EU en VSA over de voortgang van de onderhandelingen wordt gesteld dat de economische en strategische rationales voor een akkoord

(29)

zelfs zijn toegenomen (EC, 2017). TTIP is door voormalig Europees Commissaris voor Handel De Gucht neergezet als goedkoopste manier om de economie op gang te brengen na de economische crisis (De Gucht, 2013a). Tegelijk kan TTIP gezien worden als geostrategisch antwoord op de relatieve achteruitgang van de EU en VSA ten opzichte van onder meer de BRICS-landen, met name China (Ghibutiu, 2015; Heron & Quaglia, 2015).

Naar de economische effecten van TTIP zijn meerdere studies gedaan, met verschillende uitkomsten. Dit is schematisch weergegeven in Figuur 5 (Puccio, 2016, 38):

Figuur 5. Overzicht van resultaten naar studies over TTIP’s economische impact op de EU en VSA.

Herdrukt van “EU-US negotiations on TTIP. A survey of current issues” door L. Puccio. 2016, p. 7.

European Parliament Research Service.

De verwachtte economische opbrengsten van TTIP zijn in objectieve zin groter dan die van welk ander handelsakkoord. Echter, relatief gezien vallen de baten mee en zal TTIP niet het

groeimirakel kunnen zin dat commissaris De Gucht heeft voorspeld (Messerlin, 2014; Pelkmans, 2015; Ullrich, 2016). Het door de Europese Commissie veel aangehaalde cijfer van 0,5%

economische groei komt volgens Moody (2015) overeen met een kop koffie per persoon per week. Daarbij is het ook niet waarschijnlijk dat eventuele economische groei evenredig over de bevolking verdeeld gaat worden (Defraigne, 2014; Juutinen & Kakonen, 2016, p. 52). De studie

(30)

van Capaldo (2014) is opmerkelijk want daarin wordt geconcludeerd dat er sprake kan zijn van een daling van het BBP in de EU. Naast econometrische studies zijn ook studies verschenen die ingaan op kwaliteiten en beperkingen van economische studies over TTIP. Daaruit blijkt dat de economische groei overschat lijkt te zijn en dat er te weinig aandacht is voor de economische baten van bestaande reguleringen (Capaldo, 2014; De Ville & Siles-Brügge, 2014; Raza, Grumiller, Taylor, Tröster, Von Armin, 2014).

Vanuit de VSA gezien paste TTIP samen met TPP in een strategie om de groeiende invloed van China te beperken (Griffith, Steinberg & Zysman, 2017; Kirisci, 2014; Tellis, 2014). Voor de EU past TTIP ook in een draai naar Azië, samen met geplande akkoorden met Japan en ook juist China. De strategische doelen van de EU en VSA dus niet meteen dezelfde (Hadfield & Fiott, 2014; Messerlin, 2014). De rol van China in de wereldeconomie is ondertussen zo groot is dat het niet meer gaat om isolatie van China, maar meer om de manier waarop China integreert in de globale economie (Defraigne, 2014; Hamilton (2014, p. XVII). Bovendien kan TTIP ook worden opgevat als een signaal van ‘West against the rest’, waarmee geopolitieke instabiliteit wordt vergroot (Defraigne, 2014; Dieter, 2014; Kirisci, 2014). Volgens Griffith, Steinberg en Zysman (2015) is het mogelijk dat TTIP (en TPP) handel tussen de leden ervan zal liberaliseren maar de tijd van trans-Atlantische hegemonie is voorbij. Zowel binnen als buiten de WTO is de macht van het Westen te gefragmenteerd. TTIP (en TPP als de VSA er niet uitgestapt was) zijn niet in staat om de voortgaande economische machtsverschuiving tegen te gaan (Juutinen & Kakonen, 2016, p. 52). Volgens Mann (2013, p. 355) is de financiële sector sinds de crisis in 2008 onvoldoende gereguleerd. Daardoor zijn meer financiële crises te verwachten waardoor de machtsverschuiving versterkt zal worden.

In januari 2017 brachten de EU en VSA een gezamenlijk rapport uit over de voortgang van TTIP- onderhandelingen tot dan toe. Daarin wordt gesteld dat er op sommige vlakken veel

overeenstemming is. Onderwerpen waar nog significant werk te doen is zijn gevoelige tarieven, markttoegang voor bepaalde dienstensectoren, sanitaire en fytosanitaire regels, kwalificatie en erkenning van professionals, toegang tot markten voor publieke aanbestedingen, standaarden in testprocedures, investeringsbescherming, bescherming van arbeidsrechten en milieu, data transfers en privacy, energiemarkten, intellectuele eigendom van onder andere handelsmerken, generische namen en geografische indicaties (EC, 2017).

