• No results found

3 Methodologische verantwoording

3.4 Analyseren van gegevens

package en in de onderlinge relaties tussen de MCE. In de interviews ging het vooral om het verhaal van de geïnterviewde en zijn de vragen daarbij richtinggevend voor het gesprek. Voor deze interviews is een vragenlijst ontwikkeld (zie bijlage 1). De vragen zijn ontleend aan Merchant en Van der Stede (2012), Ferreira en Otley (2009), Ouchi (1979) en Friis et al. (2015). In de vragen zijn de kenmerken van de verschillende controls (results, action, personnel en cultural controls) en het concept van complementariteit operationeel vertaald. Alle interviews zijn opgenomen op een geluiddrager, waarvoor toestemming werd verleend, en vervolgens overgezet in tekst. Deze transcripten4 zijn vervolgens gebruikt voor de

gegevensanalyse. Door het gebruik van interviews neemt de problematiek voor interne validiteit toe. Door cross-reference toe te passen is dat op te lossen.

Tabel 2 Interviewsessies

Centrale organisatie (regionale dienst Rijkswaterstaat) G1

G2 G3

Algemeen directeur Bedrijfscontroller Senior adviseur HRM-O

24 mei 2017 12 mei 2017 16 mei 2017

Case 1 (afdeling Netwerkontwikkeling en visie) Case 2 (district Oost) G4 G5 G6 G7 Afdelingshoofd Senior adviseur Senior adviseur Senior adviseur 18 mei 2017 18 mei 2017 18 mei 2017 18 mei 2017 G8 G9 G10 G11 Afdelingshoofd Senior adviseur Senior adviseur Senior adviseur 23 mei 2017 16 mei 2017 12 mei 2017 17 mei 2017

Het onderzoek omvat ook het bestuderen van interne documenten van Rijkswaterstaat5. Deze documenten zijn vooral geanalyseerd om de gegevens uit de interviews aan te vullen en te toetsen. Alle gegevens zijn verzameld in de periode april t/m juni 2017.

3.4 Analyseren van gegevens

In dit onderzoek is een strategie gekozen die uitgaat van theoretische proposities (Yin, 2014). In een overwegend deductieve benadering zijn ‘theoretische verwachtingen’ vergeleken met de eigen gevonden ‘empirische observaties’. Deze strategie was al gekozen voordat we met het verzamelen van gegevens zijn gestart. Volgens Yin (2014) is het essentieel om de analytische strategie van te voren te kiezen zodat verzamelde data ook daadwerkelijk

4

De transcripten zijn beschikbaar bij de onderzoeker (177 pagina’s; lettertype Times New Roman 12; regelafstand 1)

32

voldoende analyseerbaar is. Daartoe is een matrix database (Excel)6 ontwikkeld waarin de relevante categorieën, thema’s en concepten zijn aangegeven waarmee richting is gegeven aan het verzamelen en het analyseren van de gegevens. Zoals gememoreerd in paragraaf 3.2 is voor dit analytische proces gebruik gemaakt van de analytische techniek pattern matching. De gegevensanalyse is in een drietal stappen uitgevoerd. Gegevensanalyse betreft zowel het uitrafelen als het structuren van gegevens. Door de gegevens uit te rafelen konden we

doorgronden welke onderwerpen er in de ruwe data aan bod kwamen en waarop de gegevens precies betrekking hadden. Tijdens het proces van gegevensanalyse dienden we constant na te denken over de gegevens, over de samenhang tussen bepaalde categorieën en over de toetsing van de gevonden samenhang. Hierbij is het verzamelen en het analyseren van gegevens constant afgewisseld in een cyclisch of iteratief proces. Voor de laatste stap hebben we een

fenomenologische aanpak gehanteerd.

De eerste stap vormde het reduceren van de ruwe gegevens door in de transcripten van de interviews tekstfragmenten te selecteren die duiding geven van de aanwezigheid van MCE. De analyse van interne documenten heeft hierop aanvullende inzichten opgeleverd en een toetsende rol vervult. Deze tekstfragmenten zijn overgenomen in de matrix database. Hierbij is (kleuren)codering toegepast waardoor de gegevensanalyse traceerbaar is. Het resultaat van deze stap is een integraal beeld van de MC package vanuit de verschillende hiërarchische niveaus in de case organisatie en de perceptie van management en medewerkers over de aanwezigheid van de MCE.

