• No results found

De analyse van de onderzoeksresultaten

In document Thesis Utrechtse Waarden (pagina 32-36)

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten van de brainstormsessie, observaties en vragenlijsten geanalyseerd en vervolgens worden er conclusies geformuleerd. De conclusies hiervan worden

samengebracht tot één oordeel. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk de MCA toegepast, op basis van de informatie uit de literatuur, observaties en vragenlijsten. Met behulp van de multicriteria-analyse kan vervolgens een rangschikking worden gemaakt.

5.1 Analyse van de brainstormsessie

In dit deel van de analyse worden de resultaten van de brainstormsessie geanalyseerd. Deze analyse geeft een lijst weer met potentiële locaties voor het ontwikkelen van een natuurspeelplek. Vanwege de doelstelling van het Streekfonds om naast natuurspeelplekken ook een Landschaps-Beweeg-App te ontwikkelen, was het voor de deelnemers lastig om alleen locaties te benoemen die de potentie hebben om als natuurspeelplek te fungeren. Zo kwam naar voren dat ook afwijkende locaties als musea, winkels en andere bedrijven als interessante locatie zijn aangestipt.

Vanwege het doel van dit deelproject, om slechts locaties in beeld te brengen op basis van hun kenmerken voor een natuurspeelplek, is het onwaarschijnlijk dat deze afwijkende locaties hoog zullen scoren. Daarnaast is het belangrijk om te onthouden dat er bij het benoemen van de locaties geen rekening is gehouden met beschikbaarheid, aansprakelijkheid, moedwilligheid en restricties. 5.1.1 De conclusies uit de resultaten van de brainstormsessie

Uit de brainstormsessie zijn enkele conclusies naar voren gekomen. Allereerst zijn er 48 potentiële locaties in de omgeving Utrechtse Waarden. Van deze 48 locaties liggen elf van de locaties dichtbij Montfoort, zes locaties dichtbij Linschoten, zes locaties dichtbij IJsselstein, vijf locaties dichtbij Benschop, zes locaties dichtbij Lopik, acht locaties dichtbij Oudewater, vier locaties dichtbij

Hekendorp, één locatie dichtbij Papekop en één locatie dichtbij Cabauw. Enkele locaties bevinden zich net buiten de begrenzing van de Utrechtse Waarden. Deze locaties zijn echter benoemd door de deelnemers van de brainstormsessie, waaronder de opdrachtgever. Om die reden kan er vanuit worden gegaan dat ook dit potentiële locaties zijn. Enkele aanwezige kenmerken die de deelnemers hebben benoemd, zijn: grasveld, bos, paden, sloten, plas en heuvels.

Uit de groepsbijeenkomst bleek dat er in de Utrechtse Waarden een groot aantal potentiële locaties zijn. Het gaat hierbij om zowel locaties in stedelijke gebieden, als locaties buitenaf. Gezien het feit dat elke ingeving die de deelnemers aan de groepsbijeenkomst kregen is gedocumenteerd, zijn hierin ook musea en bedrijven opgenomen. Gedurende de analyse van de resultaten wordt beredeneerd welke locaties als input dienen voor het onderzoek en welke locaties afvallen.

5.2 Analyse van de observaties

Uit de resultaten van de observaties is gebleken dat de locaties verdeeld zijn in acht verschillende typen landschappen en derhalve veel variatie te zien is. Om de 38 locaties en hun kenmerken in kaart te brengen zijn 321 foto’s en 38 checklists gebruikt. Op deze checklist staan kenmerken, als: hoge bomen, omgevallen bomen, grasvelden, smalle sloten, brede sloten, heuvels en klimbomen. De volledige checklists zijn terug te vinden in bijlage M.

Indien het Streekfonds besluit om natuurspeelplekken te creëren op verschillende plaatsen in de regio, is het interessant om rekening te houden met de mobiliteit en bereidheid van de doelgroep om te reizen.

