• No results found

4. Methoden van onderzoek

4.5 Analyse van de data

4.5.1 Thematische analyse

Voor de analyse van de data is gebruik gemaakt van thematische analyse zoals beschreven door Braun & Clarke (2006). In het onderstaande stuk zal dieper worden ingegaan op wat thematische analyse is en hoe het in dit onderzoek is toegepast.

Thematische analyse wordt wel beschreven als de basis van kwalitatief onderzoek (Braun & Clarke, 2006). In plaats van een specifieke methode wordt het omschreven als een ‘tool’ die gebruikt kan worden binnen verschillende vormen van kwalitatief onderzoek. Het belangrijkste doel van de thematische analyse is ‘identifying, analysing and reporting patterns (themes) within data’ (Braun & Clarke, 2006, p. 79). Het identificeren van ‘thematizing meanings’ is echter nog vrij breed. Vandaar dat de onderzoeker vooraf een aantal methodologische keuzes dient te maken in de manier waarop de thematische analyse wordt toegepast. Zo kan er zowel op een inductieve als een deductieve manier naar de data gekeken worden. Waar bij de inductieve aanpak wordt gewerkt vanuit de data, is bij de

34 deductieve aanpak de theorie leidend bij het creëren van codes. In dit onderzoek is gekozen voor de deductieve aanpak, omdat de hoofdvraag en het theoretisch kader leidend zijn in het analyseren van de data. Er is dus vanuit een bepaalde focus naar het verkregen materiaal gekeken, wat van invloed is geweest bij het maken van codes. Deze focus ligt vooral op ‘kernkeuzes’, waarbij zowel gebruik is gemaakt van de literatuur over jongvolwassenen als levenskunst.

Naast de manier waarop er naar de data wordt gekeken is het binnen de thematische analyse ook nog belangrijk om te kijken naar de epistemologie. Hierbinnen zijn twee manieren te onderscheiden: het realistische en het constructivistische paradigma. In het eerste geval wordt puur gefocust op wat de respondenten zeggen. Deze aanpak gaat uit van een ‘simple, largely unidirectional relationship is assumed between meaning and experience and language’ (Braun & Clarke, 2006, p. 85). Het constructivistische paradigma gaat nog een stap verder ‘from a constructionist perspective, meaning and experience are socially produced and reproduced, rather than inhering within individuals’ (Braun & Clarke, 2006, p. 85). Het gaat in het laatste geval dus niet alleen om de individuele motivatie maar om de bredere (sociaal culturele) context. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het constructivistische paradigma. Er is voor deze focus gekozen, omdat kernkeuzes een onderwerp is dat niet allen stoelt op individuele motivatie, maar ook erg wordt beïnvloed door de sociaal culturele context waarbinnen het individu zich begeeft. Deze constructivistische focus is ook van invloed geweest op het vormen van de thema’s. Braun & Clarke (2006) beschrijven hiervoor twee niveaus: het expliciete en het interpretatieve niveau. Waar het expliciete niveau puur beschrijvend is, gaat het interpretatieve niveau nog een laag dieper door ook te kijken naar onderliggende ideeën, concepten en assumpties (Braun & Clarke, 2006). In dit onderzoek is gekozen voor de laatste benadering bij het vormen van thema’s. Hoewel de woorden van de respondenten in eerste instantie letterlijk zijn beschreven, is er daarna nog een extra vertaalslag gemaakt waarin de data zijn geïnterpreteerd en in een bredere (sociale) context geplaatst. Dit sluit aan bij het constructivistische perspectief waar vanuit de data benaderd zijn.

4.5.2 Coderen van de data

Alle interviews zijn, met toestemming van de respondenten, opgenomen op een voice recorder. Vervolgens is ieder interview getranscribeerd het behulp van het programma f4. Voor het coderen is gebruik gemaakt van het computerprogramma Atlas-ti, waarin de tekst ‘gelabeld’ kan worden met verschillende codes. Bij het bepalen of een stuk tekst ‘code waardig’ was, is vooral rekening gehouden met de te beantwoorde deelvraag en de hoofdvraag van het onderzoek. De focus bij het bekijken van de data lag op ‘(kern)keuzes’. Alles wat de participanten rondom dit onderwerp zeiden is gecodeerd.