(31)

Momenteel is het onduidelijk TTIP er ooit nog gaat komen en hoe het er dan uit gaat zien. Dit heeft enerzijds te maken met een nieuwe regering in de VSA en anderzijds met grootschalig protest in de EU (Bartl, 2016). Dit protest is een initiatief van de politiek linkerzijde maar op het sentiment is ingespeeld door rechtse en populistische partijen en politici zoals Trump, Le Pen en UKIP in Groot Brittannië (Dearden, 2016).

De Franse minister voor Handel Fekl heeft in juli 2016 gezegd dat het onmogelijk is om TTIP in 2016 af te ronden. De Duitse vicepremier en minister van Economie Gabriel heeft in augustus 2016 gezegd dat TTIP effectief dood is. Beide ministers waren van mening dat de VSA te weinig toegevingen deed, hoewel de opmerkingen ook kunnen voortkomen uit electorale overwegingen.

Zowel in Duitsland als Frankrijk zijn in 2017 verkiezingen. De opmerkingen kunnen daarom worden opgevat als profilering in aanloop naar die verkiezingen (De Witte, 2017; Euractiv, 2016a;

Gotev, 2016). De verkiezing van Trump tot president van de VSA heeft er aan bijgedragen dat de onderhandelingen momenteel stil lijken te liggen. De VSA hebben zich teruggetrokken uit TPP en in de verkiezingscampagne heeft Trump duidelijk gemaakt dat hij bestaande handelsverdragen wil heronderhandelen (De Witte, 2017; Griffith, Steinberg & Zysman, 2017). Europees

Commissaris voor Handel Malmström heeft verklaard dat TTIP ‘diep in de vriezer zit’ en dat het nu aan de VSA is om aan te geven of en wanneer onderhandelingen worden hervat (Malmström, 2017; Sopinska, 2017). Het is te vroeg om te zeggen dat het definitief afgelopen is. Zowel Europees ambtenaren als mensen uit het middenveld denken niet dat het nu helemaal klaar is (Bartl, 2016). Trump heeft in zijn verkiezingscampagne uitgehaald naar TPP, maar niet tegen TTIP. Daarbij heeft Malmström gezegd dat technische besprekingen doorgaan zodat officiëel hervatten van de onderhandelingen vlot kan gaan (De Standaard, 2016; Sopinska, 2016).

Volgens Novotná (2017) is de beste strategie voor de voorstanders van TTIP om kalm te blijven en gewoon door te gaan zolang TTIP niet onder de radar zit van Trump hoewel dan uiteindelijk wel een sceptisch publiek in vooral de EU overtuigd moet worden. Hierbij kan het helpen om de naam van TTIP te veranderen want het is een metafoor met een slechte connotatie geworden.

Dat is voorgesteld door Frankrijk en Oostenrijk (De Witte, 2017; Euractiv, 2016b). Een andere optie is dat er sectorale akkoorden komen in plaats van één groot akkoord (Bartl, 2016). Een voorbeeld van onderhandelingen die onlangs na lange stilte hervat zijn, zijn die tussen de EU en het samenwerkingsverband van Zuid-Amerikaanse landen MERCOSUR. Het zou dus niet de eerste keer zijn gesprekken eerst stil liggen en jaren later verder gaan (Robert, 2016). Volgens De Witte (2017) is het een tactiek van de voorstanders om nu stil te zijn zodat het protest uitdooft.

In een vraag-en-antwoord met de pers in maart 2017 laat een woordvoerder van de regering van de VSA weten dat er officieel nog geen positie is ingenomen over TTIP (Brady, 2017). De

(32)

Republikeinse woordvoerder voor het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden Paul Ryan heeft opgemerkt dat er gewerkt wordt om het pad voor onderhandelingen te heropenen (Donceel, 2017).

(33)

Hoofdstuk 3. Andersglobalisering & Protest tegen handelsbeleid

Dit hoofdstuk geeft een inleiding op de andersglobaliseringsbeweging en legt de verbinding tussen andersglobalisering en protest tegen TTIP.

