• No results found

Analyse Mystieke Casussen

In document Woorden voor het Woordloze (pagina 60-64)

In het tweede deel van deze scriptie zal ik mijn voorstel uitvoeren om mystici te centraliseren. Ik zal twee auteurs die als mystici gedenomineerd kunnen worden, hun leer en hun teksten nauwgezet analyseren. Het doel van deze casuïstiek is om te ontdekken hoe deze verdieping in specifieke mystieke teksten, leerpunten kan opleveren die voor een (algemeen) geestelijk verzorger een bron van zijn of haar spiritualiteit kunnen vormen. Het is dus zogezegd om inductief de these te testen, en daarmee ook om het bereik en de beperkingen ervan te ondervinden.

IS ER WEL SPRAKE VAN MYSTIEK BIJ DEZE AUTEURS?

Ik heb gekozen voor twee ‘mystici’: Eckhart von Hochheim, beter bekend als Meister Eckhart, en de chanmeester Huangbo Xiyun. Nu is er zeker een discussie mogelijk over of deze auteurs überhaupt mystici zíjn en, indien het geval, in hoeverre hun ‘leer’ daartoe kan worden teruggebracht. Zeker in het geval van Eckhart is er op academisch niveau al veel debat geweest over zijn denominatie als ‘mysticus’.195 Deze discussie heeft in de Eckhart-studies het inzicht opgeleverd dat Eckhart niet gereduceerd kan worden tot louter ‘mysticus’. Om zijn werk goed te begrijpen kunnen we er niet omheen om hem tevens als filosoof en theoloog beschouwen; dit zal duidelijk worden wanneer ik bronnen bespreek die van invloed zijn geweest op Eckhart’s denken.

In de context van deze discussie wordt ook vaak het verschil benadrukt tussen Eckhart’s Middelhoogduitse teksten enerzijds, die een hoog mystiek gehalte zouden hebben, en zijn Latijnse teksten anderzijds, die vooral scholastisch begrepen zouden

195 Zo heeft met name Kurt Flasch deze discussie aangezwengeld in zijn artikel “Meister Eckhart: Versuch,

ihn aus dem mystischen Strom zu retten” In Peter Koslowski (red.). Gnosis und Mystik in der Geschichte der

Philosophie. Zurich: Artemis Verlag, 1988, pp. 94-110; Zie ook André van der Braak, “Eckharts Dialoog met

zen: mysticus, filosoof of dominicaanse prediker?” In André van der Braak (red.). De spiritualiteit van Meister

moeten worden.196 Maar net als de discussie over de denominatie van ‘mysticus’ komt de tegenstelling vooral voort uit een zwart/wit denken.197 Uiteraard helpen de extreme posities in het begin als een tegenhanger van een dominante interpretatie, om zo meer nuance aan te brengen in het debat. Maar zijn Latijnse en Middelhoogduitse teksten radicaal van elkaar te scheiden doet geen recht aan de complexe aard van zijn werk, noch doet de bewering dat Eckhart niet als mysticus kan worden beschouwd, maar louter als theoloog en filosoof moet worden begrepen, recht aan alle dimensies van zijn werk. Als we de kern van de mystiek begrijpen als gethematiseerd door een omvorming van de eigen bewustzijnstoestand, dan kunnen we Eckhart niet volledig begrijpen als we deze dimensie buiten beschouwing zouden laten. Dat zal ik ook toelichten in de paragraaf waarin ik nader in ga op de mystieke dimensie van Eckhart’s leer.

Voor Huangbo, en chan/zen in het bijzonder, geldt eenzelfde soort redenering. Ook hier zien we veel academische discussie over de interpretatie van chan in het westen, een interpretatie die met name zou zijn beïnvloed door Daisetsu T. Suzuki’s opvatting van chan als een universele, abstracte en mystieke stroming.198 Hoewel het niet te ontkennen valt dat Suzuki een idiosyncratische opvatting van chan geïntroduceerd heeft, levert mijns inziens ook in dit geval een ontkenning van een mystiek element in chan, slechts het missen van een belangrijk kenmerk op. Hoewel Heinrich Dumoulin in zijn A History of Zen Buddhism Suzuki’s versie van chan expliciet tegenspreekt en nuanceert, kiest hij er nog steeds voor om te praten over ‘mystiek’, zowel in chan als in het (vroege en late) boeddhisme.199 In het hoofdstuk waarin we Huangbo bespreken zal ook duidelijk worden dat er wel degelijk een mystieke kern in zijn leer (en daarme in de chan traditie) is.