35 Hoewel er gebruik is gemaakt van deze theoretische aanpak van de thematische analyse is wel geprobeerd zo dicht mogelijk bij de ervaring van de participant te blijven. Dit is onder andere gedaan door de codes te baseren op de taal van de respondent. Als de ervaring te ver af lag van de bestaande codes is er een nieuwe code aangemaakt. Na het coderen van alle interviews heeft er nog een tweede codeerronde plaatsgevonden om te kijken of de codes die in de later gecodeerde interviews aan het licht kwamen wellicht ook terug te vinden waren in de eerder gecodeerde data.

4.5.3 Het organiseren van de data in thema’s.

Uiteindelijk ontstond er een lijst met 208 codes (zie bijlage 9.2), een onwaarschijnlijk aantal dat uiteindelijk terug gebracht moest worden naar een paar verschillende thema’s. Onder een thema wordt door Braun & Clarke het volgende verstaan: ‘a theme captures something important about the data in relation to the research question, and represents some level of patterned response or meaning within the data set’ (Braun & Clarke, 2006, p. 82). Het organiseren van deze grote hoeveelheid codes in een paar verschillende thema’s is als volgt aangepakt (zie bijlage 9.3). Als eerste is er gekeken welke codes er mogelijkerwijs bij elkaar zouden kunnen passen, met het oog op de derde deelvraag: Welke ervaringen beschrijven jongvolwassenen rondom het maken van kernkeuzes? In het begin is er gekeken naar de codes met de meeste citaten (>15). Iedere keer is er gekeken, staat deze code voor een nieuwe ervaring of zijn er codes die mogelijkerwijs duiden op een gelijksoortige ervaring? Op deze manier konden bijvoorbeeld de codes ‘reactie van anderen’ en ‘mening van anderen’ samengevoegd worden, terwijl ‘belangrijk vinden’ een losse categorie leek te zijn. Vervolgens is de gehele codelijst doorlopen om te kijken naar: a. welke codes mogelijkerwijs gelinkt konden worden aan de grotere codes of b. er codes waren die nog een heel nieuwe ervaring aansneden. Op deze manier ontstonden er al kleine clusters. Gedurende dit proces van codes samenvoegen is steeds ook teruggegrepen naar de originele data om de betekenis van de codes te waarborgen. Door middel van het maken van ‘mindmappen’ (visuele overzichtelijke weergave van de georganiseerde data) zijn de mogelijkheden van samenvoegen van codes in overkoepelende thema’s verkend. Dit was een lastig proces, waarbij nieuwe thema’s ontstonden en soms ook weer sneuvelden, omdat de codes ook onder andere thema’s samengebracht konden worden. De leidende vraag in dit proces was: sluit het thema voldoende aan bij de hoofd- en derde deelvraag? Deze vragen vormden de focus waar vanuit de thema’s zijn opgezet. Hierdoor zijn enkele codes, die bij nader inzien toch te weinig in relatie stonden met de hoofd- en deelvraag, gesneuveld.

36 Uiteindelijk zijn er 6 hoofdthema’s ontstaan:

- Wie ben ik? - Wat is mijn doel?

- Welke rol spelen anderen bij het maken van kernkeuzes?

- Hoe verhoud ik me tot de mogelijkheden op de huidige arbeidsmarkt? - Wanneer maak ik welke keuze?

- Hoe verloopt het keuzeproces?

Er is voor de formulering in vraagvorm gekozen omdat veel respondenten nog zoekende waren naar definitieve antwoorden. Zo ging het binnen het thema ‘identiteit’ vooral om de vraag: wie ben ik? Hoewel deze vraag niet altijd letterlijk gesteld werd bleken kwam dit onderzoek in veel interviews terug. Op deze manier is geprobeerd zoveel mogelijk recht te doen aan de ervaringen van de respondenten. Bij het vormen van de thema’s is echter ook de interpretatieve aanpak, zoals beschreven door Braun & Clarke (2006) terug te zien. Er is, naast de letterlijke betekenis van de woorden van de respondenten ook gekeken naar de onderliggende betekenis ervan. Zo kan het zijn dan een respondent een bepaald thema (bijvoorbeeld het hebben van een doel) niet letterlijk noemt maar dat uit de analyse van de data blijkt dat de woorden van de respondent hier wel op wijzen.

37