3.1 Andersglobalisering

Zoals besproken in hoofdstuk 1 is de huidige vorm van globalisering te omschrijven als neoliberale globalisering. Globalisering is niet een ‘realiteit daarbuiten’ maar, volgens Watson (2001), een mythe gecultiveerd door neoliberalen om verzet te neutraliseren en zinloos te laten lijken. Dit idee werd door de Britse premier Thatcher gebruikt in haar bekende slogan ‘There Is No Alternative’, kortweg TINA (Pinsky, 2010). De huidige vorm van globalisering kent weerstand.

De huidige vormen en reikwijdtes van wereldwijd verzet tegen globaliseringsprocessen is één van de belangrijkste politieke ontwikkelingen van de laatste circa 20 jaar (Anderson, 2013; Kahn &

Kellner, 2007, p. 662; Winslett, 2016). Er is sprake van een terugslag (backlash) tegen

globalisering. Dit is in een stroomversnelling gekomen door de financiële en economische crisis sinds 2007. Hierbij is de onvrede met name gestegen bij mensen in kapitalistische landen met hoge inkomens. De basis achter het protest is verbreed naar de middeninkomens en ook jongeren en ouderen zijn meer betrokken geraakt. Ze staan nu samen met vakbonden en activistische groepen (Albo & Fanelli, 2014; Berezin, 2015; Della Porta, 2015, p. 66).

Net als globalisering is ook het verzet complex, tegengesteld en ambigu. Daarbij varieert het van radicaal progressief tot reactionair en conservatief. Er is dus geen sprake van een eenvormig verzet (Kahn & Kellner, 2007, p. 662; Ritzer, 2011, p. 302). Onder de conservatieve krachten kunnen de verwerping van de Europese Grondwet in Frankrijk en Nederland, de keuze voor Brexit en opkomst van populistische politici als Trump en Le Pen worden gezien (Elliott, 2016;

Hermann, 2007; O’Rourke, 2016; Rennie Short, 2016). Ook terrorisme kan gezien worden als reactie op de huidige vorm van globalisering (Castells, 2010, p. 144; Jalata, 2016, p. 24; Perry, 2008, p. 198). Naast deze defensieve en op nationale soevereiniteit gerichte visies is er ook ruimte gekomen voor alternatieve progressieve visies op globalisering (Anderson, 2013; Berezin, 2015). Dit wordt vaak aangeduid met de term ‘andersglobaliseringsbeweging’ of

‘alterglobaliseringsbeweging’. Andere benamingen zijn ‘global justice movement’, ‘movement of movements’, ‘anti-corporate globalization movement’ of ‘alterglobalization movement’ (Abbeloos, 2009). De term ‘alterglobalisering’ is afgeleid van antiglobalisering, maar moet een onderscheid duidelijk maken tussen enerzijds antiglobalisten die tegen globalisering zijn en liefst een wereld

(34)

zien gebaseerd op conservatieve waarden en nationale soevereiniteit; en anderzijds

alterglobalisten die een alternatieve globalisering willen dan de huidige, gebaseerd op mondiale samenwerking en interactie maar die de negatieve effecten van neoliberale globalisering willen beteugelen (Yanling, 2010).

Waar neoliberale globalisering is verwoord in de TINA-doctrine, is dit tegengesproken door de andersglobaliseringsbeweging met slogans als “Another World Is Possible” en There Are Many And Real(alistic) Alternatives (TAMARA), wat uitmondt in ‘één nee, vele ja’s’ (Abbeloos, 2009, Icaza & Vazquez, 2013; Wainwright, 2012). De beweging bestaat uit diverse actoren zoals mondiale en lokale niet gouvernementele organisaties (NGO’s), vakbonden en

burgerbewegingen die ondanks hun diversiteit te omschrijven zijn als ‘politiek links’ (Reitan, 2012). Er is een gedeeld masterframe in de vorm van verzet tegen neoliberalisme (Ayres, 2004;

Giugni, Bandler & Eggert, 2006; Pleyers, 2010, p.155-156). Framing kan worden gedefinieerd als “collectieve processen van interpretatie, attributie en sociale constructie die intermediëren tussen opportuniteiten en actie” (Giugni, Bandler & Eggert, 2006, p. 14). Het ontwikkelen van een frame is belangrijk voor hoe mensen aankijken tegen een onderwerp. Framing is essentieel voor sociale bewegingen en met name voor heterogene bewegingen zoals de

andersglobaliseringsbeweging (Andretta & Mosca, 2004). Dat framing een werkelijk invloed heeft is aangetoond door Hiscox (2003) in een onderzoek naar framing rond handelsbeleid en door Dür (2016) rond TTIP.