Daarnaast bleek dat sommige locaties erg slecht bereikbaar waren en hierdoor moeilijk in beeld te brengen. Aangezien deze locaties niet goed in beeld gebracht konden worden is ervoor gekozen om deze locaties te verwijderen van de lijst met locaties. De reden hiervoor is dat er zonder beeldmateriaal en checklist geen waarde toegekend kan worden aan deze locatie. Zonder deze waarde is het niet mogelijk om opgenomen te worden in de multicriteria-analyse en kan niet berekend worden wat de potentie van de desbetreffende locatie is.

5.2.1 Toelichting afgevallen locaties

Plas Ruinemans, Boomgaard Mastwijkerdijk, Zuiderpark, Langs de Lek en Spaghettilandje

Deze locaties waren erg moeilijk te bereiken en daarmee kon er onvoldoende beeldmateriaal worden verzameld. Zonder voldoende beeldmateriaal is het niet mogelijk om te achterhalen of een locatie als natuurspeelplek kan fungeren.

Legerterrein Benschop

Er was geen toegang mogelijk en derhalve kon er onvoldoende beeldmateriaal worden verzameld. Zonder voldoende beeldmateriaal is het niet mogelijk om te achterhalen of een locatie als

natuurspeelplek kan fungeren.

Speelpark Linschoten, speeltuin Oudewater en het Touwmuseum, Begraafplaats en Hofland-Oost Er zijn op deze locaties weinig tot geen kenmerken gesignaleerd. Om die reden zijn deze locaties ongeschikt.

Na het afvallen van de bovenstaande tien locaties zullen er 38 potentiële locatie worden meegenomen in de multicriteria-analyse.

5.3 Analyse van de vragenlijst

Om de gegevens goed te kunnen analyseren is gekozen voor het uitvoeren van univariate analyses. Voor het vervolg van dit onderzoek hoeven slechts uitspraken te worden gedaan over één variabele. Daarnaast dient de enquête slechts als input voor het beoordelen van de locaties en is het derhalve voldoende om algemene beoordelingen van de speeltoestellen als leidraad te nemen. Bij een eventueel vervolgonderzoek kan het interessant zijn om verder in te gaan op vergelijkingen tussen de leeftijd, geslacht of woonplaats met de beoordelingen die zij geven.

Univariate analyses

Met de univariate analyses kan een beschrijving worden gegeven van één variabele. Door het toepassen van deze analyse kan er inzicht worden verkregen in de scores die elk natuurspeeltoestel toegekend heeft gekregen. Daarnaast kunnen conclusies worden gevormd in de vorm van een rangschikking van de speeltoestellen. In de onderstaande tekst worden de hoogste en laagste scores besproken en geanalyseerd.

De hoogste scores

Na het uitvoeren van de univariate analyse kan gesteld worden dat de kabelbaan over het water met een score van 9,46 de hoogste score heeft bij de 10-puntenschaal. Dit is de totaalscore van dit speeltoestel, gebaseerd op de beoordelingen van alle 59 respondenten. Tevens heeft de kabelbaan

over het water de hoogste score gekregen op de 5-puntenschaal. Met een 4,76 wordt het speeltoestel omschreven als ‘fantastisch’.

Het klimparcours wordt gemiddeld beoordeeld met een 9,20 op de 10-puntenschaal. Op de 5- puntenschaal krijgt dit speeltoestel gemiddeld een 4,71, wat gelijk staat aan het oordeel ‘fantastisch’. Een derde hoge score is die van de touwslinger over het water. Deze wordt op de 10-puntenschaal gemiddeld beoordeeld met een 9,07 en op de 5-puntenschaal met een 4,69 als ‘fantastisch’. De laagste scores

Na het uitvoeren van de univariate analyse kan gesteld worden dat de kruipbuis boven de grond met een gemiddelde van 4,93 de laagste score heeft behaald. Deze wordt dan ook beschreven als ‘niet leuk’. Ook loopblokken scoren laag met een gemiddelde van 5,17 en deze worden omschreven als ‘een beetje leuk’. Daarnaast wordt een liggende boomstam (zonder zijtakken) gemiddeld beoordeeld met een 5,22 en wordt deze omschreven als ‘een beetje leuk’.