In de tweede stap richt de analyse zich op de onderlinge relaties tussen de MCE. Een aantal vragen was ons behulpzaam voor het identificeren van deze relaties. Bijvoorbeeld, welke doelen dienen deze MCE en welk signaal gaat ervan uit naar de medewerkers? Welke combinaties van MCE, op basis van die doelen en signalen, kunnen worden geduid als complementen, substituten en conflicten? Welke daarvan zijn te herleiden naar hiërarchische, historische of wellicht andere oorzaken? Hoewel in de interviews vragen zijn gesteld over dominante, complementaire en conflicterende MCE, bleek dit, zoals verwacht, niet tot een volledig beeld van de ondelinge samenhang van MC package te leiden. Deze gegevens zijn overgenomen in de matrix database, maar het was aan de onderzoekers om de juiste relaties en patronen te ontdekken.

In de laatste stap hebben we de patronen geduid en verklaard die middels de vorige stappen zichtbaar zijn geworden. Daarmee werden de uitkomsten theoretisch generaliseerbaar.

33

De patronen die op basis van de empirische data tot stand zijn gekomen zijn vervolgens vergeleken met de theoretische proposities. Uit dat vergelijk is eerst voor de afzonderlijke cases een conclusie gegeven. Vervolgens zijn per propositie en op integrale wijze op basis van beide cases de conclusies gegeven waarna de centrale onderzoeksvraag kon worden beantwoord.

Fenomenologische aanpak

Om in de finale stap van de gegevensanalyse de juiste verbanden te kunnen leggen en patronen te ontdekken, hebben we een fenomenologische aanpak gehanteerd. Met deze aanpak beoogden we ook de onafhankelijkheid en objectiviteit van de onderzoekers te vergroten, waarmee de betrouwbaarheid van ons onderzoek eveneens werd vergroot. In deze paragraaf wordt het fenomenologisch onderzoek toegelicht. Hierbij zal overwegend Van der Meide (2015)7 worden geciteerd.

Fenomenologie is een openheid naar de wereld, een manier om tegen dingen aan te kijken, en vervolgens de reflectie daarop. Fenomenologie kan door iedereen worden gepraktiseerd, maar meestal zijn het filosofen en onderzoekers die de uitoefening op zich nemen. Een fenomeen is dat wat verschijnt in ons bewustzijn en kan verwijzen naar elke menselijke ervaring in relatie tot een gebeurtenis, een ding, of een gevoel, zoals bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, een schilderij of verveling. Anders dan het positivisme en het subjectivisme maakt fenomenologie geen onderscheid tussen object-subject, maar spreekt deze over ik-wereld. Dit begrip verwijst naar de onlosmakelijke verbondenheid van de mens met de wereld. We hebben een actieve relatie met de wereld, die Edmund Husserl (1859-1938) aanduidt met intentionaliteit. Het verwijst naar het gegeven dat wanneer we een ervaring hebben, dat altijd verwijst naar iets, en dat deze ervaring haar oorsprong in de wereld kent. In ons dagelijks bestaan leven we in de door Husserl zo genoemde natuurlijke houding, waarin we veel zaken voor vanzelfsprekend aannemen. We gebruiken concepten om de wereld voor onszelf begrijpelijk te laten zijn. Fenomenologie probeert de onderliggende ervaringen te onthullen en doet dat door reductie toe te passen. Husserl gebruikt hiervoor het Griekse woord epoché, dat ‘onthouding’ betekent en verwijst naar het opschorten van onze opvattingen, waarderingen en verklaringen over die ervaring (bracketing). Epoché en bracketing zijn kenmerkend voor de zogenaamde fenomenologische

7

Kortheidshalve verwijzen we naar de literatuurlijst in het artikel van Van der Weide waarin de gegevens van de overige auteurs zijn opgenomen waarnaar ze verwijst.