De meest recente cyclus van protest is terug te herleiden tot de opstand van de Zapatista’s in Mexico in 1994, op de dag dat het North American Free Trade Agreement (NAFTA) tussen Canada, Mexico en de VSA in werking trad. Bredere bekendheid kreeg de

andersglobaliseringsbeweging door grote media-aandacht tijdens protesten tegen de WTO in Seattle in 1999 (Andretta & Mosca, 2004; Broad & Heckscher, 2003; Pinsky, 2010). Sindsdien zijn er protesten en massamobilisaties geweest tijdens bijeenkomsten van onder andere de G7 en G8, de WTO, het IMF en de Wereldbank en een globale actiedag tegen de oorlog in Irak in 2003. Ook de ‘Arabische Lente’, Indignados en de Occupy-beweging passen in deze cyclus (Icaza & Vasquez, 2013; Nail, 2013; Reifer, 2013; Reitan, 2012). Naast protesteren zijn er ook pogingen gedaan om alternatieven te formuleren. Hiertoe is meerdere malen een World Social Forum georganiseerd. Dit is bedoeld als open ruimte om te discussiëren over alternatieven (Couture, King, Toupin & Lentz, 2016; Pinsky, 2010). Hiervan zijn ook regionale, nationale en lokale varianten en thematische varianten ontstaan zoals het World Education Forum, World Trade Unions Forum of World Junior Forum. Het World Social Forum is door de deelnemers

(35)

geframed als tegenhanger van het World Economic Forum dat jaarlijks in Davos plaatsvind (Couture, et. al., 2016; De Sousa Santos, 2005; Seoane, 2002; Smith & Smythe, 2010).

Zodoende is sinds halverwege de jaren 1990 een progressieve mondiale beweging ontstaan (Pinsky, 2010; Pleyers, 2010, p. 63). Hoewel er coherentie is in de ideeën van de

andersglobaliseringsbeweging is er nog geen alternatieve ideologie die krachtig genoeg is zoals het Keynesiaanse in de jaren 1940 dat als antwoord kan dienen op het neoliberalisme en de economische, sociale en ecologische crisis (Fanelli & Brogan, 2014; Mann, 2013, p. 354; Steger

& Wilson, 2012).

Nadat de andersglobaliseringsbeweging bekendheid kreeg na de WTO-top is Seattle 1999 is ze getransformeerd naar een beweging die meer kijkt naar binnenlandse kwesties dan naar internationale instituties en politieke toppen. Deze heroriëntatie naar lokale en concrete

problemen is te verklaren doordat door de crisis het gevoel van urgentie van verandering hoger wordt ingeschat. Activisten kiezen ervoor om minder op zoek te gaan naar aandacht in de media via massale demonstraties maar richten zich op lokale en pragmatische strijd. Daarbij komt dat sommige activisten ervaringen hebben opgedaan die ze nu lokaal willen toepassen. Ook staan instituties zoals de WTO en Wereldbank minder in de kijker dan vijftien jaar geleden. Tenslotte kan het meespelen dat er teleurstelling binnen de beweging is over het falen van een eerdere strijd (het stoppen van de Irak-oorlog) (Dweyer, 2013; Zamponi & Daphi (2014, pp. 210-211).

Volgens Della Porta & Parks (2016) hoeft het verplaatsen naar nationale en lokale niveau niet gezien te worden als signaal van falen, maar kan het een strategische keuze zijn omdat de EU niet gevoelig lijkt voor protest tegen bezuinigingen en andere uitingen van neoliberaal beleid.

Tactieken die gebruikt worden zijn onder andere blokkades, pleinen bezetten, flashmobs bij banken en overheden, burgerlijke ongehoorzaamheid, ‘klokkenluiden’ en digitaal ‘hacktivisme’

tegen overheden, bedrijven, internationale financiële instituties, overheidsgeweld en

handelsbeleid (Albo & Fanelli, 2014). Pleyers (2010) onderscheid twee waaiers van tactieken: de

‘way of subjectivity’ en ‘way of reason’. Over de ‘way of subjectivity’ zegt Pleyers dat:

“instead of theoretical arguments or economic calculations, activists of the way of subjectivity strive to resist neoliberal globalization and to construct themselves as actors through performances and lived experience. (...) This subjectivity and creativity are expressed through many actions taken, from the subversion of advertising (‘ad-busting’) to festive carnivalesque parades and companies of clowns during blockades of international summits.’ (pp. 35-36)

(36)

De mensen achter de ‘way of reason’ zien zichzelf eerder als burger dan activist.