Gemiddelde beoordelingen van de speeltoestellen

In bijlage L is een tabel weergegeven met daarin de gemiddelde beoordelingen van de speeltoestellen. Deze resultaten zijn verdeeld in speeltoestellen die beoordeeld zijn met een 7,00 of hoger en

speeltoestellen die beoordeeld zijn met een 6,99 of lager.

Opvallend aan de speeltoestellen die beoordeeld zijn met een 7,00 of hoger is dat veel van de speeltoestellen met een hoge beoordeling water vereisen in de vorm van een plas of sloot. Daarnaast lijkt de doelgroep een voorkeur te hebben om voor toestellen te kiezen waarbij geklommen moet worden. De toestellen waarbij de kinderen middels een touw boven de grond of het water moeten hangen scoren opvallend veel hoger dan de overige natuurspeeltoestellen.

Opvallend aan de speeltoestellen die beoordeeld zijn met een 6,99 of lager is dat veel van de

speeltoestellen die er op het oog nogal simpel uit zien, over het algemeen laag worden beoordeeld. Bij deze natuurspeeltoestellen wordt weinig activiteit gevraagd. Zo worden een boomstam, blokken, en bankje vrij laag beoordeeld. Ook valt het op dat de lager beoordeelde natuurspeeltoestellen over het algemeen toestellen zijn waarbij weinig risico’s komen kijken.

Buitenspeelgedrag

Ongeveer drie op de vier kinderen geeft aan vaker buiten in de natuur gaan spelen als er leukere natuurspeeltoestellen aanwezig zouden zijn. Daarnaast geeft 22% aan dit misschien te doen. Dit komt neer op een mogelijke toename in het buitenspeelgedrag bij 96,6% van de ondervraagden. Dit geeft aan dat het ontwerpen van natuurspeelplekken een positieve invloed zou hebben op het

buitenspeelgedrag van de doelgroep. Op dit moment speelt 32,2% van de kinderen nooit in de natuur. Zij spelen ofwel in speeltuinen in de buurt of blijven alleen maar binnen. Daarnaast speelt één op de drie kinderen op dit moment slechts één of twee dagen per weer in de natuur. Dit komt er op neer dat twee op de drie kinderen op dit moment nooit of soms in de natuur spelen. Indien het toevoegen van natuurspeelplekken daadwerkelijk 96,6% van de kinderen zou aansporen om vaker buiten te gaan spelen zou dit een enorme stijging als gevolg kunnen hebben.

Mobiliteit

Uit de resultaten is gebleken dat twee op de drie kinderen wil dat de natuurspeelplek niet verder dan 500 meter van hun huis of school is verwijderd. Daarnaast geeft één op de drie kinderen aan wel degelijk een stuk te willen reizen, variërend van 500-1000 meter tot 2-5 kilometer van huis. De overgrote meerderheid blijkt derhalve aan te geven dat zij de speelplek het liefst in hun directe omgeving zien. Hierdoor zouden enkele locaties uit de brainstormsessie en observaties minder interessant worden, aangezien de doelgroep niet bereid lijkt om ver buiten hun woonplaats te willen

gaan. Echter, voorafgaand aan dit onderzoek is bepaald om alleen te beoordelen op basis van de mogelijkheid om natuurspeelplekken te creëren op basis van de natuurlijke kenmerken van een locatie. Daarnaast blijkt dat twee op de drie kinderen niet bereid is om grote afstanden af te leggen tussen verschillende natuurspeelplekken. Een groep van ongeveer 20% geeft aan grotere afstanden te willen afleggen tussen speelplekken. Ook deze informatie is niet van groot belang voor dit onderzoek, maar tijdens een vergevorderde conceptontwikkeling is het echter interessant om de mobiliteit van de doelgroep te bestuderen.