WAAROM JUIST DEZE AUTEURS UIT DEZE TRADITIES?

Ik heb gekozen voor deze auteurs allereerst omdat ik al bekend en vertrouwd ben met het werk van beiden. Eckhart heb ik reeds meerdere malen bestudeerd, tot zelfs in het Middelhoogduits. Nog niet eerder heb ik Die rede der underscheidunge centraal geplaatst, hoewel ik die al wel ooit gelezen had, maar daar heb ik uiteindelijk voor gekozen om niet te verzanden in de hoeveelheid traktaten en preken die onder naam van deze

196 Bernard McGinn, The Mystical Thought of Meister Eckhart: The Man from Whom God Hid Nothing. New

York: Crossroad, 2001, pp. 33-34.

197

McGinn, Mystical Thought of Meister Eckhart, p. 21.

198 King, Orientalism and Religion, p. 156. King bespreekt de invloed van Suzuki’s interpretatie van zen op

vele plekken in zijn boek.

auteur reeds verschenen zijn. Eckhart is bovendien een goed voorbeeld van een gezaghebbende mysticus in de christelijke traditie.

Voor Huangbo geldt ook zoiets. Met chan/zen ben ik al bijna tien jaar vertrouwd, zowel in de theorie als in de praktijk van zazen (zenmeditatie). De tekst

Chuanxin fayao (On the Transmission of Mind) en de Wanling lu las ik voor het eerst in de

Blofeld vertaling toen ik mijn zentraining deed in 2012-2014 in het Japanse Rinzai Zen klooster Sogen-ji in Okayama. Het is een relatief korte tekst, maar de invloed die Huangbo had op de traditie ook via zijn meest invloedrijke leerling Linji Yixuan (Jp. Rinzai Gigen) is gigantisch te noemen. Het document is bovendien goed te dateren en het auteurschap is onomstreden; dat ligt met veel andere zenteksten van vroegere datum wat gecompliceerder.

Ik heb er opzettelijk voor gekozen om zowel een christelijke mystieke tekst als een Aziatische tekst te behandelen. Ik heb ook getwijfeld over de Zhuangzi (daoïsme), maar uiteindelijk vormt de monastieke context en de lengte en de vorm van de ‘preek’ voor de tekst van Eckhart en van Huangbo een goede achtergrond waartegen overeenkomsten en verschillen kunnen worden beschouwd. Mijn intentie is echter in eerste instantie niet om de beide teksten te vergelijken, maar ‘slechts’ om te zien waar zij de (algemeen) geestelijke verzorging kunnen ondersteunen. Overeenkomsten en verschillen tussen de tradities zijn daarbij van ondergeschikt belang.

Mijn methode is zoals gezegd kritisch hermeneutisch.200 Ik zal veelvuldig gebruik maken van citaten om zo steeds van de concrete tekst terug naar de algemene bewering en weer terug naar de concrete tekst te gaan. Dit proces, de hermeneutische cirkel, plaatst specifieke passages in de context van het grotere geheel van de leer, als ook tegen de historische achtergrond waartegen de tekst is geschreven. Door veel te citeren hoop ik ook, voor zover mogelijk in vertaling, dicht bij de verwoording van de mystieke tekst zélf te blijven. Maar uiteindelijk ben ik me ervan bewust dat ik nog steeds de selectie maak: ik parafraseer en citeer en orden het geheel. Ik heb echter geprobeerd om steeds zo representatief mogelijk de kernthema’s van de tekst eruit te halen. Daarin pretendeer ik niet volledig te zijn, over deze auteurs valt immers genoeg uit te weiden, maar dat is ook niet strikt noodzakelijk omdat het doel is om te illustreren wat de

bruikbaarheid van de mystiek kan zijn voor de algemeen geestelijke verzorging.

200 Zoals in het eerste hoofdstuk aangegeven volg ik de kritische hermeneutiek zoals Habermas die

201

—Eckhart von Hochheim

IV. Mystieke Casus #1: Eckhart von Hochheim’s

In document Woorden voor het Woordloze (pagina 60-64)