“By calling themselves citizens rather than activists, they express their disenchantment with previous forms of activism and their interest in reformulatingways of political engagement on the basis of an active concept of citizenship. To oppose neoliberalism, become actors in globalization, and participate in decisions which affect their lives, they have chosen the way of reason, founded on technical and abstract knowledge, expertise and popular education.” (pp. 109)

3.2 Protest tegen handelsbeleid

Het Europees handelsbeleid in het algemeen en TTIP is het bijzonder wordt de laatste jaren meer dan ooit besproken. Vaak rijst hierbij de vraag of het beleid gericht is op de belangen van de burgers of de nauwere belangen van grote bedrijven (EC, 2014, p. 18; Schroeder, 2017).

Ondertussen is TTIP niet alleen het meest ambitieuze project van de EU op vlak van

handelsbeleid, het is ook het meest omstreden project (Novotná, 2016; Van Ham, 2016). Eén van de uitkomsten van de onderhandelingen over TTIP, of het er nu komt of niet, is een grotere politisering van handelsbeleid en de EU in bredere zin (Fahey, 2016; Gheyle, 2016a). Hiervoor is een combinatie van meerdere factoren. TTIP onderhandelingen vinden plaats in de nasleep van een grote economische crisis en de controversiële maatregelen die daarbij werden genomen waardoor het wantrouwen tegen de EU als geheel is toegenomen (Studdart, 2014). Inhoudelijk omvat TTIP veel meer dan enkel het verlagen van tarieven. Onderhandelingen over reguleringen en niet-tarifaire barrières zijn reden van ongerustheid. Via TTIP, CETA ook het Trade in Services Agreement (TISA) en eerder ACTA, staat de binnenlandse regulatorische autonomie op het spel (Alemanno, 2016; Van Ham, 2016; Winslett, 2016). Reguleringen zijn vaak een weerspiegeling van verschillende democratische keuzes, gericht op publieke en sociale doelen zoals gezondheid en financiële stabiliteit (Eliasson, 2014). Regulatorische samenwerking heeft dus een direct effect op het dagelijks leven en gaat over de keuze over het soort maatschappij waarin men wil leven (Birchfield, 2015; Ullrich, 2016, p. 6). TTIP is gezien als anders dan eerdere handelsakkoorden want voor het eerst is er een gelijkwaardige partner. De EU zou dus compromissen moeten sluiten, in tegenstelling tot onderhandelingen met kleine economieën (Gheyle, 2016b). Hierdoor beperkt protest tegen TTIP zich niet door mensen uit economische sectoren die concurrentie uit de VSA verwachten maar is het relevant voor een breed pallet van organisaties uit middenveld die betrokken zijn bij reguleringen over allerlei zaken zoals milieu en consumentenrechten (Young, 2016). De EU en VSA zijn volwassen democratieën waar veel actoren, waaronder civiele

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om zelfstandig het beheer en de exploitatie van woningen ter hand te nemen, heeft de coöperatie geld nodig.. Dit komt in de eerste plaats van leden, bijvoorbeeld via

Terecht ontstond er meer ruimte voor corporaties om een eigen huur- en investeringsbeleid te voeren, dus zelf na te denken over de vraag welke kwaliteit wense- lijk is, wat die

– Een woning die niet alleen bestemd is voor de armste huishoudens, maar voor ieder- een die in de regio waar hij/zij zoekt, niet op eigen kracht een betaalbare woning kan

De dialoog vindt plaats door samen te bidden, en al doende leg ik voor wat er in mijn hart leeft aan spijt en verdriet, aan verlangen naar een nieuw begin: ik toon mezelf zoals ik

extracurriculaire activiteiten / meer ruimte voor flexibilisering om meer aandacht te kunnen geven aan (bepaalde) groepen leerlingen

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

• Het uitroepen van de gemeente Groningen tot TTIP-vrije gemeente heeft weinig status en is meer bedoeld om een geluid van protest tegen TTIP te laten horen. • De gemeente

Hoewel uit de toelichting op het Vergoedingsbesluit dus kan worden afgeleid dat de vrije artsenkeuze enkel de relatie patiënt- hulpverlener regardeert, lijkt artikel 1 lid