De tabellen met de exacte percentages van de bovenstaande analyses zijn weergegeven in bijlage N. Conclusie van de univariate analyse

∙ De gegeven scores aan de natuurspeeltoestellen variëren van 4,93 tot 9,46. De kabelbaan boven het water, het klimparcours en de touwslinger over het water scoren gemiddeld het hoogst van alle speeltoestellen. De kruipbuis onder de grond, loopblokken en een boomstam zonder zijtakken worden gemiddeld het laagst beoordeeld;

∙ 16 speeltoestellen scoren gemiddeld een 7 of hoger en 17 speeltoestellen scoren gemiddeld een 6,99 of lager;

∙ De toestellen waarbij de kinderen middels een touw boven de grond of het water moeten hangen scoren opvallend veel hoger dan de overige natuurspeeltoestellen;

∙ Speeltoestellen die er op het oog nogal simpel uit zien worden over het algemeen laag beoordeeld; ∙ De lager beoordeelde natuurspeeltoestellen zijn over het algemeen toestellen zijn waarbij voor de kinderen weinig risico komt kijken;

∙ Het grootste gedeelte van de kinderen van 9 tot en met 12 jaar uit de Utrechtse Waarden geeft aan vaker te willen buiten spelen, wanneer de natuurspeeltoestellen leuker zijn;

∙ Twee op de drie kinderen geeft aan 1 tot 2 dagen of minder per week buiten te spelen;

∙ Twee op de drie kinderen geeft aan niet verder van hun huis of school te willen reizen dan 500 meter;

∙ Over het algemeen willen twee op de drie kinderen geen grote afstanden reizen tussen verschillende natuurspeeltoestellen. Zij zijn bereid maximaal 500 meter tussen de plekken te reizen.

5.4 Multicriteria-analyse

Op basis van de resultaten uit het veldonderzoek is vervolgens een multicriteria-analyse uitgevoerd. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat een MCA bestaat uit een effectenkant, een alternatievenkant, een beoordeling en de weging die daaraan wordt toegekend. Binnen dit onderzoek vormen de locaties de alternatievenkant van de tabel en de speeltoestellen de effectenkant van de tabel. Daarnaast worden de beoordelingen verdeeld in ‘++’,’+’,’-‘ en ‘—‘. De keuze bij deze beoordelingen is gebaseerd op de kenmerken van de desbetreffende locatie en de mogelijkheid om het desbetreffende natuurspeeltoestel te kunnen toevoegen. Vervolgens worden deze beoordelingen omgezet in 1.0, 0.75, 0.5 en 0, want door deze om te zetten in een getal is deze vermenigvuldigbaar met de gegeven weging. Tot slot wordt de weging toegepast, deze is bepaald op basis van de gemiddelde beoordelingen van kinderen van 9 tot en met 12 uit de omgeving Utrechtse Waarden. De beoordelingen 1.0, 0.75, 0.5 en 0 dienen te worden vermenigvuldigd met de weging (de gemiddelde beoordelingen). Hieronder wordt de MCA in stappen toegepast.

Stap 1 Kenmerken van locaties koppelen aan speeltoestellen

Bij het koppelen van de locaties aan speeltoestellen is bewust gekozen om een eenvoudige

beoordelingsvorm te kiezen. Hierbij worden slechts ++,+,- en — gebruikt, omdat deze eenvoudig zijn om te zetten in getallen en daarnaast een goede verdeling geven.

De verschillende beoordelingen zijn als volgt opgebouwd:

++ De locatie is hiervoor uitermate geschikt, veel kenmerken aanwezig

+

Dit is op deze locatie mogelijk, enkele kenmerken aanwezig

-

Deze locatie is hiervoor niet de ideale plek, weinig tot geen kenmerken

In document Thesis Utrechtse Waarden (pagina 32-36)